metropolis m

Welke invloed heeft de huidige neoliberale en geglobaliseerde samenleving op de creatieve sector? En omgekeerd? Over deze vragen ging de dubbellezing van Michael Hardt en Chantal Mouffe, die vrijdag 17 oktober in het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen plaatsvond. Organisator van deze lezing was SKOR (Stichting Kunst en Openbare Ruimte) en de aanleiding het 1e lustrum van de opleiding Kunsten, Cultuur en Media, de de instelling samen met de vakgroep Praktische Filosofie en Studium Generale van de Rijksuniversiteit Groningen opzette.

Michael Hardt is professor in de literatuur op Duke University in Durham (VS). Hij heeft recentelijk invloedrijke boeken gepubliceerd over de politieke, economische en sociale aspecten van globalisering, waaronder Empire (2000) en Multitude. War and Democracy in the Age of Empire (2004).

Chantal Mouffe is professor in de theoretische politicologie en verbonden aan de University of Westminster in Londen. Zij is co-auteur is zijn The Democratic Paradox (2000) en On the Political (2005). Ook haar publicaties zijn wereldwijde bestsellers en beiden nemen deel aan het debat in Brussel over de kunstbiënnale als globaal fenomeen.

Wie naar de lezing was gekomen om specifieke antwoorden te krijgen, kwam echter bedrogen uit. Zowel Hardt als Mouffe bespraken zijdelings de veranderende status van de kunst. Het centrale thema van de middag diende voor beiden meer als kapstok voor hun stokpaardjes: de eigenschappen van onze huidige neoliberale en kapitalistische westerse samenleving. De positie van de creatieve sector in onze huidige samenleving werd wel uitgebreid geproblematiseerd.

[h1]De Creative Scene

Heel belangrijk: een goede Creative Scene heeft genoeg homoseksuelen In zijn inleiding schetste prof. Pascal Gielen (faculteit Kunst, Cultuur en Media aan de RuG) een beeld van de contemporaine creative scene. Met Florida als voorbeeld en niet zonder het nodige cynisme stelde hij dat een beetje ‘scene’ heden ten dage minstens een theater tot zijn beschikking heeft, een internationale kunstopleiding, een alternatief filmhuis (waar uiteraard cultfilms getoond worden), fusion restaurants, lounge bars en, heel belangrijk, genoeg homoseksuelen.

Locatie van deze place to be: een grote stad met een flinke sociale dichtheid en hoge mobiliteit. Een dergelijke creative scene is niet alleen interessant voor de naar vertier en uitdaging zoekende bewoners ervan, maar ook voor het imago van de stad, de lokale culturele tolerantie en niet in de laatste plaats voor de economie. In het afgelopen decennium is deze scene toegetreden tot de mainstream en daardoor ook op economisch vlak een grote invloed is geworden.

Het postfordisme – vandaag de dag in de Westerse wereld het dominante systeem van economische productie en consumptie – heeft zich de creative scene en –productie langzaam maar zeker toegeëigend. Neoliberale politici en particuliere bedrijven maken dankbaar gebruik (of misbruik) van de typische elementen en eigenschappen van de creative scene: van de hoog gemotiveerde, levendige en idealistische creatievelingen, met hun flexibele en doorlopende werktijden en slecht (of niet-) betaalde arbeid. Daarmee is een oorspronkelijk lastig te grijpen fenomeen effectief omgezet in een winstgevend model.

[h1]
Michael Hardt: De metropool als vervanger van de fabriek

Michael Hardt pikte de draad hier op door het postfordistische systeem af te zetten tegen zijn voorganger het fordisme, zoals dat aan het begin van de20e eeuw door Henry Ford geformuleerd werd. Centraal stond Hardts hypothese dat de metropool is voor de massa wat Fords fabriek was voor de industriële arbeidersklasse. De metropool is hierbij synoniem voor the place to be; de habitat van de creative scene. Hardt behandelde zijn hypothese aan de hand van drie stellingen.

De metropool vervult tegenwoordig de rol van de ‘fabriek’
Ten eerste: de metropool heeft tegenwoordig de positie van de fabriek overgenomen als het gebied van productie. Hardt verklaart dit vanuit een verschuiving van de dominante productievorm van industrieel naar immaterieel. Waar de fabriek, als bron van de belangrijkste vormen van productie, vroeger de kern was van het kapitalisme, is dat nu de plaats waar de immateriële productie (van ideeën, beelden en communicatiecodes) plaatsvindt. De maatschappij is hierdoor in toenemende mate beïnvloed: niet alleen werkdagindelingen zijn verschoven, maar veel belangrijker in Hardts ogen, is imago in onze samenleving steeds belangrijker geworden.

