metropolis m

Anne Imhof, Verlaten performance attribuut , foto Aurélien Mole

In dit vreemde kunstjaar, met zijn lege internationale agenda, was er een tentoonstelling die als een magneet mensen van overal naar Parijs lokte: Natures Mortes van Anne Imhof in Palais de Tokyo. Imhof werpt zich op als stem van een generatie, maar weet met haar aan dood en verderf gewijde ensceneringen niet iedereen voor zich te winnen.

In 2017 maakte Anne Imhof furore met Faust, een beklemmende performance die ze voor de Biënnale van Venetië maakte. Als rijzende ster vertegenwoordigde ze haar geboorteland Duitsland in een paviljoen dat in 1938 werd herontworpen door Ernst Haiger, architect en berucht nationaalsocialist. Op de nazistische oorsprong van het pand werd al vaker toegespeeld door vertegenwoordigende kunstenaars (zie, bijvoorbeeld, de lugubere “tramhalte” van Joseph Beuys uit 1976) maar de invulling van Imhof kenmerkte zich door de uitgesproken lijfelijke confrontatie met het verleden. Over de gehele ruimte liet de kunstenaar glazen platen installeren waarop – en, ongemakkelijker nog, waarónder – jonge performers de biënnalebezoekers in de gaten hielden. Buiten het paviljoen doolde een roedel Dobermann Pinschers rond. Binnen de muren waren de performers almachtig (als ze boven het glas stonden) of onderdrukt (als ze eronder lagen). Een indringende verbeelding van fascisme. Het werk leverde Imhof een Gouden Leeuw op, de prijs voor de beste internationale bijdrage aan de biënnale. Vijf jaar ervoor was ze nog student aan de kunstacademie in Frankfurt.

Dit jaar, in 2021, kreeg Imhof opnieuw een prestigieuze uitnodiging, voor Carte Blanche, een expositiereeks in het Palais de Tokyo in Parijs waarbij de genode kunstenaar vrij spel krijgt om een het gehele pand vullende tentoonstelling naar eigen smaak in te richten. Carte Blanche vormt sinds 2013 onderdeel van het programma van Palais de Tokyo en is eerder aan onder anderen Philippe Parreno en Camille Henrot gegund. Voor haar eigen tentoonstelling koos Imhof het thema Natures Mortes: dode natuur, oftewel het stilleven. Na de subversieve bombast van Faust was te verwachten dat de expositie een provocatieve re-interpretatie van het stilleven zal geven, maar de traditionele motifs blijven in de praktijk niet ver weg.

Anne Imhof, Detail Sigmar Polke in labyrint, foto Aurélien Mole

Anne Imhof, Matras met rouwkrans, foto Auélien Mole

De meest opvallende interventie die Imhof in het museum maakte is de complete onttakeling van het oorspronkelijke interieur. De muren en vloeren van het Palais de Tokyo zijn kaal getrokken, waardoor alleen het geraamte van het gebouw overblijft. Het wekt de suggestie van verwaarlozing, wat meteen bij binnenkomst voor een grimmige sfeer zorgt. Drie van de acht zalen staan in het teken van een grootschalige installatie van Imhof, het gelijknamige Natures Mortes, dat bestaat uit een batterij stoffige kantoorruiten, bespoten met graffiti. In de eerste zaal van de expositie, Curve 1, zijn de ruiten in een lange strook op elkaar gestapeld zodat ze een tunnel vormen, die de bezoeker naar de ingang van de hoofdexpositie leidt. Met zijn hoge, bekladde wanden doet de installatie denken aan een slecht onderhouden viaduct, het soort waar je ’s nachts liever niet onderdoor loopt. Het werk zet de toon voor de rest van de expositie: somber, vervreemdend, hermetisch.

Maar wat zien we daar? Een deel van de ramen is onbeklad gebleven en geven zicht op een zevental kleurschakeringen op de wand erachter, die van brons naar zwart verschieten. Een abstracte zonsondergang. Het titelloze werk zal zich meermaals herhalen tijdens de expositie, als een pessimistische ode aan de Romantische, Turner-esque zonsondergangen van de negentiende eeuw. De zonsondergangen van Imhof behouden weliswaar het sublieme van hun historische voorgangers maar dan als concept in plaats van beeld: hun minimalisme laat weinig ruimte voor de overweldigende bewondering van de fenomenale natuur en neigt des te meer naar het onheilspellende van een wereld in verval. De louche graffiti van Natures Mortes en de architectuur van het uitgeklede Palais de Tokyo bekrachtigen deze indruk van een ruïne, dat in de beeldwereld van Imhof betrekking kan hebben op zowel de aanstaande uitroeiing van de mens als de ineenstorting van artistieke tradities.

