metropolis m

Untitled, 2002–2004, courtesy de kunstenaar en Sikkema Jenkins & Co., New York

Momenteel is Kara Walkers omvangrijke archief tentoongesteld in De Pont museum. Fiep van Bodegom bezoekt de tentoonstelling en voelt vooral schaamte als ze eenmaal tegenover de gewelddadige afbeeldingen staat. Wandelend langs silhouetfilms en presidentsportretten probeert ze tot de bodem te komen van dit complexe gevoel. 

Pal naast de omvangrijke tentoonstelling A Black Hole Is Everything a Star Longs to Be in De Pont museum is het werk Descent into Limbo (1992) van Anish Kapoor te zien. Op de vloer van een schemerige nis is een volmaakte cirkel geschilderd in een zwart dat al het licht eromheen absorbeert. Het tekstbordje bij het werk stelt de vraag: ‘Kijken we naar een plat vlak of naar een duistere diepte?’ Dit is ook vraag die opkomt bij het figuratieve en controversiële silhouetwerk van de Amerikaanse kunstenaar Kara Walker.

Walker (1969) studeerde aan de kunstacademie in Atlanta, vertrok in de vroege jaren negentig naar New York om haar studie te vervolgen aan het prestigieuze Rhode Island School of Design, en brak op jonge leeftijd, direct na haar afstuderen, door met een enorme wandafbeelding van zwarte papieren silhouetknipsels. Met deze eeuwenoude, lieflijke en gedetailleerde techniek beeldt ze taferelen af van voor de burgeroorlog in de zuidelijke staten van de Verenigde Staten, tijdens het hoogtepunt van de slavernij. Haar oeuvre wordt sindsdien gekenmerkt door bijna obsessief terugkerende verbeeldingen van de gruwelijkheden van de slavernij.

Een zwarte vrouw zijn in de hedendaagse kunstwereld is meedoen aan een spel dat niet te winnen is: ze is te zichtbaar als lichaam, te onzichtbaar als persoon en wordt tegelijkertijd beschuldigd van onverdiend profiteren van haar identiteit. Tegelijkertijd ligt het gevaar van de al dan niet zelfbewuste commodificering van racisme altijd op de loer. Deze thematiek vormt het onderwerp van Walkers indrukwekkende carrière van de afgelopen dertig jaar. In De Pont is nu nog niet eerder tentoongesteld werk uit Walkers eigen archief te zien. Het omvat zeer uiteenlopend materiaal: uitgescheurde krantenfoto’s, talloze schetsen, collages, getypte teksten en systeemkaartjes met aantekeningen. Ook zijn er een zestal audiovisuele werken en een paar enorme presidentsportretten in krijt tentoongesteld. In totaal zijn er meer dan zeshonderd objecten te zien. 

Veel van de schetsen uit het archief zijn voorstudies van de silhouetten die Walker gebruikt in haar monumentale muurtaferelen en stop-motion films. Anders dan in de technisch onberispelijke wandafbeeldingen buit Walker in haar films ten volle het contrast uit tussen de schokkerige, geïmproviseerde bewegingen van de zwarte figuren, die kinderlijk tot leven gebracht worden door een schaduwhand, en de schokkend obscene taferelen die ze uitbeelden. In de silhouetfilms zijn karikaturaal negroïde hoofden en profil te zien, pickaninny-figuurtjes met rechtopstaande vlechtjes, platte neuzen en geprononceerde lippen. De witte slavenhouders zijn al even karikaturaal: jonge mannen met hoge stijve boorden en wipneuzen. Zelfs zonder kleur weet je dat de jasjes met militaire snit grijs of blauw zijn, het haar rossig blond, de wipneuzen bezaaid met sproeten. Het decor wordt steeds weer gevormd door plantagehuizen met witte zuilen en bomen met slierten Spaans mos. Walker verbeeldt de wereld van Gone with the Wind, terwijl ze vakkundig alle – nog altijd bestaande – sentimentele nostalgie van die beeldtaal de nek omdraait. Ze confronteert de kijker met de slavernij in de beeldtaal van die tijd: de silhouetknipsels, met litho’s geïllustreerde kranten, de sierlijke strikken en banieren uit de etiketten van de vroege massaconsumptie die natuurlijk mede mogelijk werd gemaakt door de onteigende arbeid van tot slaaf gemaakten. Ze trekt dit spel ook door in de stijl en vocabulaire van de ellenlange titels die ze aan haar werken geeft, naar voorbeeld van de ademloze hoofdstuktitels van sensatiezuchtige en oversentimentele feuilletons uit de negentiende eeuw.

