metropolis m

Studio Thami Mnyele Stichting 

Iedereen kent ze nu, kunstenaars als Zanele Muholi, Samson Kambalu en Moshekwa Langa. Ze waren hier als jonge kunstenaar al eens te gast in het residentieprogramma van de Thami Mnyele Stichting. Naar aanleiding van African Amicitiae in de Sociëteit Arti et Amicitiae gaat Liza Prins in gesprek met directeur Pauline Burmann over haar pionierswerk.  

Thami Mnyele was een uit Zuid-Afrika afkomstige kunstenaar. Hij vocht tegen apartheid en heeft dat uiteindelijk met zijn leven moeten bekopen. Kort voor zijn overlijden in 1985 was hij in Nederland om een conferentie bij te wonen. Zijn strijd, bezoek aan Nederland en gewelddadige dood inspireerde een groep Nederlandse kunstenaars en politici om een stichting op te zetten in zijn naam, aanvankelijk om een dialoog tussen Zuid-Afrikaanse en Nederlandse kunstenaars te stimuleren. Later werd het programma opengesteld voor kunstenaars uit het hele continent Afrika als ook uit de diaspora. De stichting, met als belangrijkste onderdeel haar gastatelier, floreert nu al zo’n zevenentwintig jaar en heeft vele kunstenaars de mogelijkheid geboden om hun praktijk te ontwikkelen en hun internationale netwerken uit te breiden.

Ik sta, samen met Pauline Burmann, voorzitter van Thami Mnyele, in de studio van de stichting. We kijken naar de linoleumvloer die getekend is door lagen en lagen verfspetters en vlekken van andere materialen. De vloer is een geluidloze, maar zeker geen zwijgende aanschouwer. De vloer heeft alle kunstenaars die te gast waren bij de stichting meegemaakt en geeft daar blijk van in de complexe gelaagdheid aan materiele sedimentatie. Grote namen als Zanele Muholi, die onlangs een solotentoonstelling had in het Stedelijk Museum, Samson Kambalu en Moshekwa Langa, hebben hier hun sporen achtergelaten, maar ook kunstenaars die (in Nederland) relatief onbekend zijn gebleven. Hun (inter)acties komen zichtbaar samen in de vloer van de studio vlakbij de Ten Kate markt in Amsterdam.

Thami Mnyele Studio

Thami Mnyele Studio

De Thami Mnyele stichting stimuleert sinds begin jaren negentig uitwisselingen en samenwerkingen tussen de Nederlandse kunstwereld en kunstenaars uit het Afrikaanse continent en de diaspora. Hiertoe reikt zij een aantal maal per jaar een award uit aan veelbelovende kunstenaars van Afrikaanse afkomst. Deze award bestaat uit een vliegticket, drie maanden huisvesting, een maandelijkse toelage, een studio aan huis, een fiets en een museumjaarkaart. Je zou de award dus ook kunnen interpreteren als een residentie. De stichting wil vooral ruimte scheppen voor onderzoek en het ontwikkelen van nieuw werk; ze heeft geen presentatieruimte en tentoonstellingen zijn dan ook niet het voornaamste doel. De kunstenaars komen uit erg uiteenlopende landen en situaties en ook de artistieke praktijken, methodes en media verschillen nogal. ‘Deze verschillen’ vertelt Burmann ‘zie ik als het bijzondere. Ze laten zien hoe groot het continent Afrika is. Afrika is niet een eenheid met een specifieke cultuur.’

De selectiecommissie voor het programma bestaat uit professionals uit de Nederlandse kunstwereld. Grote namen als Fons Welters, Ann Demeester, Rineke Dijkstra, Yvonne Dröge Wendel en Jelle Bouwhuis hebben al in de commissie gezeten. De leden worden naderhand ook vaak uitgenodigd om de door hun geselecteerde kunstenaar(s) te ontmoeten en te spreken. Door over het werk en over overeenkomsten en verschillen tussen kunst in Nederland en Afrika te praten, worden er connecties gelegd en ontstaat er wederzijds begrip. Opvallend is dat, hoewel de commissieleden veel weten over kunst in Nederland en daarbuiten, ze niet speciaal geselecteerd zijn op hun kennis van of affectie met kunst uit Afrika en de diaspora. Op deze manier probeert de Thami Mnyele stichting de band tussen Afrika en het professionele Nederlandse kunstwereld te versterken. Burmann vertelt dat dat succesvol is gebleken: instellingen als de Rijksakademie, de Ateliers en het voormalige SMBA hebben zichtbaar meer interesse gekregen in kunst uit Afrika. De eerste twee hebben steeds meer residenten van Afrikaanse afkomst aangenomen en het SMBA organiseerde onder andere tentoonstellingen en discussies onder de titels African reflected en Time, Trade & Travel in samenwerking met de Nubuke Stichting in Accra, in Ghana.

Thami Mnyele Studio

Er worden tijdens de residentieperiode geen opdrachten gegeven aan de kunstenaars. In plaats daarvan zijn ze vrij om op eigen wijze te experimenteren en onderzoek te doen. Ze krijgen de mogelijkheid om het Nederlandse (kunst-) landschap op allerlei manieren te verkennen. Hierdoor ontstaan op organische wijzen vriendschappen en samenwerkingsverbanden tussen de residenten en Nederlandse kunstenaars. Zo heeft Krishna Luchoomun uit Mauritius onlangs de Nederlandse kunstenaar Bik van der Pol uitgenodigd om met hem te exposeren in het Mauritius Paviljoen op de Biënnale van Venetië.

