metropolis m

Beeld Armin Linke uit The Anthropocene Observatory, courtesy BAK, Utrecht

Waarover heeft hij zich niet uitgelaten? Bruno Latour, van oorsprong wetenschapsfilosoof met een gezonde neiging tot relativeren, is uitgegroeid tot een van de leidende figuren in het debat rond het Antropoceen. Een intellectueel portret.

Bruno Latour is een nachtmerrie voor boekverkopers en bibliothecarissen. In welke kast zet je Latour? In Nederland is de kans groot dat je zijn boeken onder ‘filosofie’ vindt, in Frankrijk zal hij eerder bij ‘sciences sociales’ liggen, in de VS onder ‘science and technology studies’. Maar geen van deze categorieën dekt zijn hele oeuvre. Latour heeft geschreven over Louis Pasteur, de uitvinder van het pasteuriseren – wetenschapsgeschiedenis? Aramisor the love of technology (1992): een rapport over een mislukte poging om het Parijse metrosysteem te moderniseren – sociologie? Laboratory Life (1979) en Science in Action (1987): etnografisch onderzoek naar de wetenschappelijke praktijk in een laboratorium – antropologie? Zelfs binnen een boek springt hij van domein naar domein: Pandora’s Hope (1999) begint met een verslag van bodemonderzoek in Brazilië, gevolgd door reflecties op de methodologie, en eindigt met een uitgebreide kritiek op Plato. Dan toch filosofie? Al deze verschillende interesses komen bij elkaar in zijn recente werk over het Antropoceen.

De zigzaggende beweging van zijn oeuvre weerspiegelt de fluctuering van Latours biografie. In 1947 werd hij geboren in een geslacht van wijnboeren in de Bourgogne (niet te verwarren met Château Latour uit Bordeaux). Latour was tijdens zijn studie filosofie naar eigen zeggen ‘militant katholiek’, maar tegelijk volgde hij de recentste ontwikkelingen in het postmoderne denken (Derrida, Michel Serres, Deleuze en Guattari) op de voet. Tijdens zijn promotieonderzoek naar de katholieke filosoof/dichter Charles Péguy veranderde hij van carrière: zijn sociale dienstplicht in Ivoorkust liep uit op etnografisch veldwerk naar de raciale verhoudingen in de industrie.

Antropologie is sindsdien Latours thuishaven, maar hij is altijd een tegendraadse antropoloog geweest. Traditioneel brengt een rationele westerse antropoloog de irrationele gebruiken en overtuigingen van exotische volkeren in kaart. Daarbij heerst een fundamentele asymmetrie tussen het Westen en de exotische ander: de westerling kan de ander beschrijven en verklaren, maar zelf ontsnapt hij aan de etnografische blik die hij anderen oplegt.

Om deze asymmetrie recht te trekken, deed Latour in de jaren zeventig antropologisch onderzoek in een bastion van westerse rationaliteit: het laboratorium. Terwijl de neuro-endocrinoloog Roger Guillemin in een lab in Californië onderzoek deed naar neuropeptiden, dat hem in 1977 de Nobelprijs opleverde, zat Bruno Latour in een hoekje van datzelfde lab aantekeningen te maken over de rituelen, praktijken en instrumenten van de wetenschapper. Het resultaat is Latours eerste boek Laboratory Life, dat hij samen met Steve Woolgar schreef. Dit nauwgezette onderzoek naar de laboratoriumpraktijk resulteerde in het idee dat een wetenschapper de feiten niet ontdekt, maar construeert. Om een bepaald hormoon te kunnen isoleren, is een hele batterij aan instrumenten, praktijken en concepten nodig: het hormoon wordt niet ‘aangetroffen’ in een proefdier, maar zorgvuldig gefilterd. Wetenschappers leggen netwerken van referentie aan, waardoor een diagram verwijst naar een machine, die op zijn beurt verwijst naar de organen van een proefdier, enzovoorts.