Het meest recente werk in de tentoonstelling is de film Prince McVeigh and the Turner Blasphemies uit 2021. Dit werk zit vol verwijzingen naar de geschiedenis van white supremacy in de VS, de recente bestorming van het Capitool, de bomaanslag van Timothy McVeigh en de moord op James Byrd Jr. Deze moord, waarbij een zwarte man werd vastgebonden aan een pick-up truck en kilometers werd meegesleept, wordt in de film verbeeld met een uitgeknipt plaatje van een pick-up dat olijk heen en weer beweegt over het scherm met er achteraan een lichaam van losse ledematen. Plotseling volgt een scène waarin de losse ledematen van dit schaduwlichaam in een sierlijke danse macabre met het eigen hoofd beginnen over te gooien. Meer nog dan de obscene, seksuele handelingen die ze in ander werk toont, is deze scène, verwijzend naar een racistische moord die daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, een treffend voorbeeld van Walkers profane gebruik van de geschiedenis. Met het contrast tussen de sprookjesachtige, aandoenlijke silhouetten, geïnspireerd op eerste animatiefilms uit de Weimartijd van Lotte Reiniger, en de afgebeelde gruweldaden brengt ze bij de kijker een gecompliceerd schokeffect teweeg. 

Kara Walker,  Untitled, 1997–1999, collection of Charlotte and Herbert S. Wagner III

Kunstcritici merken doorgaans op dat het werk over de Amerikaanse slavernij gaat en de doorwerking daarvan in de hedendaagse maatschappij: het is erg, het is nog niet over en Walker drukt de kijker zogenaamd met de neus op die verschrikkelijke waarheid. Het lijkt me echter onwaarschijnlijk dat bezoekers naar musea voor moderne kunst gaan om meer te leren over de Trans-Atlantische slavernij, het antebellum plantagesysteem in het zuiden van de VS en de doorwerkingen van die gedwongen verplaatsing, onderdrukking en uitbuiting op de huidige positie van zwarte Amerikanen. De interpretatie van het tonen van gruwelijkheden als een aanklacht tegen precies deze al dan niet historische gruwelijkheden is niet alleen de meest voor de hand liggende, maar misschien ook de meest ontwijkende interpretatie van Walkers kunst. 

Walker exploiteert niet alleen een nationaal trauma, maar ook haar eigen intens persoonlijke ervaring. Haar werk heeft ook te maken met de vraag wat een ontmenselijkt en vernederend beeld van haar eigen lichaam – een beeld dat niet weerlegbaar lijkt door de (individuele) zwarte vrouw – doet met haar zelfbeeld

Walker exploiteert niet alleen een nationaal trauma, maar ook haar eigen intens persoonlijke ervaring. Haar werk heeft ook te maken met de vraag wat een ontmenselijkt en vernederend beeld van haar eigen lichaam – een beeld dat niet weerlegbaar lijkt door de (individuele) zwarte vrouw – doet met haar zelfbeeld. Groteske stereotypes bevolken evenzeer het collectief bewustzijn van de mensen die op die manier worden getypeerd en kunnen daar hun eigen verwrongen en obsessieve uitwerking hebben. In een portret dat Hilton Als over Walker schreef in The New Yorker in 2007 vertelt de kunstenaar dat toen ze als jonge vrouw naar het noorden trok, ze erachter wilde komen waarom ze zichzelf zag als een zwart meisje met alle bijbehorende beladenheid: ‘Waarom had een meisje zoals ik, opgegroeid in een veilige en rustige voorstad, dit gevoel?’ De confrontatie in Walkers werk zit niet (uitsluitend) in de herhaling van een historische verschrikking, het is dieper en persoonlijker. Het ligt in de beschamende, intieme medeplichtigheid die de giftige kern vormt van racisme. De mechanismen die zijn ontwikkeld om slavernij te rechtvaardigen zijn te herkennen in virulent anti-zwart racisme. De verschrikkingen die de geketende zwarte bevolking zijn aangedaan in het verleden, zijn precies die elementen die via racisme op de slachtoffers worden terug geprojecteerd in een afschrikwekkende omkering. 

