metropolis m

Feiko Beckers, still uit ‘Making Things Bearable’

Sisyphus rolde een rots omhoog, wetende dat die rots bovenaan telkens weer naar beneden zou rollen. De kunstenaar maakt werk, wetende dat haar ‘schepping geen toekomst heeft’. Beide omarmen wat filosoof Albert Camus het absurde leven noemde: uitgangspunt voor de huidige groepstentoonstelling in Nieuwe Vide.

‘Soms halen we plezier uit dingen’, zegt kunstenaar Feiko Beckers. Hij loopt achterstevoren een rode trap op, een steekwagentje met een groot ingepakt object erop achter zich aan trekkend. Maar soms ook niet. Bellen bijvoorbeeld: daar ziet Beckers altijd tegenop. Het beste wat je dan kan doen is zo’n activiteit draaglijk maken, legt hij een paar treden hoger uit. 

‘Draaglijk’: het verwijst niet alleen naar datgene dat uit te houden is, maar ook naar datgene dat letterlijk getild kan worden. In zijn video Making Things Bearable speelt Beckers met die dubbele betekenis van het woord. Gedurende de performance vergeet hij meermaals zijn script, kijkt hij gefrustreerd de camera in en slaakt hij een wat geforceerde zucht van verontschuldiging richting de toeschouwer. Hij weet niet meer wat hij wilde zeggen, neemt het vage object weer mee naar beneden en begint opnieuw.

Het beeld kan met de rode trap, blauwe vloer en diagonale opstelling gezien worden als een modernistische vertaling van de Griekse mythe van Sisyphus. Deze stichter en koning van Korinthe werd vanwege zijn list en bedrog veroordeeld door de goden. Zijn straf bestond erin dat hij in de hel, de Tartaros, eindeloos een groot rotsblok naar boven moest rollen, wetende dat de rots bovenaan de berg steeds weer naar beneden zou rollen. De goden hadden ‘gemeend dat er geen vreselijker straf bestaat dan nutteloos werk zonder hoop’ (1), vertelt filosoof Albert Camus in zijn De mythe van Sisyphus: Een essay over het absurde.

[blockquote]Camus viert de mens die verzet biedt door –hoewel bewust van de zinloosheid van haar leven– er toch voor kiest te leven. Laat Sisyphus daar een voorbeeldfiguur voor zijn; No Hope for Sisyphus, zo stelt ook Nieuwe Vide

Feiko Beckers, 'Making Things Bearable', foto: Bogdan Bordeianu

De straf maakt echter tegelijkertijd zijn zege uit, aldus Camus, die de mythe van Sisyphus in lijn met zijn filosofische opvattingen­ in een ander licht zet. Als redelijke mensen hebben we, stelt Camus, onophoudelijk de neiging om te zoeken naar de betekenis van het leven, maar de wereld aan wie we die vraag naar betekenis stellen blijft onredelijk en zwijgt. Die confrontatie is wat voor Camus –gesimplificeerd gezegd–de absurde situatie uitmaakt. De wereld is wat Camus betreft zinloos. Geconfronteerd met dat besef kan je als mens proberen aan die zinloosheid te ontsnappen door een einde aan je leven te maken. Of juist door vast te blijven klampen aan valse hoop op zingeving. Beide pogingen keurt Camus af. Hij viert de mens die verzet biedt door –hoewel bewust van de zinloosheid van haar leven– er toch voor kiest te leven. Laat Sisyphus daar een voorbeeldfiguur voor zijn; No Hope for Sisyphus, zo stelt ook Nieuwe Vide.

