metropolis m

Tanja Smeets, Liquid Garden Beneath the Surface, in Chapter 3HREE, Het HEM, foto Cassander Eeftinck Schattenkerk

Er valt wat te ontdekken in Hoofdstuk 3 van de tentoonstellingscyclus van Het HEM, gewijd aan het posthumanisme. Maar de door Maarten Spruyt samengestelde tentoonstelling had baat gehad bij iets meer curatoriële sturing. Nu loop je al snel wat onderdelen in de plot mis.

Maarten Spruyt, curator van Chapter 3HREE in Het HEM, vertelt dat het huidige tijdsgewricht volgens hem zo verwarrend is omdat we ons ‘zo anders moeten verhouden tot alles’. De menselijke vorm is geen vaststaand gegeven in de door hem gecureerde tentoonstelling blijkt later als we bij een installatie van Ivana Bašić staan. Als knoppen aan een bloem groeien uit metalen buizen mensachtige lijven van was met een glazen hoofd. Co-curator Rieke Vos vertelt dat het posthumanisme, het idee dat de toekomst andere mensenlichamen voor ons in petto heeft, een inspiratie was voor dit werk. Het netwerk van buizen verbindt de lichamen met twee brokken marmer, die voortdurend door automatische hamers worden bewerkt. Het levert een soundtrack op die het broze lichaam begeleidt naar het tijdperk van de post-mens.

Het grootste deel van de tentoonstelling vindt plaats in de schietbaan van de voormalige munitiefabriek, wat in feite een immens lange tunnel is. Voordat de zware deur opengaat, vraagt een medewerker naar eventuele claustrofobische neigingen, of bang-zijn in het donker. Dat het bezorgdheid noch een juridische disclaimer was, had ik pas door toen op strenge toon werd gevraagd of ik recent een bijna-dood had beleefd. Het doel van deze performance werd me niet duidelijk, mogelijk was het een manier om je verder los te weken van alledaagse beleefdheid. Je gaat alleen de tunnel in, maar komt meteen mensfiguren tegen die nonchalant tegen de muren leunen. Deze poppen van Sander Breure en Witte van Hulzen voelen in hun alledaagsheid vertrouwd aan. Ook het volgende werk waar je tegenaan loopt is een projectie van een groepje mensen. Op het eerste gezicht lijkt het een foto, daarna is er minutieuze beweging zichtbaar waardoor het een super-slow-motion film moet zijn zoals Bill Viola die maakte. Weer mis, lees ik later in de beschrijving. David Claerbout animeerde hier een foto, zonder dat de gebeurtenis zich echt voltrekt. Het werk is precies en nodigt uit tot nieuwsgierig kijken.

En dan stuit je op het werk van Carla van Riet: een ontdekking. Een leren jas is door haar zo opgespannen dat het alleen nog aan de zakken is te herkennen als kledingstuk, het leer maakt het net een dier (denk aan Rembrandts magnifieke ossenkarkas) terwijl de sensuele welvingen in stug materiaal een fetisj-kwaliteit hebben, die zacht uitgelicht in zo’n industriële kelder helemaal op z’n plek is. Dit en ander werk komt uit de Beeldende Kunstenaar Regeling (BKR) collectie, dat bestaat uit werk dat kunstenaars afstonden aan de overheid in ruil voor een toelage. Mede door de omvang van de totale verzameling heeft die het daglicht al lang niet meer gezien. Het werk van Van Riet lag al sinds de jaren tachtig opgeslagen. Het moet dankbaar grasduinen zijn geweest door zo’n vergeten verzameling. Kunstwerken uit Nederlandse musea waren lastiger te verkrijgen, vertelt Vos later, niet elke instelling leent werk aan een jonge kunstruimte.

Sander Breure en Witte van Hulzen, Five Characters from The Thief, Chapter 3HREE, Het HEM, foto Cassander Eeftinck Schattenkerk

Tanja Smeets, Liquid Garden Beneath the Surface, in Chapter 3HREE, Het HEM, foto Cassander Eeftinck Schattenkerk

Geert Mul, Natureally, in Chapter 3HREE, Het HEM, foto Cassander Eeftinck Schattenkerk

Er is nog een reden waarom Van Riets leersculpturen hier goed werken. Ze passen goed in het tempo van de tentoonstelling. Er zit een voortstuwende kracht in de opzet van de tentoonstelling, die mede wordt veroorzaakt door het druppelsgewijs toelaten van bezoekers in de tunnel. Even de pas inhouden, kijken en weer door. Tegelijkertijd zijn er werken die stilstand vereisen, de animatie van Claerbout of een boom die Geert Mul langzaam met de seizoenen laat veranderen bijvoorbeeld, waardoor het ritme van het kijken soms wat uit de maat loopt.

