metropolis m

Best wel vreemd. Nederlands grootste (staats)prijs voor jonge kunstenaars heeft een Franse naam: Prix de Rome, die iedereen met grote vanzelfsprekendheid gebruikt. Tot dit jaar hoorde je er niemand over. Terwijl het toch redelijk onvoorstelbaar is dat, om een vergelijking te trekken, de Prix Marcel Duchamp, een van Frankrijks grootste kunstprijzen, de Amsterdam Prijs (op z’n Hollands) zou heten. Of dat de Turner Prize door de Engelsen trouw de Van Doesburg Prijs zou worden genoemd.

In Nederland is Prix de Rome een begrip waar niet echt aan gemorreld wordt. De Napoleontische traditie (de prijs is ingesteld door Koning Lodewijk Napoleon in 1808) dicteert en het heden volgt. Joram Kraaijeveld stelt er enkele vragen bij in het huidige nummer van Metropolis M, in het kader van een reeks artikelen onder de titel Jonger dan veertig. Hij vraagt zich af of de eurocentrische culturele erfenis die in die naam in ere gehouden wordt wel in ere gehouden zou moeten worden, gezien de veranderende culturele verhoudingen in de wereld, ook binnen Nederland waar veel landgenoten gevormd zijn door heel andere culturele tradities. 

Ik denk niet dat de naam van de prijs snel zal worden veranderd. Of dat het de genomineerden veel kan schelen hoe de prijs uiteindelijk heet (zolang het prijzengeld maar wordt overgemaakt). De reis naar Rome die ze sinds een paar edities winnen (indachtig de zeventiende-eeuwse Franse kunstprijs waarnaar de huidige Prix is gemodelleerd) wordt door hen ongetwijfeld met plezier aanvaard. Al kun je je natuurlijk wel afvragen of de eeuwige stad in professioneel opzicht dezelfde relevantie heeft als in de zeventiende eeuw tijdens de Grand Tour. Of dat een reisje naar Berlijn of Londen of studiebestemming naar eigen keuze niet meer bij deze tijd past.

Noem het de beleidsmatige bijverschijnselen van een onmiskenbaar instituut. Want prijzenswaardig bij de Prix is uiteindelijk toch vooral de mate waarin de prijs zich trots overeind heeft weten te houden op een toch wat inflatoir terrein, dat van de hedendaagse kunstprijs. Bij de meeste kunstprijzen zal iedereen zijn geheugen moeten pijnigen om zich nog een vorige winnaar te herinneren, maar bij de Prix zullen vermoedelijk opvallend veel mensen een vorige winnaar weten te noemen. Het is toch de koning onder de kunstprijzen, met een naam en faam die groter is dan zelfs die van de in prijzengeld hoger gewaardeerde Johannes Vermeerprijs (de tweede Nederlandse staatsprijs die wordt uitgekeerd als oeuvreprijs aan gevorderde kunstenaars).

Esiri Erheriene-Essi 

Het is de kwaliteit van de genomineerden die de prijs maken en die zit ook dit keer bij de Prix weer snor. Afgelopen weekend ben ik even gaan kijken in het Stedelijk, om de uitslag (31 oktober volgt de bekendmaking van de winnaar) voor te zijn en de eindselectie nog onbevooroordeeld tegemoet te treden. Ik zag vier genomineerden die vier degelijke presentaties afleveren. Het ziet er verzorgd uit, maar de tentoonstelling is niet heel verrassend. 

De publiekspleasers zijn – heel slim – aan de randen van de route opgesteld: Esiri Erheriene-Essi en Sander Breure & Witte van Hulzen. Het is daar waar het meeste publiek zich verzamelt en het best lijkt te begrijpen waar de kunst om draait.

Erheriene-Essi schildert in een geheel eigen stijl alledaagse taferelen van zwarte mensen. De vrolijke schilderijen ademen de geest van het familiealbum dat er naar mijn smaak nog iets te veel in herkenbaar is. De wat opdringerige beeldclichés waar iedereen (zwart en wit) zich in kan herkennen dragen subtiele (en soms wat minder subtiele) politieke boodschappen, waarvan de noodzaak om het leven van zwarte mensen meer zichtbaar te maken de belangrijkste is.

Esiri Erheriene-Essi 

Esiri Erheriene-Essi 

Sander Breure & Witte van Hulzen creëerden in het Stedelijk een performatieve installatie met enkele grof geboetseerde figuren, die gemodelleerd zijn naar bestaande dokters, medisch wetenschappers en verpleegsters. Ze staan opgesteld aan de randen van de zaal, rondom een vlak waarop acteurs, die zich bij verrassing losmaken uit het publiek, quasi-medische handelingen verrichten, wisselend in de rol van dokter dan wel patiënt. Het is een choreografie van de medische stand die voor iedereen wel momenten van herkenning oproept, maar ook niet heel veel meer dan dat.

Vreemd genoeg ontbreekt de spanning of de beklemming die zozeer bij ziekenhuizen hoort. Waardoor de installatie ook niet de herinnering aan hun recente  meer vervreemdende installatie in Marres wegdrukt (soms kan een herinnering aan een ouder werk een nieuw werk danig in de weg zitten). Het beste moment in dit werk is het moment waarop de acteurs rondom in de zaal met hun mond dicht op de muur om een draadlampje ‘aaaahhh’ zeggen. Het museumbezoek wordt KNO-onderzoek, de spreekwoordelijke museale ‘ooohhh’ een medische ‘aaahhh’.

Sander Breure & Witte van Hulzen

Sander Breure & Witte van Hulzen

Femke Herregravens werk weet mij meer te intrigeren met een verzorgde, misschien ietwat modieus overkomende ‘geplastificeerde’ installatie, bestaand uit diverse onderdelen (video, lichtbak, sculptuur). Ze buigt zich op de haar typische wijze over enkele complexe gelaagde wetenschappelijke en financiële structuren waarin de mens zich gevangen weet. In dit geval verbindt ze een paleontologisch geïnspireerd motief (het strottenhoofd van een primaat, gelegen op een dissectietafel), aan de duikreflex van de mens (die, lees ik, ons ons stemvermogen heeft opgeleverd), en de naderende catastrofe van de mensheid als gevolg van de zeespiegelstijging, waar verzekeraars al goed aan blijken te verdienen. 

Het oogt meer klinisch dan dramatisch (hoezeer het schip op de video ook op de golven heen en weer wordt gesmeten), als een sfeervolle laboratoriumsetting waar de professor helaas net uit weggelopen is. Tot spijt van het publiek dat wel om wat extra uitleg verlegen zit. De vrij onleesbare toelichting aan de muur biedt helaas weinig soelaas al blijven bij mij twee woorden hangen voor mijn eerstvolgende scrabblebeurt: ‘aquatisch’ en ‘wateraaphypothese’.

Femke Herregraven

Femke Herregraven

Femke Herregraven

Daartegenover is het verwante catastrofedenken bij Rory Pilgrim buitengewoon toegankelijk. In de stijl van de jaren zeventig communityfilm (lees ik in de toelichting, want ik zou het zelf er niet uitgehaald hebben) filmt hij Amerikaanse jongeren die zich in hun zuidelijke provinciestad zorgen maken om het milieu en naar voorbeeld van Greta Thunberg opstaan en in een sleutelscène de wereld letterlijk toeschreeuwen dat het misbruik van de aarde moet stoppen.

Pilgrim maakte een wat loom en vriendelijk getoonzet vriendenportret van een milieubewuste generatie die langzaam maar zeker in de gaten krijgt dat hun ouders de wereld echt niet gaan redden. Dat zullen zij moeten doen. En snel! Maar dan snel op z’n zuidelijks Amerikaans onder het motto: Maximum Crisis Maximum Calm. Ik heb nog nooit zulke zoete en dromerige en vertwijfelde activisten gezien, om verliefd op te worden.

Het is een film die het moet hebben van oneliners (die ook aan de muur zijn opgehangen) en de perfect in beeld gebrachte, soms zelfs wat overromantische scènes, waarlangs je sympathie voor de groep zich langzaam opbouwt. Meest kenmerkend zijn de zoete melodielijnen die uitmonden in melancholieke liedjes die gezongen worden door een jong zwart meisje. Terwijl ik naar buiten loop mijmert een van de melodieën nog lang in mij hoofd na.

Rory Pilgrim

Rory Pilgrim

Rory Pilgrim

Doorgaans tekent zich bij de Prix wel een winnaar af, maar hier is de keuze lastiger. Het is een redelijk vergelijkbare selectie, qua naam en faam, van kunstenaars die zich in hun werk bewust tonen van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, waarbij tegelijkertijd niemand echt op de trom wil slaan of het publiek wil uitdagen. 

Ik gok dat Breure & Van Hulzen niet zullen winnen. Eerder mijn persoonlijke favoriet Rory Pilgrim met zijn fluwelen spandoek activisme. De meest politiek noodzakelijke keuze is Erheriene-Essi, wat de kinderjury al haarfijn aanvoelde (zij kozen haar omdat ze het belangrijk vinden dat er meer zwarte mensen in het museum te zien zijn). Maar ik geef Femke Herregraven meer kans, gezien haar volstrekt eigenzinnige onderzoek waar ze recentelijk een andere, meer poëtische visuele vertaling aan geeft.

Op 31 oktober wordt de winnaar bekendgemaakt en zullen we het weten. 

LEES DE TEKST VAN JORAM KRAAIJEVELD IN HET NIEUWE NUMMER VAN METROPOLIS M NR 5-2019 CATALOGUE IMAGINÉ. NU IN DE WINKEL. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE JE HET GRATIS OP. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected]

Prix de Rome 2019, Stedelijk Museum Amsterdam, t/m 22.3.2020

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen