metropolis m

Marijke de Roover en Helen Anna Flanagan 

Playground mijdt de term ‘performance’ in zijn communicatie. Liever spreekt het festival dat zich begeeft tussen de disciplines theater en beeldende kunst over Live Arts, om elke vooringenomenheid te omzeilen. Experiment is het doel, ook in de editie van 2021.

Playground is een jaarlijks festival voor performance kunst in Leuven. De ondertitel luidt Live Arts Festival. Het festival zoekt de fluïde zone tussen de zwarte theaterbox en de witte museumuren op, en begeeft zich graag op het aldaar gelegen hybride speelveld tussen beide kunstdisciplines. Het programma bestaat uit dans- en theatervoorstellingen, lezingen, geactiveerde installaties, rondleidingen en, dit jaar ook, art consultancy. Tegelijkertijd lopen er in beide kunstinstellingen tentoonstellingen van respectievelijk de Britse Turner Prize laureaat Helen Cammock, Beneath the surface of skin in STUK, en de Franse Alexis Gautier, L’heure de la Soupe in M. Maar dat is tijdens het festival eigenlijk bijzaak, hoewel Gautier zelf ook deelneemt aan het programma van Playground en bezoekers meeneemt op een rondleiding door zijn tentoonstelling als museumgids. Verder op het programma staat, bijna vaste prik op dit festival, een klassieke voorstelling van Guy de Cointet en Robert Wilhite, Ethiopia (1976), en performances en voorstellingen van onder andere Anthony van Nog, buren, Charlotte Bouckaert, en Emilie Pitoiset.

Playground vindt al jaren plaats op twee locaties, in STUK en Museum M. Die samenwerking tussen een multidisciplinair theater en een museum biedt niet alleen veel verschillende typen ruimten om in op te treden, maar valt ook te zien als een beknopte samenvatting van wat er tijdens het festival op het spel staat: het verschil tussen het museum en het theater. Toeschouwers hebben een andere rol in een theater dan in een museum. In een theater is de wereld van de voorstelling, en dus die van de spelers, eerder een afgesloten wereld. De zogenaamde vierde wand tussen ons als kijkers en de spelers op toneel wordt weliswaar vaak geslecht, maar het hiërarchische model van een frontale theaterervaring blijft doorgaans een van de vertrekpunten. In een performance binnen een museumcontext verwacht je eerder directe interactie of een confrontatie tussen publiek en performer.

In dat opzicht zou je van een festival dat op het snijvlak tussen beide werelden beweegt verwachten dat die rolverdeling tussen publiek en performer frequent wordt afgetast. Opmerkelijk genoeg is daar tijdens deze editie eigenlijk weinig sprake van. Performances betrekken maar zelden hun publiek erbij en houden ook in de contreien van de beeldende kunst de afstand van het theater overeind. We kijken naar een voorstelling, zolang die duurt. Het levert desondanks veel boeiende resultaten op.

Alice van der Wielen

In het werk van Alice Van der Wielen-Honinckx, Creatures at rest, zitten drie performers op een draaiend rond plateau van ongeveer drie meter. Het platform staat in een van de eerste gangen van Museum M: een lange witte hal. Ze bewegen zo langzaam dat je het bijna niet opmerkt, ze maken noch met elkaar, noch met ons oogcontact. Ze raken elkaar enkel aan met lichaamsdelen, hun blik staat op oneindig alsof ze gedrogeerd zijn. In combinatie met het doorlopende karakter van het werk, zonder duidelijk begin of einde, worden de drie vrouwen in feite een bewegend sculptuur, een soort levend standbeeld. Maar dan zonder het contact dat zulke karikaturale standbeelden op een plek als de Dam met hun toeschouwers zoeken. Het resultaat is dus misschien niet confronterend, maar juist in het comfort van het eindeloos kunnen kijken, bijna staren, lijkt het de gemiddelde museumervaring te intensifiëren. Een indruk die je tijdens je bezoek aan de rest van het museum met je meedraagt.

Alice van der Wielen

Alice van der Wielen

Alice van der Wielen

Ook de samenwerking tussen Helen Anna Flanagan en Marijke de Roover, die plaatsvindt in het museum, is zonder interactie. And then she said, “You have a future, bus it looks a lot like your past” is zowel een installatie als een voorstelling, en neemt in die zin dus precies plaats op de grens tussen beeldende kunst en theater. De installatie is opgebouwd rondom een film met vijf actrices, over de manier waarop we argumenten, redenen en verhalen kiezen die we kunnen inzetten om ons leven en de keuzes die we daarin maken te begrijpen of te verklaren. Dat loopt van traditionele rolverdelingen, verslaving en horoscopen, tot psychologen en een rad van fortuin zonder inhoud, met enkel verschillende kleuren. Op gezette tijden gaan twee actrices, waaronder Marijke De Roover, als het ware met de film in dialoog door elementen eruit na te spelen, passages over te nemen en de verschillende rollen door één persoon (De Roover) te laten belichamen. Dat versterkt de inhoudelijke boodschap die een zekere inwisselbaarheid van onze beweegredenen lijkt te thematiseren.

De film die tijdens de voorstelling draait is een aangepaste versie. Ik zeg met opzet voorstelling, want zowel het theatrale spel van beide actrices als de traditionele frontale opstelling maakt dat we in feite kijken naar een theaterstuk. Dan rijst de vraag waarom die is geprogrammeerd in een museumzaal, waar we niet op stoeltjes maar ongemakkelijk op een koude, harde betonnen vloer zitten, wat bovendien verhinderd dat iedereen alles kan zien.

Marijke de Roover en Helen Anna Flanagan 

Marijke de Roover en Helen Anna Flanagan 

Marijke de Roover en Helen Anna Flanagan 

And then she said is overigens zowel als voorstelling als film intrigerend om naar te kijken. Het raakt aan vele vragen over de manier waarop we onszelf begrijpen, en is vaak grappig op een manier die je misschien niet direct kunt plaatsen. De keuze voor de museumzaal is natuurlijk wel logisch omdat het werk uit twee delen bestaat en na de voorstelling ‘achterblijft’ als video-installatie. Maar als voorstelling had And then she said misschien beter ‘gewoon’ kunnen worden gespeeld in een van de zalen van STUK. Want een decor dat tegelijkertijd een kunstinstallatie is, of zou kunnen zijn, heeft niet per definitie een museumcontext nodig om dat te realiseren.

Dat blijkt wel uit de klassieke voorstelling van Guy de Cointet en Robert Wilhite, Ethiopia (1976), nu in het Frans hernomen. Hierin fungeren abstracte vormen, kubussen, en cirkelachtige uitsneden uit houten vlakken als vreemde objecten waarmee drie acteurs een theaterstuk spelen. Het zijn objecten die je zou kunnen begrijpen als installaties of werken van De Cointet, en hun eigen plek zouden kunnen hebben in een witte zaal. Maar daarvoor is een daadwerkelijke presentatie van de werken als onderdeel van een tentoonstelling feitelijk overbodig.

Dan is de ‘art consultancy’ die Nina Glockner op reservatie aan groepen geeft nog de meest grens-tartende performance. In de interactieve performance is de groep zowel publiek als deelnemer, en dus letterlijk zelf speler. Glockner leidt een groep aan de hand van een spel met uitvergrote zandlopers, dobbelstenen en kubussen met verschillende kleurvlakken, door een reeks vraagrondes die een beter antwoord moeten geven op de manier waarop de desbetreffende groep communiceert, samenwerkt en tot besluitvorming komt. Het feit dat het niet helemaal duidelijk is tot welke discipline dit behoort, en of we nu plaatsnemen in een kunstcontext dan wel een zakelijke, heeft tot gevolg dat de inzet van de performance als consultancy een beetje blijft steken in eenzelfde onduidelijkheid.

Misschien heeft Playground er er goed aan gedaan om met het overgrote deel van de programmatie niet geforceerd op zoek te gaan naar grenzen, maar voornamelijk een interessante selectie samen te brengen, gebruikmakend van de brede waaier aan soorten performances. Want dat er veel te zien was dat verdient om vaker te worden opgevoerd of getoond zou ik zonder meer willen verdedigen.

Playground 2021, STUK en Museum M, Leuven, 11.11 t/m 14.11.2021

Bas Blaasse

is schrijver, filmmaker en redacteur bij HART magazine

Recente artikelen