metropolis m

Remy Jungerman wordt op de foto gezet

Even leek het helemaal fout te gaan toen kort na de bekendmaking van de uitverkiezing van Iris Kensmil, Remy Jungerman en stanley brouwn, de laatste noodgedwongen afviel. Het leidde tot een fel en soms wat onfris raciaal debat. In Venetië voelt die controverse heel ver weg.

Als je rondloopt door het Nederlands Paviljoen is het lastig je voor te stellen dat er bij de presentatie van de plannen van Benno Tempel  zo’n enorme rel ontstond. Hier zijn geen kunstenaars actief die met het mes tussen de tanden de confrontatie zoeken in een poging de Nederlandse kunstgeschiedenis te fileren; geen slopers die afbraak als enige uitweg zien om iets nieuws op te gaan bouwen of cynici die de Nederlandse samenleving graag een bitterzwarte spiegel voorhouden. Iris Kensmil en Remy Jungerman tonen zich juist uiterst schatplichtig aan de moderne traditie, waar hier (zonder stanley brouwn) vooral Mondriaan en Rietveld model voor staan. Repectvol citeren ze de kunst die ze presenteren als een belangrijke basis voor hun eigen kunstenaarschap. 

In plaats van een nieuw schisma te creëren wordt in het Nederlands Paviljoen een grote verzoening gepropageerd, tussen de kunstenaars onderling, tussen hen en de geschiedenis waar ze zich zo graag toe verhouden, tussen de kunst en politiek, de kunstenaars en hun publiek. Het maakt het Nederlands Paviljoen tot een uiterst vriendelijke, uitnodigende tentoonstelling, een die niet tegen de haren instrijkt maar zelfs ietwat braaf en museaal oogt.

Waardering is de common ground. Van de kunstenaars voor het paviljoen van Rietveld bijvoorbeeld, dat wordt uitgelicht en begrepen op een manier zoals maar weinigen voor hen dat hebben gedaan. Er is veel waardering voor Mondriaan, die letterlijk en figuurlijk de drager is van de belangrijkste formele karakteristieken van deze tentoonstelling, en voor heel veel andere tradities door welke de kunstenaars zich geïnspireerd weten. Dan gaat het vooral om die geschiedenissen die in het witte deel van de wereld niet goed gekend zijn (zeg maar gewoon niet) en die opnieuw, heel vriendelijk, met een glimlach en met zachte hand worden geïntroduceerd.

Cultuurstrijd, identiteitsconlict, racisme en Zwarte Piet, die in Nederland het interculturele debat te vaak een naar en agressief karakter geven, zijn hier in geen velden of wegen te bekennen. Deze kunstenaars hebben een andere agenda dan die activisten over en weer hebben. 

Iris Kensmil

Remy Jungerman

Wat niet wegneemt dat ze kanttekeningen plaatsen bij de kunstgeschiedenis die hier zo prominent voor het voetlicht wordt gebracht. Het modernisme mag dan een utopisch project geweest zijn, gedragen door radicale kunstenaars die fantaseerden over een betere wereld, er schort wel het een en ander aan. 

In haar presentatie plaatst Kensmil portretten van belangrijke zwarte vrouwen, die hun eigen dromen hebben nagejaagd bovenop composities van Mondriaan en Malevich. Ze vertegenwoordigen een nog weinig gehoord ander utopisch denken, dat van de Zwarte Moderniteit, zoals Kensmil het noemt. Meer dan Mondriaan hebben deze vrouwen in de ogen van Kensmil de toekomst, die naar haar stellige overtuiging in het teken staat van inclusiviteit. Als ik vraag of het wandje tegenover de vrouwen, waar verschillende werken van beroemde kunstenaars in diverse tentoonstellingen worden geportretteerd dan kritisch bekeken moet worden, als dragers van een merendeels witte overlevering, kijkt Kensmil me verbaasd aan. Ook dat is een eerbetoon aan kunstenaars die ze diep bewondert, voor kunstenaars die bovendien niet enkel wit zijn. David Hammons zit erbij, On Kawara, Adrian Piper, Charlotte Posenenske en uiteraard stanley brouwn (met een klein wit boekje).

Remy Jungerman verbindt op zijn beurt abstracte composities, gereduceerd tot een grid, die witte mensen associëren met de modernistische traditie, aan een heel andere cultuur, onder meer de zwarte cultuur van de Marrons, het Surinaamse volk dat een rijke traditie heeft bij het maken van complexe geometrische stoffen. De stof dient bij Jungerman als drager van eigen patronen en composities in sculpturale installaties. Een grote tafel is het centrale werk bij binnenkomst en nodigt uit voor het gesprek. Erboven hangen hangende sculpturen, als steden die worden geprojecteerd op een wereldkaart.

Als ik Jungerman spreek zit hij vol verhalen over waar zijn werk aan raakt. Over kunst en religie, abstractie en symboliek, de westerse en Afrikaanse cultuur. Over connnecties toen en nu, tussen werelden aan weerszijden van de oceaan, waar uitwisseling plaatvond en beïnvloeding zijn weg vond, tegen de scheve machtsverhoudingen in. Hij praat over zijn relaties met Paramaribo, Amsterdam en New York, over Mondriaan en de Engelsen die Nieuw Amsterdam ruilden voor Suriname. Over het Winti geloof dat wil dat we altijd in gesprek blijven met onze voorouders. Over het water, dat er in leterlijke zin niet is, maar wel alles in beweging heeft gezet. Ook hier. De grote tafel staat bovenop een droge rivierbedding.

Remy Jungerman

Iris Kensmil

Kensmil en Jungerman vragen zich af waar het zwarte perspectief is in de kunstgeschiedenis van vandaag. In de catalogus heeft Paul Goodwin het over het begrip ’trans’, als een term die een bepaalde methodologie suggereert met ruimte voor andersdenkenden (waar globalisme een dwingend neoliberaal kader oplegt). Het geeft een stem aan een wereld die openstaat voor nieuwe verhalen die de beperktheid van de nog altijd alom gangbare ‘frames’ van iedereen onder ogen brengen, maar vooral – meer positief – weten te openen en verbinden. Benno Tempel spreekt op zijn beurt over vloeibaarheid die door de ruimte trekt, alles ritmisch in beweging zet en houdt, ook het publiek dat als vanzelf door de ruimte kruist, de uithoeken bezoekt, en overal op details en referenties stuit.

Maar Jungerman vindt het minstens zo belangrijk dat we de poëzie van het werk begrijpen. Ook Kensmil vestigt de aandacht op de meer formele facetten van haar werk, de schilderachtigheid van de portretten, de subtiel wisselende formaten, de muurschilderingen en omgang met de architectuur die door deze twee kunstenaars zijn tegendraadse ritmiek krachtig vrijgeeft. 

Toch vraag ik me af of wat de belangrijkste verdienste van dit paviljoen gaat zijn. Ik vermoed dat dat toch in de inhoud zit meer dan de vorm, het politieke aspect ervan, de verhalen die worden verteld. Het werk moet het hier vooral hebben van de onderwerpen die het deze Venetiaanse white cube inbrengt en het debat dat daarmee wordt aangejaagd. En het moet het hebben van de toon waarop dat gebeurt.

HEB JE HEM AL IN HUIS? DE METROPOLIS M VENICE BIENNALE GUIDE 2019. BESTEL HEM HIER OF NEEM EEN ABONNEMENT. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE HEM JE HET NIEUWE NUMMER MET DE GUIDE GRATIS TOE. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected]

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen