metropolis m

 Eléonore Hellio, Kongo Astronauts, Postcolonial Dilemma Track #4, tentoonstelling Waag & Kunstfort bij Vijfhuizen present: Supre:organism (c) Kunstfort, 2019. Foto: LNDWstudio

In een tentoonstelling hoeft er maar één werk te zijn dat een bezoek al de moeite waard maakt. Postcolonial Dilemma Track #4 van Kongo Astronauts in Supre:organism in Kunstfort bij Vijfhuizen is zo’n werk.

Kunstfort bij Vijfhuizen, ooit gebouwd ter bescherming van de stad Amsterdam tegen mogelijke vijanden, is met de huidige tentoonstelling Supre:organism een plek geworden waar kunstenaars zich bezinnen op een heel ander soort onbekende: de oneindige kosmos. De werken nemen zich voor om boven de dikke verdedigingsmuren van het fort uit te steken en met een open, kritische blik de huidige vormen van ruimteverkenning en -bezetting ter discussie te stellen.

Aan goede invalshoeken ontbreekt het dan ook niet in deze samenwerkingstentoonstelling met Waag. Een voorbeeld hiervan is het werk The Space Offshore (2017) van extra-disciplinair artistiek onderzoeksplatform RYBN.ORG, opgericht om de rol die Luxemburg inneemt in de internationale ruimtevaart te onderzoeken. Het relatief kleine land blijkt met overgave omhoog te kijken: als eerste Europese land heeft zij twee jaar geleden een wet aangenomen over het ontginnen van grondstoffen in de ruimte. Haar deelname in de ‘strijd om de ruimte’ verrast me. De manier waarop deze thematiek vervolgens door het platform aan het licht gebracht wordt, helaas wat minder.

In een kleine ruimte leidt de audiotour die bij het werk hoort me langs de verschillende perspectieven van waaruit de ambities tot ruimtevaart van Luxemburg zijn onderzocht. Zo loop ik langs een tafel bezaaid met gedocumenteerde afspraken, een poster die de positie van Luxemburg in het netwerk van ruimtevaartorganisaties vastlegt en een nationaal reclamespotje. Het spotje laat zien hoe een meisje langs een met sterren bezaaid gordijn naar de maan kijkt en zodoende geïnspireerd wordt tot een carrière in de ruimtevaart. Deze idyllische afbeelding wordt in The Space Offshore tegenover de onderliggende, vaak harde onderhandelingskant van ruimtebeleid geplaatst. De installatie lijkt qua beeldtaal echter te zijn blijven steken in precies die economische verwikkelingen die zij onder de loep neemt. Zo blijft datgene wat zij boven tafel wilde halen toch bedolven onder een georganiseerde laag van documentatie, in plaats van dat het in een nieuw perspectief geplaatst wordt.

RYBN.ORG, The Space Offshore, detail

RBYN.ORG, The Space Offshore, detail

Iets vergelijkbaars is aan de hand in E/A/S (Evolving Aesteroid Starships) (2017-2019): een kunstinstallatie bestaande uit een print van een computerdiagram, een animatievideo en een paar hangende planten. Dit werk van DSTART, het starship team van de TU Delft, verkent de mogelijkheid van het ontwerpen van een type ruimteschip dat een zelfstandige, organische groei doormaakt in de ruimte. De installatie legt ruimtevaart aan me voor op manieren die me vertrouwd zijn; namelijk als iets ingewikkelds dat plaatsvindt op basis van computerprogramma’s, of als iets futuristisch dat thuishoort in science fiction films. De planten die naast de video hangen zouden moeten ‘fungeren als een fysiek en conceptueel contrapunt voor het virtuele worldbuilding’. Zwevend in de lucht blijven zij echter even kleur- en gewichtloos als de projectie waar zij tegenwicht aan zouden moeten bieden. Het principe van een ruimteschip dat in zijn beweging evolueert is interessant, de gedachte waarschijnlijk zelfs baanbrekend, maar in de context van een kunsttentoonstelling zou het zich wat meer mogen ontdoen van de informatieve afstandelijkheid. Beeld dient in Supre:organism veelal als een ‘visuele studie’ of weergave van technisch onderzoek, en had die rol wat mij betreft wat vaker mogen ontstijgen.

DSTART, E/A/S (Evolving Aesteroid Starships), tentoonstelling Waag & Kunstfort bij Vijfhuizen present: Supre:organism (c) Kunstfort, 2019. Foto: LNDWstudio

Een werk waarin dit wél gebeurt en dat daardoor aangewezen kan worden als het daadwerkelijke ‘contrapunt’ in de tentoonstelling is Postcolonial Dilemma Track #4 van Kongo Astronauts waar Eléonore Hellio een van de kernfiguren van is. Het werk is de meest recente versie van een filmserie (2013-2020) onder dezelfde naam en vindt plaats in Kinshasa. Een mysterieuze astronaut leidt mijn ogen door deze hoofdstad van Kongo en de bossen, watervallen en dorpen die haar omringen. De aanzet tot zijn of haar slentering –waar is de ruimtevaarder naar op zoek?- blijft onbeantwoord. Dit zorgt ervoor dat het werk een openheid bewaart: het benadert Kongo als een plek die zich constant in economische, sociale en politieke flux bevindt, wat vraagt om een continue zoektocht naar hoe je als individu te positioneren. Denkend over de menselijke drang tot gebieds- en dus machtsuitbreiding en de gedwongen verwijdering van de ander die daarmee gepaard gaat, verwordt science fiction tot aanleiding voor postkoloniale kritiek. Het narratief van ruimtelijke verkenning wordt in dit werk een vraagstuk van bezetting en komt zo dichtbij de aardse werkelijkheid van de gevolgen van slavernij en koloniale regimes.

