metropolis m

Mark Dion, Cortume Bureau, collectie Het Domein Sittard, foto Rogier Fokke

Waarom het maar niet wil lukken met de Collectie Nederland. In Amsterdam werd erover gedebatteerd.

Verschillende organisaties worden samengevoegd tot nieuwe instellingen. Directeuren moeten weg. Horizontale organisaties worden omgebouwd tot gelaagde managementbolwerken om zogenaamde efficiëntie te bevorderen.

Dat was het geschetste beeld in de introductie van Het Domein-curator Roel Arkesteijn tijdens een recente discussieavond bij Framer Framed (Tolhuistuin) in Amsterdam die was gewijd aan het vrij brede thema ‘potentie en haalbaarheid van een nationale kunstcollectie, die zowel de veranderende maatschappij reflecteert als een vernieuwend karakter ontwikkelt’.

Arkesteijn zal vanaf 1 januari bij de nieuw ontstane culturele hybride De DoMIJNen werkzaam zijn. Een beoogd regionaal ‘cultuurbedrijf’ met een wat flauwe naam dat alle lokale kunstinstellingen als de plaatselijke bibliotheek en het museum Het Domein zal ombuigen onder het mom van verbinding en het beter bedienen en betrekken van lokaal publiek. Voor het kleine maar sterk internationaal georiënteerde museum, waarvan de highlights van het in de afgelopen jaren door Arkesteijn aangestuurde aankoopbeleid afgelopen maanden in Amsterdam-Noord te zien waren, lijkt het geschetste toekomstbeeld erg heuvelachtig. De nodige hobbels zijn te nemen wil het wat worden met de beeldende kunst in toekomstig Sittard.

Bij FramerFramed, de organisatie die de tentoonstellingen in de Tolhuistuin verzorgt, werd bij wijze van tribuut aan de presentatie van de ‘wereldse’ collectie van Het ‘oude’ Domein, gesproken over de grenzen van de Nederlandse museumcollecties, die er nogal wat blijken te zijn. En niet alleen ten aanzien van de aankopen van niet-westerse kunst. Onder aanvoering van Tolhuis-directeur Chris Keulemans, gingen vertegenwoordigers it het museale veld, onder wie Noor Mertens (conservator Boijmans Van Beuningen), Michaela Hanssen (hoofdkunstcollecties Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed) en Ruud Priem (voormalig directeur van de Musuemvereniging) in debat over manieren om het eilandenrijk dat de Collectie Nederland is beter met elkaar te verbinden.

Over het algemeen zijn musea wat huiverig voor samenwerking, aldus erfgoed-deskundige Michaela Hanssen. Ze vindt musea nogal onvolwassen, als het aankomt op samenwerking, want te bang dat het eigen profiel niet duidelijk genoeg is, kwijt zal raken bij samenwerking of anderszins geen stand zal houden. Weliswaar is er een apart overleg tussen de directeuren van kleinere musea (het mini-convent), om dit soort zaken te bespreken, maar de curatoren, een laag onder de directies, zien elkaar nooit in overleg. Hierdoor weten de instellingen niet van elkaar wat er inhoudelijk bij elkaar gebeurt, wat er is aangekocht, wat zich in de depots bevindt. Van de voortdurend uitgesproken intentie samen te werken is maar mondjesmaat sprake.

Digitale koppeling van de bestanden lijkt de oplossing, zodat iedere curator alle depots van Nederland virtueel kan doorzoeken. Ware het niet dat er verschillende beheerprogramma’s in omloop zijn, net als de individueel gehanteerde labels waardoor ook zoektermen niet uniform zijn – los van de grote delen van collecties die nog niet gedigitaliseerd zijn.

Problemen, problemen, problemen.

Flip Bool, curator Fotomuseum Rotterdam, ergerde zich aan het haantjesgedrag onder directeuren, die zich inzetten voor kostbare grote aankopen die de Collectie Nederland nauwelijks verrijken. Hij noemde als voorbeeld de Victory Boogie Woogie en meer recent een Bart van der Leck die is aangekocht voor het Rijksmuseum van Wim Pijbes. Het zijn onnodige excessen die slechts het al opgeblazen ego van de betreffende bestuurders dient.

In zijn ogen zou het beter zijn als er ‘contextueel’ verzameld wordt, met oog voor ver strekkende lijnen binnen het geheel aan collecties.

Bool was deze avond samen met Aernout Helb, directeur/oprichter Greenbox Museum, vertegenwoordiger van het officieuze schaduwpanel dat eigenlijk gezeten op het podium naar believen had willen interrumperen, maar tijdens het debat slechts vanuit de zaal op hun wenken door moderator Chris Keulemans voorzien werd van een microfoon. Soheila Najand, kunstenaar en bestuurder, fungeerde praktisch als co-host naast Keulemans, met veel vragen aan bijna alle sprekers.

