metropolis m

In het Centraal Museum te Utrecht vond op 9 september het symposium DARE #4 plaats, onder de titel ‘Urban Knowledge’. DARE of Dutch Artistic Research Event en is een initiatief van Henk Slager, decaan van MaHKU, Utrecht Graduate School of Visual Art and Design.

Het thema ‘Urban Knowledge’ staat voor alle mogelijke kennis die kunst in de publieke ruimte (art in the public place, public sphere) en meer specifiek in verhouding tot urbanisatie met zich kan meebrengen. Deze ‘kennis’ blijft niet beperkt tot de artistieke onderzoekssfeer op zich. Het gaat ook om kennis in sociologisch verband of de kennis die het publiek en de bewoners van een bepaalde plek opdoen; om juridische kennis in verband met auteurs- en eigendomsrechten; om politieke ‘kennis’ of politieke implicaties van geëngageerde kunst in de publieke ruimte, enzovoort. In specifieker verband met de kunstproductie zelf gaaturban knowledgehet over het curator-aspect: hoe anders kan de organisatie van een klassiek kunst-event zijn ten opzichte van kunst in de publieke ruimte, hoe tijdelijk of blijvend is een ingreep? Tenslotte moet ook de vraag worden gesteld hoe artistiek interessante gegevens en artistiek hoogstaande kwaliteit bewaakt kunnen worden bij dit soort events, anders gezegd: hoe de kunst niet al te gemakkelijk door zijn publieksgerichtheid gedomineerd wordt.

Op dit soort vragen gaf het internationale gezelschap sprekers tijdens het DARE-symposium meer dan afdoende antwoord, met een waaier van concrete cases tot filosofische stellingnamen. De Finse kunstenaar Jan Erik Andersson belichtte de problemen rond het bouwen van zijn ‘Leaf House’ in samenwerking met architect Erkki Pitkäranta. Anderssons doctoraalproject bestaat uit een huis waarin de vorm van het blad alles domineert, vanaf het grondplan tot de kleinste versiering. Waar een kunstenaar die zich met architectuur inlaat zich vaak beperkt tot een maquette, wilde Andersson het huis écht bouwen.

Deze keuze veroorzaakte echter een grote praktische problemen: in het bijzonder met betrekking tot de plaatsing van het huis in de juiste omgeving. Het duurde jaren eer de kunstenaar een bouwplaats kreeg toegewezen. Het huis mocht namelijk niet ‘storen’ volgens de overheid. Anders gezegd, het moest ver genoeg buiten de bebouwde omgeving staan. Nu het huis er staat loopt niemand er voorbij zonder het te bekijken of aan te kloppen voor een bezoek. Het publiek gaat zichzelf vragen stellen wanneer het geconfronteerd wordt met deze ongewone architectuur. Vreemd blijft dat de ‘organische’ ecologisch aandoende blad-architectuur uitgewerkt moest worden in beton: in andere materialen bleek het onmogelijk te realiseren.

Kobe Matthys specialiseert zich als kunstenaar in het aanleggen van databanken en archieven rond thematieken als het onderscheid tussen natuur en cultuur of het mechanisme van her-toe-eigening. Hij heeft als initiatiefnemer van Agency/Agentschap, gevestigd te Brussel, sinds 1992 meer dan 1200 cases of incidents verzameld. Voor zijn lezing beperkte hij zich tot één geval: 25 jaar geleden stelde Chapman Kelley een bloemperk tentoon in een park in Chicago. Twintig jaar lang bleef het perk ongemoeid, tot de stad Chicago de bestemming van de locatie wilde wijzigen en het bloemperk moest verdwijnen. Het werd de aanleiding tot een juridisch steekspel: wie was de eigenaar? is het een kunstwerk? Enzovoort. Typische vragen die rond kunst in de publieke ruimte kunnen ontstaan en die bijzonder moeilijk op te lossen zijn. Kelley moest bewijzen dat zijn bloementapijt een ‘schilderij’ of ‘beeldhouwwerk’ was om de rechten en het eigendom te kunnen opeisen. Het proces loopt nog steeds.