Anne Imhof, Het labyrint, foto Aurélien Mole

Anne Imhof, Stage met drumstel en stootkussens, Aurélien Mole

Het is een weinig vrolijke binnenkomer maar wel eentje die prikkelt. Tot hoever, vraag je je af als bezoeker, zal Imhof haar duistere verbeelding tillen? In de expositieruimte Labyrinth, die het hart van de tentoonstelling vormt, wordt de graffiti-installatie van Natures Mortes in een zodanig volume herhaalt dat de ramen – inderdaad – een labyrint vormen, waar de bezoeker bij tijd en wijle een kunstwerk tegen het lijf loopt. Alsof je door een post-apocalyptisch landschap dwaalt waar sporadische foto’s, schilderijen en sculpturen de enige geborgen overblijfselen van de mensheid zijn. De geëxposeerde werken beperken zich daarbij niet tot alleen het oeuvre van Imhof zelf. Voor de gelegenheid van haar Carte Blanche heeft de kunstenaar een dertigtal andere makers (of hun vertegenwoordigers) uitgenodigd om werk bij te dragen. Zo kun je als bezoeker ineens voor een portret van Alvin Baltrop of Cy Twombly komen te staan, of voor een sculptuur van tijdgenoot Bunny Rogers, die een zogenaamde mourning mop (‘rouwdweil’) bijdraagt: een vloermop gedrenkt in grijze verf die een exces aan menselijk verdriet tastbaar maakt, aldus de zaaltekst. Door de arbitrair aandoende inrichting van het labyrint krijg je als bezoeker het gevoel dat je wordt overgeleverd aan chaos, aan het onbekende. Een toepasselijk affect voor het einde van de wereld, zou je kunnen denken, alhoewel je je ook kunt afvragen wie het zich kan permitteren om ‘apocalypse te spelen’ onder het mom van een esthetische oefening.

Een dergelijke kritiek moet Imhof geanticipeerd hebben. Want in de ruimte die aan het labyrint grenst, Stage genaamd, lijkt ze haar eigen esthetisering van geweld onder de loep te nemen. Imhofs voorgaande performances, zoals het eerdergenoemde Faust maar ook het spraakmakende Sex, dat zich in 2019 in de Tate Modern Tanks afspeelde (en waarvan in Natures Mortes ook documentatie is te zien), typeren zich door hun beroep op het menselijke uithoudingsvermogen. In die laatste performance, die overigens ruim vier uur duurde, dansten, zongen, vochtten en kropen performers langs elkaar heen ten overstaan van het museumpubliek, die in hun passiviteit het milieu van de performers vormden – en niet zozeer hun doelgroep. De combinatie van het grote tijdsbestek en de fysieke intensiteit maakten van Sex (alsook van Faust) een beproeving voor zowel de deelnemers als de toeschouwers. 

Anne Imhof, Rubberen matras zonder performer, Aurélien Mole

Met Stage lijkt Imhof het op spektakel gerichte, en bijtijds zelfs sadistische karakter van haar performances ter discussie te stellen. De ruimte kenmerkt zich door, enerzijds, kleine verhogingen waarop microfoonstandaards en instrumenten zijn tentoongesteld en, anderzijds, attributen uit de vechtsport. De pilaren van het Palais de Tokyo zijn gezwachteld in stootkussens en even verderop bungelt een boksbal aan het plafond – buffers voor agressie of geweld? De resulterende installatie voelt als een parodie op Imhofs eerdere werk of, wellicht toepasselijker, een in memoriam. Hierbij is het niet onbelangrijk te vermelden dat Imhofs allereerste performance (als amateurkunstenaar, toen nog) bestond uit een samenspel tussen twee boksers en een lokaal bandje in Frankfurt. Imhof had de muzikanten toegefluisterd dat ze niet mochten stoppen tot het gevecht van de boksers ophield; de boksers werd verteld dat ze niet mochten stoppen met vechten tot de muziek eindigde.