In 2000 formuleerde Walker in een interview een aantal concrete vragen die ten grondslag liggen aan haar praktijk: ‘Hoe kan ik het gevoel dat ik een lege ruimte ben waarin mensen hun fantasieën kunnen projecteren, omzetten in iets concreets? Hoe zou ik die fantasieën kunnen weerkaatsen in de nietsvermoedende ogen van de toeschouwer, en ervoor kunnen zorgen dat ze de schaamte van (onze) collectieve psyche onder ogen zien?’

Zaaloverzicht Kara Walker, De Pont Museum, Tilburg, 2022

Mijn eerste reactie op het werk van Walker was dan ook schaamte. De schaamte om te kijken naar lichamen – ook al zijn het silhouetten – met kenmerken van racistische karikaturen die groteske seksuele handelingen uitvoeren en gefolterd worden in de publieke ruimte van het museum. Die schaamte is meer dan preutsheid, het is het ongemak te kijken naar wat het lichaam van de karikaturale zwarte vrouw wordt aangedaan in een ruimte die verder uitsluitend wordt bevolkt door witte kijkers. Wat zij zien is niet wat jij ziet, en de gruwelijkheden in het werk maken de zwarte kijker op een schaamtevolle manier niet zozeer een potentieel slachtoffer als wel een voyeur. Een van de onderdelen van racisme is niet alleen identificatie, maar evenzeer de tegenhanger, dis-identificatie. De witte toeschouwer kan wellicht kijken zonder zich te identificeren met de witte slavenhouders in hun driekwartbroeken en blouses met ruches, met hun flessen drank en walgelijk seksuele verdorvenheid. Voor een zwarte toeschouwer is het kijken naar deze beelden zonder zich te identificeren met de lichamen wellicht moeilijker.

Mijn eerste reactie op het werk van Walker was dan ook schaamte. De schaamte om te kijken naar lichamen – ook al zijn het silhouetten – met kenmerken van racistische karikaturen die groteske seksuele handelingen uitvoeren en gefolterd worden in de publieke ruimte van het museum

Zaaloverzicht Kara Walker, De Pont Museum, Tilburg, 2022

Walker wil met haar werk een andere positie innemen en haar zelfbeschikking opeisen. Haar werk is de verwerking van zowel nationale als persoonlijke obsessies in een vorm en met een intensiteit die misschien nog het best te omschrijven valt als een uitdrijving. Op een gelinieerde blauwe systeemkaart uit Walkers archief staat: ‘Mijn stelling is dat een zwart meisje door de “witte” maatschappij gevormd wordt tot haar antithese. Of laten we zeggen, een zwart meisje erkent haar eigenzinnigheid, haar macht in het omkeren van de voorwaarden, ze is bezeten van dit abjecte gevoel van recht en aanspraak hebben. Ze is “verleidelijk” exotisch, mysterieus, illegitiem en uitdagend. Ze gebruikt haar masker als dildo die ze inbrengt en terugtrekt, haar nieuwe tegenhanger, haar eigen keuze.’ 

Aan het begin en aan het einde van de tentoonstelling zijn reproducties van een viertal van deze blauwe, gelinieerde systeemkaarten tentoongesteld. Ze bieden mogelijke antwoorden van de zwarte kunstenaar op de voornamelijk witte kunstwereld. Walkers antwoord is zonder meer dialectisch. Er is geen identificatie mogelijk met een verloren zwarte oorsprong door de tot slaafgemaakten in retrospectief waardigheid te verlenen. Er is niet meer de mogelijkheid van de protestkunst – in ieder geval niet in oprechte vorm binnen de muren van het museum. En puur activisme is ook geen kunst. De vraag is wat er overblijft voor de ambitieuze jonge zwarte vrouw die net van een prestigieus kunstinstituut komt en weet dat ze geen controle heeft over hoe ze gezien wordt, maar wel over wat ze maakt, en ook welk effect ze daarmee wil sorteren. Walker beantwoordt deze vraag schaamteloos en onverschrokken.

DIT ARTIKEL IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M NUMMER 3-2022 MAKE FRIENDS NOT ART. STEUN METROPOLIS M, NEEM EEN ABONNEMENT. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE JE HET NIEUWSTE NUMMER GRATIS TOE. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR karolien@metropolism

 

Kara Walker: A Black Hole Is Everything a Star Longs to Be, De Pont museum, Tilburg, 19.2 t/m 24.7.2022

Fiep van Bodegom

is schrijver bij De Groene Amsterdammer en De Gids

Recente artikelen