metropolis m

Dit jaar is het vijfentwintig jaar geleden dat de Rijksakademie verhuisde naar de verbouwde Kavallerie-Kazerne aan de Sarphatistraat 470. Eenmaal binnen, blijft het in het gebouw lastig navigeren. De organisatie springt hier dit jaar op in door de route naar de moeilijk te vinden ateliers te voorzien van de letter ‘H’ en roze stippen op de grond. Dit is zeer prettig, want anders gaan spectaculaire studio presentaties, zoals FUNFAIRAFFAIR (2017) van Funda Gül Özcan en de must-see studiopresentatie van Sam Keogh geheid aan je voorbij. Helaas zijn tijdens mijn bezoek enkele studio’s nog in voorbereiding, en dus gesloten. Ik zal onder andere voor het werk van CHE Onejoon en Kate Cooper later terug moeten komen.

Schilderkunst

Er zijn dit jaar opvallend veel schilders (Inez de Brauw, Esteban Cabeza de Baca, Xinyi Cheng, Frederique Jonker, Kubilay Mert Ural, Rutger de Vries), die qua beeldtaal en techniek zeer uiteenlopend werk maken. Bij Frederique Jonker en Rutger de Vries is vooral de manier waarop het schilderij tot stand komt, het schilderkunstige gebaar (met spuitbus) van belang. De experimenten van De Vries, afkomstig uit de graffiticultuur, ogen wellicht spectaculair, maar zijn niet bijzonder spannend. Het zijn eerder de meer ingetogen schilderijen die opvallen, zoals de voorstellingen van Inez de Brauw en de mat-gekleurde sobere voorstellingen van Xinyi Cheng, die bevolkt worden door schaars geklede of naakte, bebaarde mannen. De figuren in haar voorstellingen zijn erg blasé, ze liggen wat te liggen. Ik kan niet beslissen of de werken nu een gevoel van humor of verdriet oproepen. De werken lijken een ironische knipoog te zijn naar le condition humaine, of specifieker the condition hipster.

Een persoonlijke favoriet zijn de schilderijen van Kubilay Mert Ural (tip!). Je zou de voorstellingen als post-internetkunst kunnen typeren; grappige, platte, cartooneske schilderijen, waar bekende figuren als Donald Trump, bekende thema’s als het kolonialisme en machtsmisbruik, en bekende internet dark holes, zoals porno en kattenfilmpjes, de ronde doen. Alles bestaat in de wereld van Kubilay Mert Ural naast elkaar en door elkaar, als een chaos die heel logisch lijkt.

Sculptuur

Naast schilderkunst zijn er dit jaar vooral veel sculptuur en sculpturale installaties te zien. De presentaties van Jenny Lindblom, Tchelet Pearl Weisstub en Sander Breure & Witte van Hulzen springen eruit. Weisstub presenteert constructies en mechanieken waarin sculpturen tot leven komen (het galopperende paard, een referentie naar West World?), of balanceren op het randje van destructie. Zo wordt een tekening van Raphael elke keer net niet geraakt en beschadigd door een stuk steen, hetzelfde geldt voor een beeld van Maria en Kind waar telkens een uitgestrekte vinger (van God?) angstvallig dichtbij komt. Boven de entree van de studio is tot slot op twee videoschermen te zien hoe een sculptuur ludiek en nonchalant over en weer wordt gegooid. Creatie en vernietiging zijn als twee gezichten van dezelfde munt, in de praktijk van Weisstub.

Sander Breure & Witte van Hulzen 

Sander Breure & Witte van Hulzen doen in hun werk onderzoek naar de portretkunst. In de Rijksakademie tonen ze in twee tegenover elkaar gelegen studio’s een wachtkamer-scenario, waarin verschillende figuren (gedetailleerde keramieken hoofden op verschillende provisorische torso’s) staan en zitten te wachten. Het zou een scène kunnen zijn uit hun performance How can we know the dancer from the dance?, die in 2016 op Utrecht Centraal plaatsvond. Omdat de figuren levensgroot zijn, en gekleed gaan in bomberjacks en spijkerbroeken, is er in een snel ogenblik verwarring tussen wie mens is en wie sculptuur; een vervreemdende en enigszins griezelige gewaarwording. Het werk doet mij sterk denken aan de praktijk van Jos de Gruyter & Harald Thys, een ander kunstenaarsduo. Kleine sculpturen sluipen er overigens ook bij andere presentaties in, zoals ter begeleiding van de animatiefilm van Deniz Eroglu, waar als mise-en-scene een animatiefiguurtje en enkele rattenpoepjes op de grond door de studio te vinden zijn.

Verder zijn er dit jaar maar enkele videowerken en slechts vier performances te zien. Namelijk die van Nora Turato, Floris Schönfeld, Tchelet Pearl Weisstub en Sam Keogh. Zorg ervoor dat je vooral die laatste niet mist (tip!). Een bezoek aan de studio van Keogh is sowieso een hele ervaring, want deze is omgetoverd tot interieur van een cyberpunk ruimteschip inclusief spannende ‘hypernation pod’, slijmerig ectoplasma-panel en verouderde computerapparatuur, en dit alles in een jasje van plastics & liquids, slijm en sperma: een bladerunnereske totaalervaring. Zijn performance maakt het geheel, waarin alle ‘props’ geactiveerd worden, met een griffel af. Een hoogtepunt.

Sam Keogh

Sciencefiction

Deze editie van RijksakademieOPEN zijn er ook enkele trends en tendensen te signalen, zoals het genre sciencefiction, dat in meerdere werken opduikt. Zoals de bovengenoemde studio van Sam Keogh, maar ook in het werk van Monira Al Quadiri en Kubilay Mert Ural duiken Ufo’s op en vindt men verwijzingen naar buitenaards leven en ruimtevaart. In Al Quadiri’s werk laat ze zien hoe ze als jong meisje het motief van een ruimteschip en een ontvoering van haar moeder door buitenaardse wezens creëert om grip te krijgen op haar leven in Koeweit ten tijde van oorlog. Echte en nepherinneringen zijn samen tot realiteit verweven. In de tentoonstellingstekst trekt Al Quadiri die werkelijkheid naar onze huidige onwerkelijke werkelijkheid, waar nepnieuws regeert.

In enkele andere studio’s lijk je als bezoeker letterlijk een andere realiteit of dimensie te betreden (Sam Keogh), of wordt er middels het werk een andere realiteit of toekomst gerepresenteerd. Die toekomst is meestal vervreemdend, maar voelt tegelijkertijd angstvallig dichtbij. Een beetje zoals de laatste Bladerunner 2049 (2017) van Dennis Villeneuve, dat gevoel. Ik denk onder andere aan de studio van Isabelle Andriessen (tip!), waar de grens tussen levend en niet-levend, en mens en object in het werk wordt opgezocht.

Haar sculpturen van keramiek en plastische materialen als was, plastic en mineraalkristallen hebben een vreemde werking op de beschouwer. Ze trekken aan, maar stoten ook af. Je wilt in eerste instantie dicht op de ‘huid’ komen, kijken naar dat alles wat zich op en onder het oppervlak afspeelt, maar de werken krijgen van dichtbij iets afstotends. Ze zweten, lekken, vervormen met de tijd, en ze ruiken. Andriessen werkte samen met een geurchemicus om per sculptuur een bepaalde geur te ontwikkelen die associaties met ziekte, infectie en verderf zou oproepen. Op de dag van mijn bezoek is de huid van de hybride werken nog vrij gaaf, maar met mijn neus dicht op het oppervlak, zie ik de kristallisatie die zich een weg door de keramiek baant, zich al ontvouwen, als een virus dat het lichaam van binnenuit infecteert en muteert. Een roestachtige geur verspreid zich door de ruimte. De sculpturen van Andriessen behoren toe aan een andere entiteit dan de mens; een hybride vorm tussen menselijk en non-menselijk materiaal. Andriessen noemt ze zelf gekscherend ‘zombiesculpturen’. Haar werk richt onze blik op de toekomst en laat ons afvragen hoe deze eruit zal komen te zien, net als de lichamen die er zullen bewegen.