Hoewel de stichting veel handvatten geeft en actief netwerken onderhoudt voor haar residenten, benadrukt Pauline Burmann dat het vooral te danken is aan Amsterdam, haar belastingbetalers, haar behulpzame kunstinstellingen en vele kunstenaars, supporters uit de buurt, en allerlei andere enthousiaste betrokkenen bij de stichting, dat het residentie programma zo succesvol is. Ik denk echter dat zijzelf ook een grote spil in dit proces is. De stichting creëert onder haar leiding alle randvoorwaarden om interacties mogelijk te maken.

Afgelopen november opende de tentoonstelling African Amicitiae in de sociëteit van Arti et Amicitiae. Harald Schole cureert er een reeks aan exposities onder de titel mijn collectie, waarin werken uit de collecties van leden van de vereniging tentoongesteld worden. Hij vroeg Pauline Burmann, die ook lid is, om stukken uit de verzameling van de Thami Mnyele stichting te tonen. Voor African Amicitiae, werden vijfentwintig (kleinere) werken geselecteerd, allemaal gemaakt door voormalig residenten tijdens hun verblijf in Amsterdam. De ruimte werd ingericht door Harald Schole en Edith Rijnja. Los van het feit dat er veel tweedimensionaal werk getoond wordt door de beperkingen (maar misschien ook de mogelijkheden) die de ruimte met zich meebrengt, relateren de werken weinig tot niet aan elkaar wat betreft technieken, thema’s en esthetiek. En dat komt niet als een verrassing nadat Pauline Burmann vertelde over de grote verschillen tussen de residenten. Ik vraag haar of het niet complex is om zo’n tentoonstelling te maken. Het lijkt een onderneming met een paradoxaal karakter: werken worden samengevoegd onder de noemer ‘African’, terwijl een dergelijk predicaat juist door de Thami Mnyele stichting, door de diversiteit aan werk, wordt doorbroken. Het werk van een groep kunstenaars bij elkaar plaatsen alleen maar omdat ze een Afrikaanse achtergrond hebben, kan een exotistisch karakter hebben als er niet tegelijkertijd aandacht wordt besteed aan de diversiteit binnen vaste collecties en tentoonstellingen die niet specifiek over Afrika gaan. Specifieke tentoonstellingen over of voor Afrikaanse kunst zullen niet veel uithalen als de fundamenten van instituten niet veranderen en structurele inclusiviteit niet wordt nagestreefd.

Sandra Kriel, foto door Harald Schole

Simangaliso Sibiya, foto door Harald Schole

Burmann erkent dit probleem, maar is ervan overtuigd dat het tevens belangrijk is dat bezoekers het werk in deze context in Arti zien, zodat het besef gecreëerd wordt dat kunst van Afrikaanse oorsprong heel hedendaags en individueel is. Juist door de werken naast elkaar te plaatsten worden de contrasten duidelijk. Ze is daarnaast ook blij dat we in Nederland eindelijk meer aandacht hebben voor kunst uit Afrika en de diaspora, zowel in tentoonstelling als in discussies en evenementen die dekolonisatie van musea en instituten aankaarten. Burmann vertelt dat het al (te) vaak is gebeurd dat het werk van een resident in Frankrijk of in de Verenigde Staten doorbrak, en dat het hier over het hoofd werd gezien. Ze wijt de passieve positie die Nederland ten opzichte van Afrikaanse kunst heeft gehad aan een andere koloniale geschiedenis die Nederland heeft vergeleken met onder andere Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Ze vertelt: ‘Het is in principe niet erg dat we achterlopen, maar we kunnen nu wel gebruik gaan maken van het discours dat in die andere landen allang bestaat.’ Wanneer tentoonstellingen die specifiek op Afrikaanse kunst gericht zijn de zichtbaarheid van deze werken vergroten, is dat, volgens Burmann, positief. Ik sluit me hierbij aan, maar denk dat we tevens kritisch moeten blijven kijken naar de plek die deze tentoonstellingen innemen in de instituten die ze huisvesten, zodat er voorbij wordt gegaan aan trend of exotisme.

De werken in Arti zijn echter niet louter samengevoegd omdat hun makers een Afrikaanse afkomst hebben. De werken zijn verbonden door de Thami Mnyele stichting, de studio bij de Ten Katemarkt en de tijd de hun makers daar doorbrachten. Ik bekijk het werk in de catalogus die Arti et Amicitiae bij de tentoonstelling maakte en realiseer me ineens hoe buitengewoon het is dat al deze werken, al deze makers, samen zijn gekomen door Thami Mnyele, en dat hij dat zelf nooit heeft kunnen weten. Thami Mnyele zorgt meer dan 30 jaar na zijn dood voor gedeelde ervaringen en interacties. Hij is de overeenkomst in het werk en (professionele) leven van de kunstenaars die te zien zijn in Arti. Ik hoop dat hij via de stichting nog veel meer werk en levens mag beïnvloeden.

African Amicitiae, Arti et Amicitiae in Amsterdam, 13.11.2017 t/m 02.02.2018.

Deze maand opent tevens de tentoonstelling Tell Freedom. 15 South African Artists in Kunsthal Kade in Amersfoort, met werk van voormalig resident Haroon Gun-Salie en de nieuwe artist in residence kunstenaars van de Thami Mnyele stichting, Molemo Moiola en Nare Mokgotho van het kunstenaarscollectief MADEYOULOOK, die zich verdiepen in de historische en hedendaagse positie van Zuid-Afrika in een globale context.

19 januari is er in Arti et Amicitiae een ontmoeting met de artists in residence en de Zuid Afrikaanse curator Nkule Mabaso en Manon Braat.

Liza Prins

is kunstenaar

Recente artikelen