Wanneer een wetenschappelijke theorie ontkracht is, kunnen we altijd haarfijn aanwijzen welke menselijke (al te menselijke) factoren achter de foute theorie zaten: een bepaalde berekening was slordig uitgevoerd, heersende religieuze dogma’s maakten een conclusie onacceptabel, of wetenschappers zagen wat ze wilden zien om hun theorie te bevestigen. Over de succesvolle theorieën hebben we doorgaans een stuk minder te zeggen: ze werken omdat ze waar zijn, ze zijn waar omdat ze de werkelijkheid adequaat beschrijven, en daarmee basta. Verder vragen welke menselijke factoren een theorie kloppend maken, lijkt ongepast. De geschiedenis van onware theorieën ziet er heel anders uit dan de geschiedenis van ware theorieën.

Wetenschap in actie

Dit verschil tussen de benadering van waarheid en onwaarheid is de tweede asymmetrie waartegen Latour vecht. Niet alleen analyseren rationele moderne westerlingen wel de ander en niet zichzelf; ze kunnen bovendien vergissingen haarfijn verklaren, terwijl wetenschappelijk succes uit de hemel lijkt te vallen. In zijn boeken laat Latour zien hoe wetenschappelijke ontdekkingen worden gedaan. In plaats van de readymade wetenschap die in kranten en beleidsstukken te vinden is, kijkt Latour naar ‘wetenschap in actie’: hij volgt wetenschappers stapje voor stapje in al hun handelingen, zonder mythes over ‘ontdekkingen’ en ‘feiten’ te accepteren.

Een voorbeeld uit het boek Pandora’s Hope: In Noordwest Brazilië grenst het Amazonewoud aan een savannelandschap. Een Frans/Braziliaans onderzoeksteam onderneemt vanuit de universiteit van Boa Vista een expeditie, om vast te stellen wat er gebeurt met de rand van het oerwoud. Breidt het Amazonewoud zich uit ten koste van de savanne, of andersom? Om een antwoord op deze vraag te krijgen – en dus om een wetenschappelijk feit tot stand te brengen – maken de onderzoekers een complexe reeks vertalingen. Ze scheppen bodemmonsters uit de bosrand, die in speciaal ontworpen sorteerbakjes worden gelabeld en geclassificeerd. De bosrand in volle glorie, met zijn flora en fauna, zijn spectaculaire zonsondergangen en zijn regenseizoen, wordt gereduceerd tot een paar hoopjes zand en klei. Door de bodemmonsters mee te nemen naar een laboratorium, kunnen de wetenschappers ze nog uitgebreider onder de loep nemen – en nog eens vertalen: alle relevante eigenschappen komen in papieren diagrammen te staan. Uiteindelijk leiden al deze transformaties tot een wetenschappelijk artikel, dat weer vertaald wordt naar beleidsstukken, die weer vertaald worden naar beleid, dat weer invloed heeft op de bosrand… Overal circuleren referenties en netwerken van verwijzing, maar een magisch moment van ontdekking, een openbaring van de Waarheid, blijft uit.

De manier om wetenschap in actie te beschrijven is door actoren te volgen in de netwerken die ze aanleggen: de beweging van een wetenschapper van de bosrand naar het laboratorium, van de universiteit naar politieke instituties, en naar de hele maatschappij. Deze methode, ontwikkeld door Latour, John Law en Michel Callon, staat bekend als ‘Actor-Network Theory’, of ANT – de associatie met mieren die kruipen door een grillig mierennest ligt voor de hand.

Een van de meest invloedrijke en provocerende stellingen van ANT is dat sociale netwerken niet alleen bestaan uit mensen, maar ook uit objecten – niet-menselijke actoren. Niet alleen petrischaaltjes, microscopen en thermometers, maar ook bodemmonsters, microben en jakobsschelpen leveren een bijdrage aan sociale processen. De invloed die de vondst van een knoflookpad of een prehistorische potscherf heeft op de bouw van een nieuw appartementencomplex is onmogelijk te reduceren tot alleen menselijke factoren. Of op een bepaalde akker wel of geen graan zal groeien, is niet alleen de beslissing van een boer of een landbouwvereniging, maar vooral ook van het graan zelf; menselijke interactie heeft geen zin als de objecten niet meewerken.