De creative scene bevindt zich ín de metropool, precies daar waar het grootste deel van de immateriële productie plaatsvindt. Hardt stelt dat de metropool tegenwoordig de bewaarplek is van the common, een term die niet alleen staat voor het gemeenschappelijke, maar voor het algemeen reservoir van kennis verkregen door wetenschappelijke arbeid en intellectuele productie. The common is immaterieel en vrij toegankelijk voor iedereen, als taal, beelden, ideeën of ontmoetingen tussen verschillende opvattingen. Daarmee is zij iets kunstmatigs en het gevolg van gezamenlijke productie. Alle culturele en sociale relaties binnen de stad putten eruit en aangezien zij de bouwstenen van de samenleving vormen, is the common van essentieel belang voor de hedendaagse metropool.

De tegenstrijdigheid ligt erin, dat the common feitelijk geen enkele eigendomstatus heeft; zij is privaat noch publiek, waarmee zij tot het communistisch denken gerekend kan worden. Maar juist het kapitalistische marktsysteem bedient zich volgens Hardt in toenemende mate van haar. En dus ook van de creative scene.

Hardt: ‘kunstenaars zijn de nieuwe fabrieksarbeiders’ In de tweede stelling werkt Hardt deze toe-eigening van de creative scene door het kapitalistische systeem verder uit. De metropool is een plek van exploitatie, zoals de fabriek dat in Fords tijd was. Dit is bijvoorbeeld terug te zien bij stedelijke vastgoedbedrijven. De waarde van vastgoed wordt niet alleen bepaald door de intrinsieke kwaliteiten ervan, maar met name door externe factoren. De ligging in een hippe, dynamische en creatieve wijk zorgt bijvoorbeeld voor waardeverhoging, waarmee de anders ongrijpbare ‘common´ door vastgoedmakelaars direct wordt vertaald in financiële waarde. Deze exploitatie maakt volgens Hardt van kunstenaars de nieuwe fabrieksarbeiders.

Omdat de machtige kapitalistische sector lineair tegenover de uitgangspunten van de creatieve sector staat oefent zij er een grote negatieve invloed op uit. Hardt neemt internet als voorbeeld: de privatisering daarvan zorgde voor inkadering en regulering van het medium die de creativiteit en innovatie ervan niet ten goede is gekomen. Eenzelfde tendens is zichtbaar in de metropool, waar bedrijven zich op creatievelingen storten voor de ontwerpen van brands en visuele beeldmerken om zo hun positieve uitstraling te absorberen.

Tot slot stelt Hardt dat de metropool eenzelfde plek van antagonisme, of opstandigheid, is als de fabriek dat vroeger was. Ter illustratie noemt hij stedelijke rellen, zoals die in de Parijse banlieues in 2005. Hij concludeert dat deze vormen van oproer door stedelingen te zien zijn in het licht van een gevecht voor the common. De protesten richtten zich volgens hem niet alleen tegen structuren van segregatie of buitensluitingpraktijken in de stad, maar waren ook pogingen om ´the common´ te verdedigen; er opnieuw toegang toe te forceren.

De kunst is het nieuwste speeltje van het kapitalismeDe kunst, om kort te gaan, kwam er aan het eind van Hardts betoog bekaaid vanaf als het nieuwste speeltje van het kapitalisme. In de aankondiging van de lezing werd echter prominent gesteld dat niet alleen zou worden ingegaan op de ‘nieuwe’ rol die kunst speelt in onze kapitalistische en neoliberale maatschappij, maar ook op de effecten daarvan op de kunst zelf. Wellicht zou Chantal Mouffe vervolgens hierop inspringen?

[h1]Chantal Mouffe: de gezonde democratie

Ook Mouffe hield een uiterst theoretisch betoog, dat draaide om de rol die de creatieve sector kan spelen in maatschappelijke overgangssituaties en bij het handhaven of verkrijgen van een gezonde democratie. Ze stelde de vraag centraal in hoeverre de artistieke en culturele sector nog steeds een kritieke rol kunnen spelen in onze huidige maatschappij als geheel, waarin elk kritisch gevaar volgens haar snel gecorrigeerd en geneutraliseerd wordt door de dominante kracht.

