metropolis m

(Foto’s Kirsten de Graaf)
(Foto's Kirsten de Graaf)

Op 24 en 25 april werd in Brussel de conferentie Institutional Attitudes georganiseerd – het eerste wapenfeit van Comité van Roosendaal. ‘Wees behoedzaam en verberg je inhoudelijke intenties’, is het devies van de sprekers.

In het spoor van de wildgroei aan internationale biënnales groeit gelijk evenredig de aanwas aan workshops, book launches, symposia, debatten en conferenties. Het verschil is dat biënnales van economische betekenis zijn, kunsttoerisme en city branding bevorderen; terwijl een conferentie op interne doelgroepen is gericht: peers, vakgenoten en andere representanten van de kunstincrowd. Binnen de razendsnelle ontwikkelingen in de hedendaagse kunst vormt de conferentie plaats bij uitstek om verantwoording af te leggen aan de kunstgemeenschap zelf.

Bart de Baere (Foto's Kirsten de Graaf)
Alex Farquharson (Foto's Kirsten de Graaf)

Niettemin blijft zowel de biënnale als de conferentie typisch een product van een en dezelfde tendens. Op leest van de kortstondige uitwisseling vormen ze een opportuun platform voor het aanboren van nieuwe netwerken, bekrachtiging van al bestaande betrekkingen en uitwisseling van nieuwsfeiten: van tips over geslaagde en gesjeesde kunstprojecten tot aan ordinaire hear say. Niets zo neo-liberaal als juist deze nomadische ‘vluchtplaatsen’ – dat is (helaas) de spagaat waarop de conferentie Institutional Attitudes is gestoeld.

Nieuw toegevoegd aan de veelheid aan discussie-podia is het Comité van Roosendaal, samengesteld uit leidinggevenden van (kleinere) kunstinstituten, zoals Witte de With, BAK en De Appel in Nederland, MuHKA in België, MUDAM in Luxemburg en Museum Ludwig in het Duitse Ruhrgebied. Eerste publieke verdienste van dit comité, waaraan een externe werkgroep is verbonden, is de opzet en organisatie van Institutional Attitudes, synchroon aan Art Brussels 2010 – de kunstbeurs.

Te meten aan de website, flyers en brochures staat deze conferentie inhoudelijk voor een uiterst ambitieus, zo niet topzwaar en (vooral) bomvol programma. In de gebezigde taal weerklinken echo’s van de institutionele kritiek – stokpaard van de linkse kaders – met verve gepraktiseerd in bijvoorbeeld de kunstkritiek van de jaren ’80 -’90. Zoals de relatie kunst en postfordistische maatschappij door de eerder genoemde werkgroep in publicaties (e.d.) is belicht, zo is deze conferentie gespitst op een herformulering van de institutionele kritiek in het licht van het neo-liberalisme (corporaties aan de macht, terugtrekkende overheid, individu onder druk). Want zo zout gegeten als in dit laatste decennium hebben we het zelden. Sindsdien is het nieuw kapitalisme mondiaal een feit en is het beeld van een monolithisch, alles aan inhoud verslindend en vermalend politiek-economisch systeem complexer dan ooit.

Criticality is co-opted

Marta Kuzma (o.a. directeur Office for Contemporary Art – Oslo) schetst de nieuwe malaise als volgt ‘criticality is co-opted’. Ofwel; juist de kritisch-subversieve capaciteit, het onvervreemdbaar ‘eigen’ kapitaal van de beeldende kunst is door commerciële agenten opgespoord, sjiek bevonden en geannexeerd. Zo verwijst Kuzma naar een kunstbeurs in Italië met als centrale tentoonstelling ‘forgotten art movements, not registrated by galleries’. Het is haar wellicht ontgaan; in het programma van Art Brussels 2010 zijn performances ingelast – ter illustratie van het kritisch en intellectueel vermogen van de organisatie. De kunstbeurs mag om verkoopcijfers draaien, men is geraffineerd genoeg om de subversief, anti-materiële kwaliteit van de performance te waarderen.