Door de rol van niet-menselijke actoren in sociale netwerken te erkennen, brengt Latour een derde asymmetrie aan het licht: die tussen menselijk en niet-menselijk, of tussen natuur en cultuur. In zijn belangrijkste filosofische essay, We have never been modern (1991), betoogt hij dat de scheiding tussen natuur en cultuur in de praktijk nooit heeft bestaan. Moderne denkers van Descartes tot Einstein hebben geprobeerd om de vrije, actieve menselijke subjectiviteit lijnrecht tegenover de passieve, objectieve en door wetten gestuurde natuur te plaatsen. Maar ondertussen produceert de moderne mens constant hybride vormen tussen natuur en cultuur. Waar leg je bijvoorbeeld de scheiding tussen natuur en cultuur bij herbebossing? Bij een petrischaaltje met bacillen? Bij het aidsvirus? Er is een continue uitwisseling tussen politieke, wetenschappelijke, natuurlijke en culturele kwesties: er is geen fundamenteel verschil tussen deze domeinen, maar een globaal netwerk waarin actoren alle kanten opschieten. Bacillen kunnen een politiek probleem worden, landbouwbeleid kan het aangezicht van de natuur veranderen. Er bestaat geen cultuur die zich niet bezighoudt met niet-menselijke objecten, en er bestaat geen natuur die geen betekenis genereert. Het moderne project om de twee domeinen te scheiden is een illusie: we zijn nooit modern geweest.

Kosmopolitiek

Nu de term ‘Antropoceen’ aan zijn opmars bezig is, is Latours werk misschien wel relevanter dan ooit. De afgelopen drie jaar komt hij in zijn werk regelmatig terug op het Antropoceen, en op de vraag wat deze term ons brengt. Erkenning van het Antropoceen betekent erkenning van de onlosmakelijke interactie tussen menselijke en natuurlijke processen – het betekent dat de ‘natuur’ geen passief object is dat door wetenschappers neutraal wordt bestudeerd, maar een instabiele, actieve factor, die handelt en onderhandelt. Het betekent dat de ‘mens’ geen abstract subject is dat van een afstandje toekijkt hoe de natuur haar waarheid openbaart, maar in zowel wetenschappelijke als politieke relaties aangaat met de natuur. Relaties die de natuur op haar beurt weer beïnvloeden – en die zich tegen de mens kunnen keren.

Deze opvatting brengt een nieuwe vorm van politiek met zich mee: ‘Agency at the time of the Anthropocene’ waarin menselijke en niet-menselijke elementen gemeenschappelijk hun gezamenlijke lot bepalen. Het idee dat niet-menselijke actoren politieke verantwoordelijkheid dragen was twintig jaar geleden nog exotisch en vreemd, maar het Antropoceen is inmiddels een veelgebruikte beschrijving van de wereld waarin we leven. Politiek gaat niet alleen over vrijheid en emancipatie, maar evengoed over schaliegas, virussen en CO2-niveaus. De afgelopen eeuwen hebben we kunnen doen alsof deze entiteiten geen inspraak hadden, maar het Antropoceen dwingt ons eindelijk om een politiek van de natuur te formuleren– een kosmopolitiek.

De redenen dat een bibliothecaris of boekverkoper moeite heeft om Latours werk te plaatsen zijn precies de redenen dat hij zo waardevol is voor sociologen, filosofen en kunstenaars, maar ook voor beleidsmakers, natuurwetenschappers en ingenieurs. Zijn eclectische combinatie van verschillende interesses en onderzoeksgebieden komt neer op een uitdaging om de verbondenheid van natuur en cultuur, van wetenschap en politiek en van kunst en theorie serieus te nemen. De taak die het Antropoceen ons stelt is om eindelijk echte kosmopolieten te worden.

Rik Peters (1989) studeerde filosofie en klassieke talen in Amsterdam en Venetië, momenteel doceert hij filosofie aan de Universiteit van Amsterdam

How to Sort out the Many Ambiguities of the Concept of Anthropocene
18.04.2015 11.00–13.00
lezing door Bruno Latour met een reactie van Anna Tsing
Stadsschouwburg, Utrecht

DIT ARTIKEL IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M Nr 1-2015 WORLD OF INTERIORS & ANTROPOCEEN

Rik Peters

Recente artikelen