Aanhakend op Hardts stellingen, ging ze in op de wijze waarop reclamemakers in onze hedonistische en kapitalistische consumptiemaatschappij de creatieve sector inzetten. Door gebruik te maken van haar beelden, ideeën en creativiteit vindt er volgens Mouffe een ‘controle van zielen’ plaats; de creatie van een modus van subjectivering, nodig om de afzetmarkt op peil te houden . Om haar macht te behouden moet het kapitalistische systeem namelijk voortdurend de behoeftes van mensen mobiliseren. De reclamesector is instrumenteel in dit proces. Zij creëert steeds nieuwe wensen en behoeften; fantasiewerelden waarmee de consument zich wil identificeren.

Mouffe: ‘Kritische artistieke praktijken kunnen zorgen voor een gezondere democratie’Kritische artistieke praktijken kunnen volgens Mouffe zorgen voor een gezondere democratie; een kracht waarvan de politiek, als controlerend instituut gebruik moet maken om tegenwicht te leveren aan de ‘hegemonistische strijd’ (lees: overwicht door een bepaalde partij of rechtspersoon of –vorm), die kenmerkend is voor onze samenleving.

Mouffe was het met Hardt eens dat het publieke in toenemende mate geprivatiseerd wordt. De productie van symbolen is volgens haar een centrale doelstelling geworden van het kapitalisme en niet alleen de consument, maar ook de culturele producent kunnen als gevangenen worden aangemerkt van een industrie die gedomineerd wordt door de media en particuliere sector. Door de vertroebeling van het onderscheid tussen kunst en reclame is er geen plaats meer voor een werkelijk subversief tegengeluid.

Tegenover deze pessimistische visie staat een optimistischere, die ervan uitgaat dat de hierboven geschetste ontwikkeling aanleiding kan zijn voor de ontdekking van nieuwe vormen van het publieke domein en van verzet, bijvoorbeeld tegen de uitwassen van het kapitalisme. Mouffe denkt dat artistieke praktijken daaraan een beslissende bijdrage kunnen leveren, onder voorwaarde dat deze tegenbeweging een diepgaande kennis bezit van de dynamiek van de democratische politiek.

Mouffe publiceerde veel over haar agonistische visie op de democratie, een opvatting die onderlinge conflicten en verschil van opvatting binnen een democratie als noodzakelijk ziet. Door de grote aandacht van Mouffe voor dit onderwerp, had zij slechts beperkt aandacht voor de rol van de creatieve sector bij de overgang van een industriële naar een postindustriële samenleving (of in de terminologie van Hardt: van een fordistische naar een postfordistische samenleving).

‘Kapitalisme is niet enkel reactief is, maar ook creatief’ Haar opvattingen over dit onderwerp leken grotendeels overeen te komen met die van Hardt, met enkele toevoegingen. Mouffe benadrukte de rol van de creatieve sector – als vormgever van de immateriële arbeid – in de overgang naar een postindustriële samenleving, omdat die vaak onderschat wordt in haar ogen. Ook benadrukte ze dat het kapitalisme zelf niet enkel reactief is, maar tevens een creatieve rol heeft gespeeld. En die creatieve geest van het kapitalisme, besloot Mouffe prikkelend, heeft ook nog steeds de potentie om de artistieke praktijken ook tot leven brengen.

Maar ondanks het prikkelende einde van de middag, bleven veel van de voor aanvang opgeworpen vragen onbeantwoord. Het staat onomstotelijk vast dat politiek en bedrijfsleven in toenemende mate putten uit de creatieve sector, maar wat de invloed hiervan is op de kwaliteit van de kunst en in het bijzonder hoe kunstenaar kunnen profiteren van deze situatie, bleef onderbelicht. Meer praktische vragen, zoals: kunnen kunstenaars nog steeds vrijelijk creatief zijn wanneer een projectmanager de criteria bepaald, kwamen in het geheel niet aan bod. Hardt en Mouffe lieten door middel van hun theoretische inkadering zien waar de deur is, maar de creative scene zal er zelf doorheen moeten lopen, om maar eens een beroemde science fiction film te citeren.

Recente artikelen