metropolis m

Daniëlle van Ark en Martin Boyce, foto door Nanda Janssen 

Na een driejarige renovatie is het Parijse Van Doesburghuis vorig jaar weer stilletjes opengesteld als residentie voor kunstenaars. Huidige bewoners Daniëlle van Ark en Thomas Raat zetten met de kleine maar fijne tentoonstelling Coup de Foudre het huis weer op de kaart.

Het was een tijd lang stil rond het Van Doesburghuis. Het huis dat genoemd is naar zijn schepper Theo van Doesburg, schilder, schrijver, ethicus, typograaf, ontwerper en oprichter van De Stijl, is gelegen in de Parijse voorstad Meudon. Van 1980 tot de renovatie in 2014 verbleven dertig kunstenaars, dansers, schrijvers, componisten en architecten in deze atelierwoning. Toen het Mondriaan Fonds en andere fondsen vanaf 2014 de residentie niet langer met een beurs ondersteunden, zocht het bestuur naar een nieuw model. In de overgangsjaren 2016 en 2017 kozen zij zelf de kandidaten waaronder Katja Mater, David Bade, Steven Aalders en de Rietveld academie. Allen bekostigden zelf hun verblijf. Het goede nieuws is dat vanaf januari 2018 de residentie weer wordt ondergebracht bij vijf cultuurfondsen (Stimuleringsfonds, Letterenfonds, Fonds Podiumkunsten, Mondriaan Fonds en het Filmfonds). Deze fondsen bestrijken de verschillende disciplines waarin Theo actief was. Vermoedelijk zal er een run op deze residentie komen. Daniëlle van Ark en Thomas Raat zijn de laatste bewoners uit de overgangsperiode.

Karina Bisch en Marianne Vierø, foto door Nanda Janssen 

Voor alles is Coup de Foudre een hoopvolle tentoonstelling. Het bewijst dat je met weinig middelen, voorbereidingstijd en status een boel voor elkaar kan krijgen. Zeker in een stad als Parijs waar veel om connecties en status draait, is dat een positief bericht. In een maand tijd is deze expositie met veertien kunstenaars (waaronder de twee bewoners zelf) voor vierhonderd euro in elkaar gedraaid. Die kunstenaars zijn niet allemaal vrienden, ateliergenoten of oud-Rijksakademie collega’s, maar ook nieuwe contacten zoals Martin Boyce die in 2011 de Turner Prize won. Het is een typische ‘kunstenaarstentoonstelling’ omdat zonder kunsthistorisch of theoretisch kader op intuïtieve wijze de kunstwerken bij elkaar zijn gebracht. Weliswaar geen vernieuwende tentoonstelling, maar wel een die naadloos aansluit op deze plek.

Gerbrand Burger, foto door Nanda Janssen 

Daniëlle van Ark en Thomas Raat, een koppel, arriveerden begin september in Meudon. Duikend in de geschiedenis van het huis dat ze als spartaans, kil en kaal ervoeren, ontwikkelden ze niet zozeer grote interesse voor Theo van Doesburg, maar voor zijn vrouw Nelly. De tragiek is dat Theo, ontwerper en bouwheer van de atelierwoning, kort voor de oplevering in 1930 is gestorven. Nelly, die haar man op handen droeg, heeft er tot haar overlijden in 1974 in gewoond. Op foto’s is te zien hoe Nelly de woning gezellig heeft ingericht met meubels en schilderijen van Theo, een mobile van Alexander Calder en werk van andere avant-garde kunstenaars. Kunstwerken die nu overigens miljoenen kosten. Dit inspireerde Van Ark en Raat om de huiselijke kant van het Van Doesburghuis, twee ineengeschoven kubussen, middels de tentoonstelling een impuls te geven.

David Renggli, Good Vibe Gong, 2016, foto door Nanda Janssen 

Nicoline Timmer, Ola Vasiljeva, Alan Reid, foto door Nanda Janssen 

Dat is bijzonder goed gelukt. De kunstwerken, een tapijt van Ola Vasiljeva, de vazen van Nicoline Timmer, de stoelen van Thomas Raat én die van Daniëlle van Ark en het object met kwastjes op de salontafel (Marianne Vierø) voegen zich naadloos naar de woning, alsof ze er altijd deel van uitgemaakt hebben. Al deze objecten zorgen voor een verbijzondering van het dagelijks leven door kunst. It took us years to get here is de titel van de zilveren schoenen die her en der opduiken. Met de Nederlandse traditie van het verzilveren van het eerste babyschoentje in gedachten, verzilverde Daniëlle van Ark verschillende oude schoenen van de mensen om haar heen. Het zijn prachtige memento mori’s, een herinnering aan de tijd die verstrijkt en aan de passanten in je leven of specifiek in dit huis. De twee ronde metalen sculpturen van gehamerd staal heten heel passend Good Vibe Gong (David Renggli). Doordat de kunstwerken een grote variatie in vorm kennen, geïntegreerd zijn in de woning en aan allerlei betekenislagen appelleren, verveel je je als kijker geen moment.