Niet alleen het beroerde inzicht in de samenstelling als de hoog te paard zittende directeuren bemoeilijken de kwalitatieve ontwikkeling van de Collectie Nederland, ook zoiets simpels als een overdaad aan bureaucratie. De meer en meer ‘marktconform’ opererende musea berekenen tegenwoordig alles door aan collega-opdrachtgevers, met gevolg dat ook bij bruiklenen niet alleen de daadwerkelijke kosten van het transport en de verzekering, maar ook interne manuren en overhead moeten worden betaald.

Denk in dit kader eveneens aan de aankondiging van het Van Gogh om collega-instellingen niet meer van kennis te voorzien, maar met professionalisering in het achterhoofd, de voormalige vriendendienst om te zetten in gefactureerde handelingen. Het is een mooie manier om de cijfers wat op te kalefateren en de veelbesproken ‘eigen inkomsten’ te verhogen op de jaarrekening. Maar dat wel ten koste van het nationale gesubsidieerde museumbeste.

Naast het stroef verlopen ruilverkeer werden ook de andere buzzwoorden uit het hedendaagse cultuurbeleid, te weten ‘kennisuitwisseling’ en ‘interdisciplinariteit’ behandeld. Volgens Ruud Priem is het streven naar interdisciplinariteit leuk en aardig, maar dan moeten er nog wel disciplines beschikbaar zijn, als kennisbasis die wordt opgebouwd aan specialistische opleidingen. Kennisuitwisseling kan alleen plaatsvinden als er kennis om uit te wisselen is. Het wegvallen van specialistische opleidingen – zoals de plannen die de Geesteswetenschappen Faculteit van de Universiteit van Amsterdam recent aankondigde – zorgen dat er steeds minder kennis is van de eigen discipline.

Roel Arkesteijn vond dat er binnen de Collectie Nederland over de grenzen van disciplines heen gedacht moet worden, om deze op nieuwe, interessante manieren inzichtelijk en toegankelijk te maken. Dit ook om te kunnen aansluiten op de veranderende samenstelling van de maatschappij. In het verlengde hiervan stelde Macha Roesink, voormalig directeur De Paviljoens in Almere, dat Nederland internationaal gezien zo’n vijfentwintig jaar achterloopt – denk daarbij aan tendensen als globalisering en de veranderende demografie. De mensen die eind jaren tachtig aankopen deden, doen dat nog steeds, vanuit hetzelfde gedachtegoed dat ondertussen toch wel redelijk verouderd is. Noor Mertens vulde aan dat het ‘zitvlees’ van curatoren weliswaar de voordelen heeft van decennia aan expertise, kennis en ervaring maar dat deze niet per se meer van deze tijd zijn, waardoor de aansluiting met ‘de veranderende maatschappij’ veelvuldig uit het oog wordt verloren. Tegelijk ervaart zij in haar functie als conservator Stadscollectie Rotterdam dat een goede representatie van de lokale kunstenaars niet onmiddellijk betekent dat ook de samenstelling van de lokale bevolking goed weergegeven is, gezien het gebrek aan kunstenaars van niet-Nederlandse herkomst in de stad.

De grootste rem op een voorspoedige ontwikkeling van het museumbeleid lijkt echter vooralsnog de historisch opgebouwde collectie zelf, die nadrukkelijk als uitgangspunt blijft dienen bij elke instelling, wat die verder ook onderneemt. Te veel instellingen staan onvoldoende open voor inbreng van buitenaf, en ze hebben, opererend vanuit het verleden, te weinig oog voor wat er nu speelt in de maatschappij.

Dat is mede een reden dat de politiek maar blijft hameren op uitwisseling en een betere representatie van maatschappelijke diversiteit. Zij het dat zij weer de verdenking op zich heeft geladen dat dit beleid niet werkelijk om inhoudelijke overwegingen moet worden gevoerd, maar om redenen van kostenbesparing en efficiëntie.

Waarmee de conclusie van de avond niet anders kon zijn dan dat de potentie en haalbaarheid van daadwerkelijk één Collectie Nederland vooralsnog niet lijkt gebaseerd op de realiteit. Er zijn, om de aanhef van het debat aan te halen, nog grenzen te over.

Mel Chin, collectie Het Domein Sittard, foto Rogier Fokke
Roy Villevoye, collectie Het Domein Sittard, foto Rogier Fokke


Beeld is afkomstig uit de tentoonstelling Costume Bureau bij Framer Framed in de Tolhuistuin, samengesteld door Roel Arkesteijn. t/m 23 november; het debat vond plaats op 24 november

Deze week kwam een onderzoek naar de Collectie Nederland uit, dat is uitgevoerd op initiatief van de Museumvereniging

Vincent van Velsen

is redacteur Metropolis M en conservator Stedelijk Museum Amsterdam

Recente artikelen