metropolis m

Giuseppe Licari presenteert omstreden staalslak als een eigentijds vanitassymbool. Maar wat is er in zo’n honderdjarige zandloper eigenlijk te zien?

De hoogovens van een staalproducent in Luxemburg worden omgebouwd tot monumentale schillen, waar bedrijven zich in vestigen om het gebied op te waarderen. Giuseppe Licari (1980) ging er naartoe en vergeleek de stratificatie van de bodem met de opbouw van de samenleving op een moment dat veel mensen huis en haard ontvluchten. Hij verzamelde zestien staalslakken, een restproduct van staalproductie dat ontstaat als ruwijzer en kalk worden verhit. Sommige stenen zijn organisch gevormd en zitten vol luchtbellen omdat ze snel werden afgekoeld. Ze zien er even licht uit als een spons en wist je niet beter, dan zou je denken dat er water uit loopt wanneer je erin knijpt. Andere zijn al net zo sculpturaal, met een compacte structuur die iets weg heeft van een kunstmatig gevormd basalt. Er vallen kopertinten in te ontdekken, glasachtige splinters en stukjes die haast vloeibaar zijn. Over de ruwe binnenkant ligt een glimmende toplaag, met gleuven die door de wind gevormd lijken. In werkelijkheid ontstonden ze doordat het gesteende wilde gaan stollen, juist toen het met tonnen tegelijk werd gedumpt in de vallei. Licari nam ze mee naar huis, naar de tentoonstellingsruimte van TENT, en gaf industrieel afval een plek in de kunst.

Als juwelen in een etalage, zo toont hij het giftige kaf van meer dan honderd jaar staalproductie uit één van de belangrijkste wingebieden van Europa. Hij presenteert de staalslak met gevoel voor drama op zwarte sokkels en noemde het werk Migrants, naar arbeiders die net als slak verkassen voor economisch perspectief. Migranten zijn het nieuwe slak, zo schrijft William Myers in de begeleidende publicatie Schlak. Ze zijn onze gezamenlijke zorg, maar belastingontduikers, projectontwikkelaars en banken weigeren om hun sociale verantwoordelijkheden te nemen. Om ze daarop te wijzen trok Licari het staalslak zonder aarzeling onder de graafmachines vandaan. Hij belichtte de stenen met spots die normaal worden gebruikt om de schittering van goud te benadrukken. Migrants steelt daarmee zowel inhoudelijk als visueel de show. Zonder dat je het doorhebt worden de stenen omgetoverd tot begerenswaardige sculpturen, terwijl ze in feite geen enkele kwaliteit hebben en bij vlagen zelfs radioactief zijn.

Ook Terra Moderna benadrukt de esthetische mogelijkheden van staalslak. Licari won pigmenten uit aarde uit het industriële gebied, vermengde ze met houtlijm en bracht ze in dertig dunne lagen aan op witgeschilderde panelen. De pigmenten variëren binnen een spectrum van off-white tot houtskool en bevatten soms nog een enkele zandkorrel. Licari leunt in Terra Moderna hevig op de schildertraditie waarbinnen hij zijn carrière als kunstenaar begon. Er wordt verwezen naar het suprematistische zwarte vierkant van Malevich als nulpunt vol potentie, vergelijkbaar met de meest recente grondlaag die onder onze voeten te vinden is. Maar dit soort activistische gedachten laten zich door de gekozen vorm van beschilderde panelen al snel verdrukken wanneer de kunsthistorische referentie er te dik bovenop ligt. Zo’n anekdotisch uitstapje naar Malevich heeft deze Pantone-waaier van een destructief tijdperk niet per se nodig om associaties op te roepen met plekken waar het land gecultiveerd wordt.

De drie werken in Schlak zijn pogingen om de discussie rond herwaardering van het voormalige mijnbouwgebied in Belval, Luxemburg aan te wakkeren. Zo verwijst The Promised Land naar de transitie die het gebied ondergaat, van vergane glorie naar de Europese equivalent van Silicon Valley. In een grote lichtbak toont Licari een foto van een reusachtig gesteente, dat na verhitting uithardde aan de rand van een donkere plas water. Licari sneed deze slak met zijn camera uit de Belval-vallei en toont het artificiële landschap als één van de laatst ontdekte natuurfenomenen ter wereld. Het glooiende landschap is toeristisch mooi; met afbrokkelend kalksteen en in het midden van de rots een zwart massief. Niets verraadt de nabijheid van de mens, maar schijn bedriegt: het samengesmolten stuk staalafval toont juist het ijdele in de mens, die zijn afval argeloos over zijn schouder heeft weg gegooid. Het is een mooi uitgangspunt voor een kunstenaar die bovendien goed met een camera overweg kan. Maar het zou me verbazen als dit krachtige beeld door veel mensen wordt gezien voor wat het is. Met iets meer inzage in zijn onderzoek naar Belval, had Licari van staalslak echt een verfijnd vanitassymbool kunnen maken, als een doodskop of zandloper. Pas dan zou je in Schlak niet langer abstracte maanlandschappen zien, maar de gifbeker die we omwille van de economie met elkaar leegdrinken.

Alle foto’s door Aad Hoogendoorn. 

SCHLAK – GIUSEPPE LICARI bij TENT, Rotterdam is nog te zien tot 14.05.2017. 

Schlak kwam tot stand tijdens het residentieprogramma Public Art Experience – BeHave door Le Fonds Belval, Belval, Luxemburg.

Brenda Tempelaar

is kunstenaar en kunstcriticus

Recente artikelen