De lineaire opzet van de tentoonstelling is volgens mij het grootste experiment dat Spruyt hier heeft uitgevoerd. Als bij een film volgen de indrukken elkaar op, in tegenstelling tot presentaties in zalen waar een route veelal zelf kan worden bepaald. De huidige vorm heeft een narratief karakter, dat versterkt wordt door tekstbordjes met uitleg weg te laten, geheel in lijn met het gebruikte credo van Susan Sontag: ‘against interpretation’. De les zou weleens kunnen zijn dat deze tentoonstellingsvorm het best gebruik kan maken van verhalende elementen die de ‘plot’ ondersteunen, zowel als houvast en uitnodiging om na te denken over de relaties tussen de werken.

Eenmaal uit de tunnel kwam ik er al snel achter een deel van het plot te hebben gemist, toen Vos vertelde dat de tentoonstelling begint met menselijke figuren en eindigt met dingen. Achteraf begrijp je dat de tekst in neonletters van Bianca Bondi ‘The private lives of non-human entities’ de overgang tussen die twee uitersten markeerde. En dat Tanja Smeets vervolgens die niet-menselijke wezens maakte door mechanisch ademende objecten op het beton te zetten. Iets meer hints naar het thema zou niet uitleggerig zijn geweest, maar zou juist het kijkplezier alleen maar vergroten.

De samenhang tussen de werken zou er ook inzichtelijker van worden. Net als bij de posthumane lichamen boven sorteren de werken voor op een verandering die de mensheid zal ondergaan. Hoe dichter je bij de niet-menselijke wezens en objecten uitkomt aan het eind van de tunnel, des te sterker het idee kan ontstaan dat een krachtige natuur na welke klimatologische ramp dan ook zal blijven bestaan. Maar op geen enkel moment in de tentoonstelling wordt gedweept met het volledig verdwijnen van de mens en dat in een ruimte waar kogels van divers kaliber hebben rondgefloten en het thema van vernietiging dus op de loer ligt. Spruyt geeft aan daarvoor te hebben gekozen om de bezoeker niet murw te slaan. Hij wilde verandering aanwezig laten zijn in de ondertoon van de werken, als een suggestie die uitnodigt tot verder denken. Aan het eind van de tunnel is hoop zelfs gepast, kijkend naar een theatraal uitgelichte bloem die stoïcijns uit beton groeit. Verandering hoeft dus niet zo onzeker te zijn als eerder gedacht.

Bram Ellens, KR 150-2 PA, in Chapter 3HREE, Het HEM, foto Cassander Eeftinck Schattenkerk

Cyprien Gaillard, Nightlife, in Chapter 3HREE, Het HEM, foto Cassander Eeftinck Schattenkerk

Met winterjassen aan betreden we de bovenste etage. Angst voor leegte heeft Spruyt niet blijkt uit de immense hal die bij lange na niet wordt gevuld door een filmzaal. Met een 3d-bril op en een fleecedekentje om kijken we Cyprien Gaillards Nightlife. Een herinnering aan speelfilm La Grande Bellezza dringt zich op, omdat de camera daar ook zo hongerig om een lichaam draait. In Nightlife is dat de bronzen huid van Rodins Denker. In de volgende scène slaan jeneverbesstruiken door een sterke wind minutenlang tegen een hek aan. De schuddende struik is esthetisch en behapbaar gewelddadig. Zoiets gaat ook op voor de tentoonstelling, die met een aantrekkelijke buitenkant vraagt om na te denken over welke onderstroom van verandering kolkt. Als ‘against interpretation’ iets minder als wetmatigheid was opgevat dan was het thema van het posthumane in de originele selectie en presentatie van de werken nog beter tot zijn recht gekomen.

VOLG METROPOLIS M OP INSTAGRAM: metropolism_mag

Chapter 3HREE: Maarten Spruyt, Het HEM, Zaandam, te zien t/m 3.5.2020

Jorne Vriens

is kunsthistoricus

Recente artikelen