Met een aantal markante voorbeelden belichtte Huib Haye van der Werf, curator NAI Rotterdam, hoe kunstenaars door hun werk in de publieke ruimte, of door te werken in opdracht van officiële opdrachtgevers in officiële ruimtes, snel in conflict kunnen komen met die opdrachtgever en de overheid. Meer dan eens leidt dit werkelijk tot het beknotten van de artistieke vrijheid en tot een verbod op het tentoonstellen van werken of projecten.

Curator Adam Budak belichtte zijn activiteiten in het Kunsthaus Graz vanuit een meer politieke achtergrond – gevoed door zijn Oost-Europese afkomst en verleden – enerzijds meer vanuit een sociologische bekommernis, en anderzijds refererend aan bijvoorbeeld de interdisciplinaire interesse in het werk van Stephen Willats. Budak probeert onder meer een antwoord te vinden op de vraag aan wie kunst in de publieke ruimte of de publieke ruimte rondom kunst, toebehoort. Direct duidelijk wordt dit bijvoorbeeld bij de vraag of het ‘volk’ eigenaar is van de ‘Volksgarten’, een park midden een volkse wijk dat als speeltuin voor de kinderen en ontmoetingsruimte voor de bewoners van de omgeving functioneert. En als het volk geen eigenaar is, kan het dan het park ‘bezetten’, het zich toe-eigenen? Kan een publieke ruimte ontsloten/gesloten worden door een bepaalde bevolkingsgroep?

Uit Bristol bracht Claire Doherty getuigenis van haar jarenlange ervaring als directeur van ‘Situations’. Zij probeert de urban knowledge te ontwikkelen vanuit ‘situaties’ die in de stad Bristol gecreëerd worden. Die situaties zijn te omschrijven als ingrepen, maar nog meer dan installations of interventions zijn het interruptions, onaangekondigde verstoringen van de gangbare stedelijke ‘orde’, die het publiek onmiddellijk betrekken in het gebeuren en het uitdagen tot reactie. Die verstoringen duren bij voorkeur erg kort, één dag bijvoorbeeld, om de mogelijkheid van gewenning aan een gewijzigde situatie tegen te gaan. Als de stad ontwaakt en bedolven is onder de bloemen, moet het publiek wel reageren op die nachtelijke bloemenregen; als na één dag de bewoners de bloemen mogen meenemen, ontstaan in de stad onverwachte ‘bloemstukken’ en nemen de mensen letterlijk de ingreep mee naar binnen – hun eigen huis in . Als het verkeer gestremd wordt door een hoop schroot en opgestapelde autowrakken die als een muur dwars over een straat ligt, krijgt deze straat als verbindingsas en communicatielijn, andere aandacht en betekenis.

Mika Hannula, professor Artistic Research aan de universiteit van Göteborg, gaf een lezing met als titel From Social Imaginary Towards Social Imagination (vrij vertaald: van sociaal denkbeeld tot sociale verbeelding) als vooraankondiging van zijn boek Politics, Identity and Public Space Critical Reflections In and Through the Practices of Contemporary Art (publicatie: oktober 2009). Uit de titel alleen al spreekt de brede betekenis die Hannula zoekt: hij is curator en criticus en promoveerde in politieke wetenschappen. Zijn uiteenzetting was een soort brainstormsessie met een veelheid aan begrippen, die zowel nu eens als opponenten, dan weer als diverse aspecten van een veelgelaagde problematiek, de urban knowledge belichtten.

Hannula pleit voor openheid, beweging en beweeglijkheid. Hij vatte op het einde van de dag niet alleen zijn ideeën, maar ook die van de andere sprekers samen in enkele kernachtige bewoordingen: ‘Something is happening’ is erg belangrijk, maar stabiele definities bestaan voor de urban knowledge niet: het belang ligt in het conflict en het onmiddellijk – in het heden – reageren op dit conflict. Bovendien is urban knowledge onconventioneel, zijn de consequenties en de impact onvoorspelbaar en is het controleren ervan onmogelijk. Al deze aspecten garanderen dat kunst in de publieke sfeer in de toekomst onbeperkt zal kunnen blijven bijdragen tot de ontwikkeling van urban knowledge.

Yves Knockaert

Recente artikelen