Anne Imhof, Detailshot koelkast van Adrian Villar Rojas, Aurélien Mole

Ook in de andere zalen van Natures Mortes blijf je je als bezoeker afvragen of Imhof met haar werk parodieert, of dat ze een oprechte hommage brengt aan zowel haar eigen oeuvre als diens plaats in de moderne kunstgeschiedenis. In de kleinere zalen van de expositie, getiteld Street, Cinémathèque en Ground, zijn werken van onder anderen Francis Picabia, Eva Hesse, Mike Kelley en Paul Thek tentoongesteld, als visuele richtingaanwijzers voor Imhofs eigen werken. Wil Imhof hun invloed benadrukken, of juist onderstrepen hoezeer de trends zijn veranderd? Ironisch genoeg lijkt de kunstenaar zelf vooral naar het verleden terug te grijpen. In de op een na laatste zaal, Wing, treft de bezoeker het videowerk Deathwish (2021) aan, dat duidelijk een sleutelwerk in de tentoonstelling is. Te midden van een perkje gele lelies danst een halfnaakte Eliza Douglas (kunstenaar, componist en partner van Imhof) onder een donkere hemel: een knipoog naar zowel de traditie van het stilleven als naar het vrouwelijk naakt. Het werk flirt niet alleen met de Romantiek maar biedt ook een hedendaags – en verrassend bedwelmend – antwoord op het motief van ‘de dood en het meisje’ uit de Renaissance, dat met name in de Duitse schilderkunst als memento mori fungeerde maar daarnaast ook als erotisering van de dood werd aangewend. Beide toepassingen zijn tradities die, zover Natures Mortes laat zien, in Imhofs praktijk worden voortgezet.

Anne Imhof, Binnenkomst Natures Mortes, Aurélien Mole

Anne Imhof, Buitenkant labyrinth, foto Aurélien Mole

Het charisma van Deathwish beklemtoont terstond waar het in de rest van Natures Mortes aan ontbreekt: menselijke dynamiek. Want alhoewel de catalogus van de expositie beweert dat de werken net zo zeer tot hun recht komen zonder bijbehorende performance – die enkel in de twee slotweken van Natures Mortes, eind oktober 2021, te zien is – mist het geheel wel degelijk de schwung van Faust en Sex. Het gemis aan interactie wordt des te meer geaccentueerd door de attributen voor de performance die in elke zaal te vinden zijn. Kenners van Imhofs werk bespeuren ongetwijfeld de glazen plinten aan de muur, waarop performers tijdens haar oersterke Faust plaatsnamen als menselijke waterspuiters. Ook de metalen duikplanken, die naar het hoogslaper-sculptuur in Sex verwijzen, en de rubberen matrassen die door de expositie verspreid liggen zijn zonder performer een weinig bevredigend uitzicht. Bovendien doen deze subtiele verwijzingen naar oudere werken van Imhof, zonder demonstratie van nadere context, de expositie aanvoelen als een incrowd aangelegenheid die de spontanere bezoekers buitensluit.

Anne Imhof, Paul Thek in Cinématique, foto Aurélien Mole

Het is waarschijnlijk dat het enorme formaat van het Palais de Tokyo haar parten speelt maar qua sfeer valt Natures Mortes nog het beste te omschrijven als de woning van een persoon die recent is overleden. Het titelloze werk van Adrián Villar Rojas (2017), een ijskast gevuld met rottend fruit in een uithoek van Labyrinth, alsook de rouwkrans die op een van de rubberen matrassen ligt, voeden deze analogie. Als bezoeker voel je wel degelijk de potentie van het decor maar zonder performance blijft deze grotendeels onbenut. Waar de dynamiek van de performers de vorige manifestaties van Imhof zo indrukwekkend maakte, laat Natures Mortes bezoekers achter met een melancholische leegte. Alhoewel dat, met een tentoonstelling die ‘stilleven’ heet, ook precies de bedoeling van de kunstenaar kan zijn geweest.

Anne Imhof, Natures Mortes, Palais de Tokyo, Parijs, t/m 24.10.2021

Deze recensie in gepubliceerd in Metropolis M Nr 5-2021 en mede mogelijk gemaakt door het Mondriaan Fonds, in het kader van de toekenning van de Prijs voor Jonge Kunstkritiek 2020 aan Nadia de Vries 

 

Nadia de Vries

is dichter en cultuurwetenschapper

Recente artikelen