metropolis m

Patricia Kaersenhout, Guess Who’s Coming to Dinner Too? (detail), foto Aatjan Renders

Voor haar iconische werk The Dinner Party (1979) had Judy Chicago verzuimd ook niet-witte en niet-heteroseksuele vrouwen uit te nodigen. Met terugwerkende kracht doet Patricia Kaersenhout dat nu alsnog aan haar tafel in De Appel. Marsha Bruinen bezocht een bijzonder gesprek met Ansuya Blom.

Als het koud is, trek je je jas aan: het lijkt een even banaal als onbetwistbaar gegeven. Universele waarheden bestaan, wilde een vroegere docent van kunstenaar Patricia Kaersenhout er maar mee zeggen. Kaersenhouts gedachten dwaalden tijdens die les op de academie af. Het was 1963, een hele strenge winter en haar moeder arriveert uit Suriname. Wanneer die op een ochtend het gordijn opent en voor het eerst in haar leven sneeuw ziet vallen, haast ze zich in haar pyjama naar buiten. Kou is voor haar nog een abstract begrip. Ze krijgt het pas koud, wanneer ze weet wat ‘kou’ betekent, vertelt Kaersenhout.

Ik luister naar Kaersenhout terwijl ze in gesprek is met medekunstenaar Ansuya Blom, voor de tweede van een reeks van drie Historische Ontmoetingen georganiseerd door De Appel. De ontmoetingen vinden steeds plaats tussen twee vrouwen van kleur die elkaar nog niet persoonlijk hebben ontmoet, maar wel bekend zijn met elkaars literaire, kunstzinnige en politieke werk. Afgelopen donderdagavond waren dit dus Kaersenhout en Blom, geïntroduceerd als kunstenaars die zich ieder op hun eigen manier engageren met datgene of diegene die afgewezen wordt als anders.

Voor Kaersenhout is waardigheid, die gemarginaliseerde groepen vaak op brute wijze ontnomen is, een leidraad in haar werk. Voor Blom staat eerder het thema van het abjecte – juist te zien als het niet-waardige, hetgene dat we uit zicht drukken – centraal. Persoonlijke ervaringen en literaire, poëtische of filosofische teksten van anderen wisselen elkaar in hun proces als inspiratiebronnen af. Allebei laten ze op dit moment werk zien: Kaersenhout in De Appel zelf (Guess Who’s Coming to Dinner Too?) en Blom in Casco, Utrecht (Het is of de stenen spreken).

[blockquote]Dat waarheid in meervoud komt, of helemaal niet, lijkt me inmiddels een bekend en misschien wat uitgekauwd gegeven. Maar als ik naar Guess Who’s Coming to Dinner Too? kijk, wordt ook weer duidelijk hoe verraderlijk en pijnlijk die schijnbare vanzelfsprekendheid is

Historische ontmoetingen, De Appel, 31 oktober 2019, foto Jimena Gauna (links Ansuya Blom, midden Patricia Kaersenhout)

Verschillende momenten in het gesprek lijken teruggevoerd te kunnen worden tot de overtuiging dat er niet één waarheid is. Blom vertelt hoe nieuwsgierigheid –‘waarom is iets zoals het is?’ – steeds vertrekpunt is voor haar werk. In plaats van één dominant perspectief stelt zij zich een prisma aan perspectieven voor, waardoor een fenomeen op steeds verschillende manieren belicht wordt. Dat waarheid in meervoud komt, of helemaal niet, lijkt me inmiddels een bekend en misschien wat uitgekauwd gegeven. Maar als ik met één oog langs Kaersenhout en Blom naar het verderop geïnstalleerde Guess Who’s Coming to Dinner Too? kijk, wordt ook weer duidelijk hoe verraderlijk en pijnlijk die schijnbare vanzelfsprekendheid is. Ik zie een driehoekvormige opstelling van tafels, gedekt in afwachting van 39 gasten. Mijn oog glijdt langs de namen van de genodigden. Veel ervan zijn ze me onbekend: een reeks levensverhalen en perspectieven die nog niet in aanraking gekomen zijn met de mijne.

Het werk is een duidelijke echo van Judy Chicagos The Dinner Party (1979) dat destijds een ‘iconisch’ begin van de feministische kunstbeweging markeerde. De gastenlijst van Chicago bestond uit mythische en historische vrouwen die buiten het typische (kunst)historische canon vielen en zodoende makkelijk vergeten zouden kunnen worden. Het geborduurde textiel dat over de tafels lag en de vaak met vagina’s beschilderde borden reproduceerden datgene wat al tijden als typisch ‘vrouwelijk’ bestempeld was. Hierdoor werd het werk wisselend ontvangen: was Chicagos expliciete weergave van beklemmende, essentialistische ideeën over ‘de vrouw’ treffend of zorgde die herhaling er juist voor dat we nooit loskomen van zulke vastgeroeste concepties?