Datgene wat Sisyphus’ lijden in hoofdzaak zou vormgeven –het gebrek aan hoop tot slagen bij elke stap– is voor Camus juist datgene wat hem tot held maakt. Want Sisyphus is zich bewust van dit gebrek, maar blijft doorgaan. ‘In elk van die ogenblikken, waarop hij [Sisyphus] de top verlaat en langzaam afdaalt naar de schuilplaatsen der goden’ gaat Camus verder, ‘staat hij boven zijn lot. Is hij sterker dan zijn rotsblok. Als deze mythe tragisch is, komt dat doordat zijn held bewust is.’ (2)

De kunstenaar is zich volgens Camus eveneens bewust van haar zinloze bestaan, projecteert net als Sisyphus echter geen hoop om aan die absurde situatie te ontsnappen, maar observeert en accepteert het. De absurde mens verzet zich tegen het zinloze leven door te blijven leven; de absurde kunstenaar komt in opstand door werk te blijven maken ‘‘‘voor niets’’, om te herhalen en geen stap verder te komen’ (3). Wetende dat haar ‘schepping geen toekomst heeft’ en haar ‘werk in één dag teniet [wordt] gedaan’ (4).

Fijn aan No Hope For Sisyphus is dat Camus en de kunstenaars niet gesimplificeerd tegenover elkaar staan; het beeld van Sisyphus medieert de relatie

Hannes Nienhüser, zonder titel, foto: Bogdan Bordeianu

Hannes Nienhüser, zonder titel, foto: Bogdan Bordeianu

Wanneer een bepaald filosofisch gedachtegoed zo expliciet tot het vertrekpunt van een tentoonstelling wordt gemaakt brengt dat wat risico’s met zich mee. De kunstwerken kunnen al snel tot illustraties van de filosofische theorie gereduceerd worden, of andersom de filosofie tot uitleg van de werken. Fijn aan No Hope For Sisyphus is dat Camus en de kunstenaars niet op zo’n directe manier tegenover elkaar staan; het beeld van Sisyphus medieert de relatie. 

Sisyphus vormt de specifieke bril waar doorheen ik de werken in Nieuwe Vide bekijk. Zo ook dat van Florence Jung, een scenario met de titel Jung 78 dat luidt: ‘Gedurende de tentoonstelling wordt de laagstbetaalde medewerker evenveel betaald als de bestbetaalde medewerker’. Het scenario is sober weergegeven, als bijschrift voor een werk dat volledige verbeelding en associaties van de bezoeker vereist. Wordt iedere baan hier blootgelegd als uiteindelijk een zinloze zogenaamde ‘bullshit-job’, en daardoor (financieel) evenwaardig? De gedachte prikkelt maar is ook een beetje triest. De ruimte in Nieuwe Vide trouwens ook. Dat past natuurlijk ook wel: kunst is hier geen verbloeming of omzeiling van het alledaagse, maar een uitvergroting en zelfs omarming van die absurditeit.  

De kunstenaar-als-observeerder krijgt met de overige twee kunstenaar Hannes Nienhüser en Willem De Haan nog duidelijker een gezicht. In het geval van Nienhüser via zijn ingetogen en humoristische omgang met alledaagse objecten (een koffer, kalender en elektrische tandenborstel); in het geval van De Haan in een gedachte-experiment. 

Willem de Haan, deel van 'Essentials', foto: Bogdan Bordeianu

Willem de Haan, detail van 'Essentials', foto: Bogdan Bordeianu

De Haans insteek wordt helder in de brief aan curator van de tentoonstelling Liesbeth Visee, die hij midden in de ruimte op vijf opgestapelde metalen kluisjes heeft bevestigd. De kluisjes zijn genummerd van 1 tot en met 5 en corresponderen met vijf haken aan de muur, waar grote en nogal nieuwe rugzakken aan hangen. De Haan nodigt uit je eigen bagage in een kluis te stoppen en in te ruilen voor de bijbehorende rugzak, die je voor onbepaalde tijd mag lenen. ‘I think its funny to imagine how the objects you carry might define your character’ observeert hij. Het vierde haakje is al leeg. Uit de bijbehorende kluis steekt een rotsblok. 

‘No Hope For Sisyphus’ is nog t/m 1 november te zien in Nieuwe Vide.

 

(1) p.167, (2) p.170, (3) p.162, (4) p.160

De citaten zijn afkomstig uit ‘De mythe van Sisyphus: Een essay over het absurde’ door Albert Camus. Uit het Frans vertaald en van een nawoord voorzien door Hannie-Vermeer Pardoen. Uitgegeven door Uitgeverij Ijzer, Utrecht in 2019.

Marsha Bruinen

is webredacteur bij Metropolis M

Recente artikelen