In de film schiet op een gegeven moment kort een vaag beeld voorbij van iemand die een vloer aan het vegen is. Stof laait op en ik realiseer me ineens de gelijkenis die een stofwolk vertoont met de vanuit de oerknal oplaaiende kosmos. Juist die confrontatie met een banale, alledaagse gebeurtenis zorgt ervoor dat vervreemding aanslaat: iets wat ik nooit had geassocieerd met de ruimte krijgt ineens kosmisch potentieel. Hiermee, alsook in de discontinue montage, steekt de film verfrissend af tegen de andere, vaak meer gestroomlijnde, geforceerd wonderlijke animaties, geluidsfragmenten en video’s.

Quadrature, LGM#5

De algehele focus op audiovisueel werk in Supre:organism verbaast niet. Onze beelden van de ruimte zijn nu eenmaal door beeld en geluid gemedieerd; ruimteverkenning raakt daardoor eerder aan het digitale dan aan het fysieke. Toch maakt het nieuwsgierig naar een ander soort medium om onze fascinatie voor de ruimte te weerspiegelen. Nu doet de tentoonstelling wat afstandelijk aan: niet alleen door de ongrijpbare projecties, maar ook door de regelmatige aanwezigheid van glazen stolpen ter afscherming van fysieke documenten of objecten. Ook de tekst, bijvoorbeeld in de uitlegbordjes of het persbericht, schept soms afstand in haar onbegrijpelijkheid. Zo blijft het gissen naar de betekenis van de titel van de tentoonstelling en van sommige werken. Ook het gegeven dat bijna al het werk resultaat is van collectief, ‘verantwoord’ teamonderzoek draagt aan een dergelijke afstandelijkheid bij. Hierdoor krijgen sommige werken, ondanks de bezieling waarmee ze zijn gemaakt, toch een wat gesloten karakter. Op die momenten mis ik het gevoel over de schouder van een individuele, gefascineerde kunstenaar mee te kunnen kijken, waarin artistieke eerder dan begripsmatige benadering aan de oppervlakte ligt.

Een werk dat zich echter op overtuigende wijze in dit spanningsveld tussen de illustratieve en autonome pool van beeld bevindt, is LGM#5 (2019) van Berlijns kunstenaarscollectief Quadrature. Het bestaat uit drie videoschermen die verticaal tegen een muur leunen, waarop aanvankelijk een tekst wordt weergegeven en voorgelezen. Een wat zware stem vertelt over de ritmes waarin hemellichamen radiostraling uitzenden. Nog even probeer ik met mijn middelbareschool-kennis van natuurkunde iets te herkennen in de rotatieformules die me worden voorgeschoteld. Al snel opent zich echter de mogelijkheid tot een heel ander soort verhouding tot het werk. De golflengtes van de eerder geformaliseerde rotaties worden vertaald in witte lichtstrepen die, corresponderend met klikkende geluiden, langs de drie schermen bewegen. De licht- en geluidsflitsen blijven deel uitmaken van het natuurkundige narratief, maar hebben tegelijkertijd een aanwezigheid die zich niet enkel daartoe laat reduceren. Net als de astronaut wiens dwaling zich niet laat plaatsen in het werk van Kongo Astronauts, blijven ze op een bepaalde manier dubbelzinnig. Ze vertegenwoordigen wetenschappelijke theorie, maar zijn hierdoor niet platgeslagen. Er blijft ruimte voor verwondering.

In Supre:organism worden genoeg kritische invalshoeken naar voren gebracht, maar regelmatig nog met behulp van een taal die conform is aan datgene wat onderzocht wordt. Zodoende schipperen de werken tussen louter studies van technische projecten en rake uitingen van verbeeldingskracht. Daarbij bevind je je als toeschouwer in een steeds wisselende afstand tot de werken. Op het snijvlak tussen kunst en technologie kan Supre:organism nog wel eens vervallen in slechts visuele vertaling, waarbij de autonome kracht van kunst niet altijd de ruimte krijgt. Toch is de tentoonstelling, juist in haar zoeken, de moeite waard. Soms flitsen aspecten van de werken er ineens op in hun scherpte.

Supre:Organism, Kunstfort Vijfhuizen, t/m 6.10.2019

Marsha Bruinen

is webredacteur bij Metropolis M

Recente artikelen