In ieder geval lijkt Kaersenhout Chicago’s wens – het zichtbaar maken van die vrouwen die onzichtbaar zijn gemaakt – door te zetten. Hierin is zij zelfs nog doortastender te noemen, omdat zij ook in Chicago’s lijst blinde vlekken aanwijst: aan tafel zaten namelijk vrijwel alleen witte, heteroseksuele vrouwen. Er was slechts ruimte voor één zwarte vrouw: Amerikaans burgerrechtenactiviste Sojourner Truth (1797-1883). Vertrekkend vanuit een groeiende beweging van activistisch antiracisme in Nederland, maakt Kaersenhout nu ‘het nalatenschap en het verzet van Zwarte vrouwen, Inheemse vrouwen en vrouwen van kleur uit diverse generaties en regio’s zichtbaar’. Ze worden opgedeeld in drie groepen, bestemd voor drie zijden van de driehoek: ‘Krijgerskoninginnen en Goddelijke Figuren’, ‘Slavernij en Kolonialisme’ en ‘Kolonialisme en Hedendaagse Revolutionairen’. Aan tafel zitten bijvoorbeeld Zenobia, koningin van Palmyra (240 AD), de Cubaanse rebellenleider Carlotte Lukumi (?-1845) en – meest recentelijk aangeschoven – de transvrouwen Marsha P.Johnsson (1945-1994) en Sylvia Rivera (1951-2002) die zich beiden in hebben gezet voor de rechten van transgender- en niet-binaire personen. Kaersenhouts deur staat bovendien open voor nieuwe gasten: de naalden die nog af en toe uit de borduursels opsteken wijzen op een gastenlijst die steeds in ontwikkeling is.

Ook op meer materiële wijze klinkt Kaersenhouts focus op het in beeld brengen van onzichtbare (groepen) mensen, culturen en tradities door. Tegenover de dominante Europese tafel, waaraan Chicago iedere gast een eigen plek en bord gaf, zet Kaersenhout een meer collectieve vorm van samen dineren voor. Dit uit zich in geblazen schalen en glazen die ieder niet één, maar meerdere gaten hebben waaruit gedronken kan worden, of in mokken waarvan de oren aan elkaar gesmolten zijn. Deze objecten staan bovendien steeds subtiel tussen twee zitplekken in, waardoor duidelijk wordt dat ze bedoeld zijn voor ‘vele monden, handen en buiken’.

Kaersenhouts deur staat bovendien open voor nieuwe gasten: de naalden die nog af en toe uit de borduursels opsteken wijzen op een gastenlijst die steeds in ontwikkeling is

Patricia Kaersenhout, Guess Who's Coming to Dinner Too? (detail), foto Aatjan Renders

Patricia Kaersenhout, Guess Who's Coming to Dinner Too?, foto Aatjan Renders

Aan onzichtbaarheid voegt Ansuya Blom in het gesprek tevens haar beleving van ‘onhoorbaarheid’ toe: het gevoel dat je het zwijgen op wordt gelegd. Kaersenhout beaamt die opgelegde stilte en verwijst naar een regel uit een gedicht dat ze recentelijk las: ‘My mouth is full of tongues of all the times I had to be silent.’ In Nederland is racisme nog altijd een ongemakkelijk en daarom snel vermeden onderwerp, zegt ze. Zelf heeft ze begrip en herkenning uit The Souls of Black Folk (1903) gehaald: een verzameling essays van Afro-Amerikaanse mensenrechtenactivist, academicus en dichter W.E.B. Du Bois, waarin onder andere de metafoor van de sluier naar voren wordt gebracht. Met deze metafoor duidde Du Bois op het idee dat je je als zwart persoon steeds bewust bent van twee gezichtsvelden. Je kijkt naar jezelf – de realiteit achter de sluier – en je kijkt naar jezelf zoals je door die sluier heen in de ogen van de wereld om je heen wordt gezien. Zo’n dubbel bewustzijn is Kaersenhout in haar kunstpraktijk gaan zien als een voordeel: steeds switchend tussen verschillende realiteiten, wordt het een bron van kracht en inspiratie.

Zowel deze ontmoetingsavond als het tentoongestelde werk willen een gesprek teweeg brengen over dekolonisatie en racisme. Hoewel het goed is dat hier in academische taal steeds meer over wordt gesproken, merkt Kaersenhout ook dat die taal vaak nog ontoereikend is om racisme in persoonlijke situaties en relaties aan de kaak te stellen. Zodoende wordt taal ook een middel om juist afstand te nemen van dat wat besproken wordt. Kaersenhout raakt hieraan in haar eerdere werk A History of Grief (2016): een performance waarin zij mensen op haar rug liet zitten terwijl ze de valse beschuldigingen aan het adres van vrijheidsvechter Marie Joseph Angelique (ook aanwezig op Kaersenhouts Dinner Party ) voorlas. Zittend op haar rug, haar trillende armen voelend, kon je als bezoeker het lichaam en de pijn van de ander niet meer ontkennen.

Aan het einde van het gesprek komt er een interessante vraag uit het publiek over de vorm die deze Historische Ontmoeting zelf aanneemt. Zorgt deze opstelling – een publiek dat luistert naar een gemodereerd gesprek – er niet juist voor dat het dekoloniale debat blijft steken in het academische? Blijft de toehoorder daardoor niet te passief, in plaats van dat zij een persoonlijke en directe interactie aangaat? Hoe zorg je op een avond als deze dat een ontmoeting, daadwerkelijk een ontmoeting wordt?

Hoe zorg je dat de verhalen van de vrouwen aan tafel – allen moedig, warm en prikkelend – echt gehoord en gedeeld worden? De kunstenaar en De Appel doen wat ze kunnen. Het boek dat in de tentoonstelling ter inzage ligt en ter plekke alleen met witte handschoenen bekeken kan worden kan ook online bekeken worden. ‘Een les in gastvrijheid’: dat zijn de gespreksavond en het tentoongestelde werk zeker geweest.

Patricia Kaersenhout, Guess Who’s Coming to Dinner Too?, De Appel, Amsterdam, te zien t/m 1.12.2019

Het gesprek tussen Ansuya Blom en Patricia Kaersenhout vond plaats op 31.10.2019

Marsha Bruinen

is webredacteur bij Metropolis M

Recente artikelen