metropolis m

Jordan Wolfson

Het Westen heeft geen wet tegen homopropaganda nodig om beelden van homoseksualiteit goeddeels te bannen uit de media. Waar heteroseksuele stelletjes alom aanwezig zijn in reclame-uitingen, films, tv-shows, tijdschriften en politieke campagnes, zijn andere vormen van seksuele relaties vrijwel onzichtbaar.

Het is een terechte constatering van sociaal psycholoog Ulrich Klocke in een recente tekst uit Die Zeit van 10 februari 2014, waarin hij ingaat op homofobie als een psychologische aandoening. Klocke beschrijft dat homofobie alomtegenwoordig is in de westerse samenleving, en vaak voorkomt bij mensen met rechtlijnige ideeën over seksualiteit en fundamentele religieuze opvattingen. Onbekendheid met de seksuele geaardheid is een belangrijke oorzaak.

Waarmee ook al direct de beste remedie tegen de fobie is aangegeven: ga vaker om met homoseksuelen. Direct contact is veruit het beste middel tegen de kwaal.

Klocke gaat nog door. Hij baseert zich op recent wetenschappelijk onderzoek bij zijn bewering dat homofobie vaker voorkomt en krachtiger geuit wordt bij ‘echte’ mannen en ‘echte’ vrouwen met een heimelijke aantrekkingskracht tot het eigen geslacht.

Dat zal Vladimir vast niet leuk vinden om te lezen!

In een tijd waarin seksualiteit vaak wordt opgediend als een ‘smaakje’ wijst Klocke erop dat seksuele voorkeur geen ‘lifestyle’ is, maar een geaardheid. Er mogen alle varianten van seksualiteit bestaan, dat maakt het nog niet tot een volkomen een vrije keuze.

Klockes boodschap nuanceert daarmee het verhaal dat in kringen van de kunst de laatste jaren veelvuldig is verspreid en waarin seksualiteit werd losgekoppeld van vastliggende identiteiten als hetero, homo en lesbo. Queers bepleiten sinds de jaren negentig een volkomen vrije opvatting van seksualiteit die vele gradaties (en tussenvormen) kent.

In zijn bijdrage aan de catalogus From The Corner of The Eye (1998), de tentoonstelling die het Stedelijk Museum Amsterdam wijdde aan ‘queer’-kunst uit de jaren negentig, trekt Lukas Duwenhögger bijvoorbeeld fel van leer tegen wat hij noemt het oorzaak-en-gevolg-denken bij homoseksualiteit. Het is irrelevant te gaan discussiëren over seksualiteit als een aangeboren of gegeven identiteit, stelt hij. Dat werkt ‘HOMO-genisering’ in de hand. Duwenhögger wil de seksuele opvattingen juist bevrijden van elk label en er een andere, vrije invulling aan kunnen geven.

Duwenhögger en de samenstellers Martijn van Nieuwenhuijzen en Leontine Coelewij van From The Corner of The Eye volgden de algemene lijn van die jaren en wilden zich distantiëren van de Sex Wars uit de decennia daarvoor, toen lesbo’s en homo’s fel ten strijde trokken voor hun rechten (van de Equal Rights Movement tot Act Up). Van Nieuwenhuijzen en Coelewij spreken over queer als een ‘post-identiteit’, die zich positioneert tegenover de ‘monolithische polariteiten hetero/homo, man/vrouw’. In de tentoonstelling uitten kunstenaars op subtiele wijze hun twijfels over simplistische definities van seksuele oriëntatie, en verkiezen meer hybride gedragingen uit te beelden van mannen die er uitzien als vrouwen (Ugo Rondinone), vrouwen die op mannen lijken (Collier Schorr), en alles daartussen.

Deze opvatting domineerde het debat over seksualiteit in kringen van kunst gedurende een lange reeks van jaren. Homoseksualiteit was geen politiek vraagstuk meer, waarin bepaalde posities bevochten moesten worden, maar een culturele aangelegenheid, zoals ook blijkt in Art & Queer Culture, een recente uitgave van Phaidon, waarin homoseksualiteit en kunst vanaf 1885 tot heden in kaart zijn gebracht. ‘Homoseksualiteit is niet simpel een identiteit van bepaalde subjecten maar een plaats van seksuele betekenis en symbolische investering’, heet het in de inleiding van dat boek. Samenstellers Catherine Lord & Richard Meyer voeren een indrukwekkende hoeveelheid kunstenaars op, die zijn geordend in chronologische hoofdstukken, elk met een thema, als Into the Streets (1965-79), Sex Wars (1980-94) en Queer Worlds (1995-nu). Vooral in die laatste hoofdstukken is goed te volgen hoe het identiteitssterke activisme plaatsmaakte voor meer vloeiende intellectuele discussies over seksuele ‘difference’.

Art & Queer Culture
signaleert voorzichtig een omslag. Het besef dat posities niet veilig zijn, dat er zelfs nog steeds een wereld te winnen valt, met name voor vrouwen, hebben ervoor gezorgd dat het debat weer wat gepolitiseerd wordt, niet alleen in landen waar religieus rechts een homovijandig klimaat schept, maar ook in het zogenaamd liberale westen. Het zijn veelal vrouwen die hierin een leidende rol opeisen, in de slipstream van wat wel de Derde Feministische Golf genoemd wordt. Emily Roysdon van het New Yorkse collectief LTTR schreef in 2009 het beroemde en invloedrijke manifest Ecstatic Resistance (2009), ook afgedrukt in Art & Queer Culture, waarin ze de queer-mentaliteit van het ‘herarticuleren van de verbeelding’ koppelt aan enkele concrete politieke doelstellingen. Wij queers, zo schrijft Roysdon, doen het niet voor onze lol. De kritiek op representatie dient te worden omgezet in sociale verandering. Het vriendelijk cultureel masseren van een weerbarstige publieke opinie heeft zijn langste tijd gehad, het wordt tijd om de dialoog met de macht aan te gaan, en zo nodig met enige stemverheffing te spreken over een samenleving die om politieke redenen wenst te volharden in vanuit seksueel opzicht volkomen achterhaalde opvattingen.

DEZE TEKST IS GEPUBLICEERD IN:
METROPOLIS M Nr 3-2014 Summer of Love & Hate
NU IN DE WINKEL OF BESTEL ([email protected])

Beeld: Jordan Wolfson – in de Special Summer of Love & Hate ook een essay over zijn werk

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen