metropolis m

Een beetje van dit en een beetje van dat. De centrale tentoonstelling Viva Arte Viva van Christine Macel mist smoel. 

Het lijkt wel alsof Christine Macel niet heeft willen kiezen. In Viva Arte Viva staat de kunstenaar centraal maar tegelijkertijd adresseert de curator via zeven hoofdstukken (zoals the Pavilion of the Common, of the Earth, of Traditions en of the Shamans) de problematiek waartoe onze maatschappij zich uitgedaagd ziet. Maar engagement blijkt geen jas die Christine Macel past. Het engagementverhaal dat ze via de paviljoens over het geheel uitrolt, doet geforceerd aan. Dit is geen biënnale die een state of the art geeft. Dit is evenmin een biënnale die uitblinkt in de presentatie van veel nieuwe werken en coproducties met kunstenaars. Integendeel, er is verhoudingsgewijs veel ‘oud’ werk. Noch is het een biënnale die nieuwe thema’s agendeert en dat laatste wreekt zich, want dat is toch waar een biënnale om zou moeten draaien.

Wie zoals Christine Macel in Parijs woont, komt veel bekende namen uit de stad tegen. Naast tien van origine Franse kunstenaars (o.a. Marie Voignier, Philippe Parreno, Kader Attia) ook buitenlandse kunstenaars die in Parijs wonen en er regelmatig exposeren, zoals Thu van Tran, Sheila Hicks, Takesada Matsutani en Marcos Ávila Forero. Tevens heeft Macel geput uit tentoonstellingen die zijzelf of haar collega’s eerder in Centre Pompidou neerzetten. Zo waren Mladen Stilinović, Tibor Hajas, Ciprian Mureșan (te zien in Les Promesses du Passé (2010)), en Mariechen Danz, Rina Banerjee in (Paris-Delhi-Bombay (2011)). En ze heeft geshopt in recente tentoonstellingen bij collega-instellingen in Parijs zoals Le Plateau (The Play), Maison Rouge (Luboš Plný), de Biënnale de Belleville (Enrique Ramírez). Macel heeft het dus dicht bij huis gezocht. Prima natuurlijk, want waarom zou je de wereld rondreizen en vervuilen als je het om de hoek kan vinden? Maar toch wekt het ook de indruk van een zekere gehaastheid en oppervlakkigheid. Heeft Macel wel genoeg tijd gehad om onderzoek te doen? Bij een biënnale verwacht je dat er nieuw werk wordt afgeleverd terwijl deze tentoonstelling een wel erg hoog déjà vu gehalte bevat.

De mate waarin kunstenaars uit het verleden, en vooral vrouwen, worden opgevoerd is hoog en zeker in de eerste hoofdstukken van de Arsenale (Pavilion of the Common, and of the Earth) bijna storend te noemen. Zeker, het is van belang om voortdurend de kunstgeschiedenis te herschrijven en (vrouwelijke) kunstenaars het podium te geven dat ze verdienen, maar de prominente presentatie van onder anderen Anna Halprin, Maria Lai, Antoni Miralda, Joan Rabascall, Dorothée Selz, Jaume Xifra oogt wat overdreven. Ook is het een goede zaak om, nu de wereld wordt geconfronteerd met diverse maatschappelijke en politieke problemen, te leren van het verleden. Maar niet alle actuele problemen kunnen met de gereedschapskist uit de jaren zestig en zeventig opgelost worden. Hedendaagse problemen verdienen ook een nieuwe blik, we hebben nieuwe denkbeelden nodig. Door al die oudere garde komt de vertegenwoordiging van de jonge generatie kunstenaars in het gedrang. De hele post-internet stroming ontbreekt bijvoorbeeld terwijl daar toch veel kunstenaars tussen zitten die iets over de wereld te melden hebben. Viva Arte Viva lijkt daardoor een historische tentoonstelling. En daarbij valt op hoe Macel ook in dit opzicht vooral in Parijs haar gelijken vindt. Dit seizoen wordt in diverse geëngageerde tentoonstellingen in Parijs antwoorden op het heden gezocht via het retrospectief. In Jeu de Paume is er Soulèvements, Le Bal toont Provoke – Entre contestation et performance – la photographie au Japon 1960-1975 en Quai Branly The Color Line over het Afrikaans-Amerikaanse verzet. Macel lijkt dezelfde strategie van distantie te voeren in haar poging het heden te begrijpen.

Het lijkt intussen bon-ton onder biënnale- en documenta-curatoren om de canon op z’n kop te zetten en kunstenaars uit het verleden op te diepen en te presenteren tussen outsider-kunstenaars en niet-kunstenaars. Zij zijn zogezegd de niet-westerse kunstenaars van de jaren ‘90 en ‘00. In de Biënnale van Venetië 2013 van Massimiliano Gioni’s verbleekten de grenzen tussen professionele kunstenaars en amateurs, tussen insiders en outsiders. Met name Roger M. Buergel introduceerde op documenta 12 (2007) met verve vele apocriefe kunstenaars en ontblootte daarmee diverse parallelle kunstwerelden. Hij bracht bijvoorbeeld de Gutai beweging in beeld – een representant hiervan, Takesada Matsutani, is door Christine Macel in haar tentoonstelling opgenomen. Buergel toonde eveneens werk van de Inuit kunstenaar Annie Pootoogook. Haar oom, Kananginak Pootoogook, is nu in Venetië te zien. De centrale tentoonstelling in de Giardini ijkt bij vlagen op hoe Carolyn Christov-Bakargiev het Fridericianum aanvloog tijdens Documenta 13. Maar de documenta was scherper, door de associatieve verbanden tussen de werken werd er echt een geheel gewoven tussen kunstenaars en niet-kunstenaars. In de centrale tentoonstelling in de Giardini staan de kunstenaars zelfs extreem op zichzelf, de meesten hebben een eigen ruimte. Het is een bijna archivarische presentatie.