Eerder al (in de 20e eeuw) zijn sterk sprekende beelden, zowel de abstracte werken van Mondriaan als het portret van Che Guevara in de maalstroom van consumptiegoederen gemeengoed geworden. Nu is de intellectuele bagage van de kritisch denker aan de beurt. Hoe subversief exponenten van de kunstsector kunnen opereren (ook om het hoofd boven water te houden), even zo inventief houdt men de commerciële én bureaucratische machines aan het draaien om deze inventiviteiten – eigen aan de kunst – te incorporeren, exploiteren en (dus) onschadelijk te maken. Ook ideematige goederen zijn ten prooi gevallen aan de verpulverende werking van de commodification (verbulking), de zelfregulerende automatismen van de markt.

(Foto's Kirsten de Graaf)
Marta Kuzma (Foto's Kirsten de Graaf)

Keep things clandestine

Tegen deze achtergrond laten de teksten en uitspraken van sprekers, panelleden en moderators zich lezen. Wat Kuzma bedoelt met ‘deep throat phenomena’ heeft allesbehalve met pornofilms te maken, wel met het ‘toedekken’ van inhoudelijke intenties: ‘Do not wear your agenda on your sleeve. Keep things clandestine.’ Zo maakt ook Bart de Baere (directeur MuHKA) zijn neiging kenbaar om expertise en inzicht voor bureaucraten te verbergen, te ‘privatiseren’. Tot deze ontboezemingen gaf Alex Farquharson de aftrap in de eerste sectie van de conferentie: Institutional Domains – Institutional Mores. In zijn verrassende lezing, geënt op de overzichtelijke praktijk van een klein kunstinstituut (Nottingham) stelt hij de term ‘degovernmentalize’ in het verlengde van begrippen als gastvrijheid en generositeit, ten einde de publieksparticipatie centraal te stellen – heet hangijzer van de conferentie. Immers, op de ‘inhoud’ van de interactie met het publiek zal de ‘vijand’ geen vat kunnen krijgen. Farquharson besluit met ‘say yes to (political etc.) expectations, but convert the agendas’ – haal de Trojaanse paarden van stal. De toon is gezet, de leidinggevenden zijn ‘uit de kast’. Naast kunstbeleid hebben zij een guerrilla te voeren.

Charles Esche (Foto's Kirsten de Graaf)

Charles Esche (directeur Van Abbemuseum en mede-oprichter van het comité) heeft wel vaker zowel een crisis uitgeroepen als aan de kaak gesteld – in kunstpolitiek opzicht geen onhandige strategie. Maar heeft hij het gelijk aan zijn zijde? Bevindt de eigentijdse kunst zich in een rondtollend rad aan crises? Daartoe dienen we ons in zijn praktijk te verplaatsen. Het kunstinstituut is gemuilkorfd geraakt in de knieval naar politiek en goegemeente; menige inhoudelijke intentie wordt weggezogen in het drijfzand van marketing-denken en andere bureaucratische opvattingen: publieksaantallen, doelgroepen kritiek – enzovoort. Allochtonen, scholieren en ingezetenen; het museum heeft tal van meesters te dienen. Zo bezien zijn er (inderdaad) genoeg monsters te bevechten.

De vraag is hoe? Zeker als de strijd alleen nog via ‘clandestiene’ wegen kan worden beslecht – via camouflage-technieken en infiltratie-tactieken. Waar Irit Rogoff (professor Goldsmith University London) zich nog in abstracties hult, geeft Bassam El Baroni (directeur Alexandrië Contemporary Art Space) een onverwachte wending aan dit dilemma. Hij pleit er voor om de tentoonstelling aan de ongrijpbaarheid van het enigma te wijden. In eenzelfde lijn doet Anselm Franke (directeur Extracity – Antwerpen) een aanbeveling voor het reservoir van ideeën, ontleend aan epistemologie en geschiedenis. Wat Esche kan worden nagegeven, is dat zijn expositiebeleid momenteel op de vaste collectie c.q. intellectuele erfenis van het Van Abbemuseum is georiënteerd. Het collectieve geheugen – verwaarloosd in de sateliet-achtige biënnales – laat zich hopelijk niet zo makkelijk inkapselen door de mechanismen van de markt.

Marjolein Schaap

Recente artikelen