Ola Vasiljeva, foto door Nanda Janssen

Anna Ostoya, foto door Nanda Janssen 

Tijdens een voordracht van Theo in de Haagse Kunstkring, zomer 1920, viel Nelly als een blok voor hem. Een ware coup de foudre. Na een half jaar brak Nelly met haar familie om haar leven met de zestien jaar oudere Theo te vervolgen. Dit idee van liefde op het eerste gezicht namen Van Ark en Raat over als selectiecriterium voor de kunstwerken. Het mooie aan deze intuïtieve manier van werken is dat het onbewust gebaseerd is op geïnternaliseerde kennis waardoor er wel degelijk samenhang is in de expositie. Diverse geselecteerde kunstenaars reageren in hun werk bijvoorbeeld op het modernisme of op de twintigste-eeuwse avant-garde zoals Karina Bisch, Martin Boyce, Anna Ostaya en Raat en Van Ark zelf, zodat er een inhoudelijke link is met de locatie. Buiten op het overdekte terras staat een metalen kribbe van de Zwitser David Renggli. Het is geschilderd in twee afgezwakte primaire kleuren en bedekt met stro. Het is te lezen als symbool voor het gezin dat door de vroegtijdige dood van Theo op zevenenveertigjarige leeftijd nooit heeft kunnen ontstaan, maar ook als verwijzing naar het stro in de wanden. Op zoek naar nieuwe, maar ook goedkope, materialen koos Theo voor Solomite, samengeperste stroplaten afgewerkt met een stuc- en cementpleisterlaag. Dit problematische bouwmateriaal is mede de reden dat het huis regelmatig gerenoveerd moet worden.

David Renggli, Krippe, 2016, foto door Nanda Janssen 

Een opzettelijk gekozen dissonant in het ensemble zijn de drie kunstwerken van Wim T. Schippers. Ze hebben geen relatie met het modernisme, met Van Doesburg’s gedachtegoed, noch met de persoonlijke geschiedenis van de woning. Deel 4 van de pracht (1961), een soort wanstaltige trofee, staat middenin de smalle gang hinderlijk te wezen. Het kunstwerk dat daarentegen alles aan elkaar smeed, zijn de bruine blaadjes die geheel in harmonie met het herfstseizoen langs de muren en de ingebouwde tafels lijken opgewaaid. Martin Boyce belicht in zijn werk kleine architecturale details zoals lichtarmaturen, ventilatieroosters, stoelen en opbergkastjes. Hij toont het effect dat architectuur en design op ons leven heeft. De geabstraheerde bladvorm baseerde Boyce op vier betonnen bomen die de Parijse ontwerptweeling Jean en Joël Martel in 1925 ontworpen voor een tuin van Franse architect Mallet-Stevens. In diezelfde tijd en uit grofweg dezelfde principes en idealen ontstond het Van Doesburghuis. Sinds 2005 laat Boyce dit bladmotief telkens terugkeren in zijn werk.

Daniëlle van Ark en Thomas Raat planden de tentoonstelling rond kunstbeurs FIAC. Slim, want in de derde week van oktober vindt in Parijs steevast een explosie aan tentoonstellingen plaats en werkt de lichtstad als een magneet voor buitenlands bezoek. Tijdens de drie momenten dat Coup de Foudre in die periode open was, ontvingen de twee kunstenaars als een volleerd gastvrouw en gastheer enthousiast, open en met kennis van zaken hun publiek. Gezien de ligging, een half uur treinen vanaf Parijs centrum, trok Coup de Foudre geen drommen mensen, maar wel een interessant, gespecialiseerd publiek. Dankzij Thomas Raat en Daniëlle van Ark is het Van Doesburghuis weer tot leven gewekt.

Coup de Foudre vond plaats van 21.10.2017 t/m 28.10.2017

Nanda Janssen

is curator en criticus en woont in Parijs

Recente artikelen