Takesada Matsutani

Bij voorbaat wierp het losse concept van de hoofdstukken of paviljoens de vraag op of de invulling van de verschillende subthema’s zoals ‘Dionysos’, ‘color’ en ‘time and infinity’ wel voldoende diepgang zou krijgen. Dit blijkt niet het geval. De afdeling Dionysos ben je al door voordat er werkelijk iets is aangestipt. Het hoofdstuk wordt geïntroduceerd als een lofzang op het vrouwelijke lichaam en haar seksualiteit, het beeld van het vrouwelijke lichaam zou hier heruitgevonden worden. De ijle erotische tekeningen van Huguette Caland, het in latex gegoten ondergoed van Heidi Bücher, de uitstulpende borstenschilderijen van Zilia Sanchéz zijn weliswaar prachtig maar het draait toch voornamelijk om borsten en vagina’s. Er wordt vertrokken uit de klassieke man-vrouw polarisering terwijl aan andere genders wordt voorbij gegaan.

Ook het Pavilion of the Common is ouderwets ingevuld; er is veel aandacht voor happenings en processies uit de jaren zestig en zeventig maar aan hedendaagse vormen van samenzijn, gestimuleerd door de mogelijkheden van sociale media wordt geen aandacht besteed. Het wereldwijde web lijkt zelfs in het geheel niet te bestaan op deze biënnale.

Het hoofdstuk ‘color’ is een aanfluiting. Om de tentoonstelling met ‘fireworks’ af te sluiten en dat dan letterlijk te zoeken in kleur (of juist het ontbreken ervan) is bijna infantiel te noemen. Het moet gewoon ‘knallen’ in de werken zelf. In het chapiter is ondermeer veel aandacht voor textiele werkvormen en handwerk. Ook in de andere secties is veel stof te vinden.

Sheila Hicks

Dit illustreert eens te meer dat deze biënnale niet agendeert maar volgt. Al ruim tien jaar is de ambachtsgolf gaande, en textiel is in die periode al vele keren herontdekt. Waarom licht Macel er niet een andere beweging uit die ons allen is ontgaan? Er zijn onder de generatie twintigers en begin dertigers velen die werken met de thematiek van vloeibaarheid, hybriditeit en instabiliteit. Waarom die niet getoond? Er zijn ook kunstenaars die zoeken naar nieuwe vormen van materialiteit, in relatie tot nieuwe technologie. 

Opvallend is dat Christine Macel ook geput heeft uit de biënnalegeschiedenis door verschillende kunstenaars te tonen die er een statement over gemaakt hebben. Raymond Hains weigerde tijdens zijn leven deelname aan de biënnale omdat hij niet symbool voor een natie wilde staan. Maar Macel heeft een hele zaal aan zijn werk gewijd. Wat is er postuum aan zijn standpunt veranderd dat hij nu wel door de biënnale wordt ingelijfd? Is het omdat het geen landenpaviljoen betreft maar de centrale tentoonstelling? De opname van deze tegenfiguren oogt niet oprecht en lijkt niet meer dan een vluchtige opportune zelfkritiek.

Anri Sala

Natuurlijk zijn er prachtige werken maar dat kan ook niet anders als je er bijna tweehonderd toont. Uitgesproken is het werk van Anri Sala, de tekeningen en teksten in blikjes van Abdullah Al Saadi, Michele Ciacciofera, Ciprian Mureșan die in zijn tekeningen ‘the weight of references’ te lijf gaat, Pauline Justine Curnier, Thu van Tran, Takesada Matsutani en Hassan Khan, laatstgenoemde is met een prachtig geluidswerk in het park de terechte winnaar van de Zilveren Leeuw. De biënnale als geheel is evenwel te weinig uitgesproken. Waar Christine Macel nu echt voor staat, is niet duidelijk geworden.

Hassan Khan

LEES INTERVIEWS MET CHRISTINE MACEL, ANNE IMHOF, BERNARDO OYARZÚN, CEVDET EREK, SAMSUNG YOUNG,DIRK BRAECKMAN, KATJA NOVITSKOVA, EN WENDELIEN VAN OLDENBORGH IN DE METROPOLIS M VENICE BIENNALE 2017 GUIDE. NU GRATIS BIJ METROPOLIS M NR 2-2017. NU OVERAL TE KOOP. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT NEEMT STUREN WE JE DIT NUMMER GRATIS OP. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR METROPOLIS M: [email protected] (ovv actie nr 2) 

Nanda Janssen

is curator en criticus en woont in Parijs

Recente artikelen