The body

Een tweede tendens is de interesse in lichamelijkheid; in de tastbare realiteit van het lichaam, hoe we het gebruiken (Josse Pyl en Iqra Tanveer), en hoe het voortdurend gemanipuleerd en gecontroleerd (Sonia Kacem) en gesurveilleerd (Laura O’Neill) wordt. De bondage-achtige sculpturale installatie van Sonia Kacem is zeer esthetisch; subtiel en spannend. Haar installatie, en de sculpturen die in de ruimte ertegenover getoond worden, refereren aan stoffen die het (vrouwelijk) lichaam in model dienen te houden, te beperken, domineren en controleren. Ik moet denken aan panty’s, maar ook de associatie met korsetten en hoepeljurken dringt zich op. De gevouwen sculpturen uitgevoerd in poederachtige pastelkleuren blijken bij nadere inspectie van keramiek. De spanning tussen hard en zachtheid, bondage en bevrijding, maakt de installatie tot een sensueel geheel.

Er zijn ook kunstenaars die hun fascinatie voor het functioneren van ons lichaam naar voren brengen, zoals Igra Tanveer’s fascinatie voor het menselijk oog en onze perceptie, en Josse Pyl, die in een uiterst roze studio zijn fascinatie voor taal en hoe die middels ons lichaam (van middenrif en buik via de tong en tanden) en andere ‘technologieën’ tot uiting gebracht wordt. Zijn werk heeft een zekere post-internet esthetiek, met veel gladde oppervlakken, doorzichtige panelen en een antropomorfe sculptuur van een bewegende tong.

Het werk van Ceel Mogami de Haas, in de studio naast Josse Pyl, heeft eenzelfde post-internet esthetiek. Hij toont drie marmer aandoende wandsculpturen, waar een soort internet spiritualiteit wordt uitgebeeld. De voorstelling met de cartooneske mond, grafische darm en root-chakra vind ik het sterkst. Naast deze wandpanelen toont de Haas ook nog een marmer aandoend kamerscherm en een CGI-installatie waarin vier verschillende soorten geanimeerde pennen druk met elkaar in gesprek zijn over intertekstualiteit. De BIC-ballpoint, Stabilo Boss Original (blauw), Tipp-ex shake ’n squeeze en de moderne Hewlett-Packard (digitale) pen spreken op zeer komische wijze met elkaar over ‘The way the word ends’. ‘Not with a bang, but with a whimper’. Naast de dialoog, zijn ook de uitdrukkingen – vooral de Franse touch van de BIC-ballpoint – en de schaduwen die alle pennen creëren, ontzettend goed gedaan. De presentatie maakt nieuwsgierig naar meer.

Ceel Mogami de Haas 

Ceel Mogami de Haas 

Opvallend is overigens dat animatie in verschillende uitingen in meerdere werken opduikt. Naast de geanimeerde pennen van De Haas, maakte Deniz Eroglu de korte animatiefilm North West, over een vluchtelingenbaby en bevatten de eerder besproken schilderijen van Kubilay Mert Ural cartooneske eigenschappen. Arvo Leo creëerde tot slot een top-motion filmpje over het verborgen leven van orchideeën, die vrolijk de kamer rond bewegen als we even niet opletten.

Zoals altijd is er bij de RijksakademieOPEN ontzettend veel te zien. Het gevoel dat deze keer echter blijft hangen, is een gevoel van onzekerheid over de toekomst. Want ondanks dat de verschillende artistieke praktijken hele eigen onderwerpen en persoonlijke fascinaties aansnijden, sijpelen in veel praktijken de grote sociale, politieke, ecologische en economische vraagstukken van onze tijd door in het werk. Wellicht dat daarom het sciencefiction genre zo nadrukkelijk opduikt in de praktijk van de residenten van dit jaar, welk genre is er immers beter geschikt om je de toekomst anders te doen voorstellen? Wil je je bezoek toch nog met een nihilistische punk feel afsluiten, breng dan nog even een bezoekje aan de studio’s van Laura O’Neill (twee naast elkaar) waarin centrifugerende, hypnotiserende video’s laten zien how the world has turned to shit.

RijksakademieOPEN, 24.11.2017 t/m 26.11.2017, Rijksakademie Amsterdam

Debbie Broekers

is kunstcriticus en kunsthistoricus

Recente artikelen