metropolis m

Jumana Manna, foto: Aad Hoogendoorn

Springen tussen talen of culturele identiteiten; het wordt ook wel ‘code-switching’ genoemd. De werken in To be like water in TENT verbeelden verschillende vormen van  verspringing; een kakafonie van woorden, beelden en geluiden is het resultaat. Lena van Tijen bezocht de tentoonstelling en werd rondgeleid door curator Kris Dittel, die optrad als vertaalster.

Mijn ouders hebben mij drietalig opgevoed. Met mijn moeder sprak ik uitsluitend Kroatisch. Met mijn vader Nederlands. Tegen elkaar spraken mijn ouders Engels, een taal die ik snel oppikte om ook in deze gesprekken te kunnen inbreken. De meeste mensen reageren positief als ik vertel over mijn opvoeding. ‘In welke taal denk je?’ vragen ze. Slechts eenmaal plaatste iemand een kritische kanttekening door te beweren dat meertaligheid ten koste gaat van taalbeheersing.

Deze opmerking schiet mij te binnen terwijl Kris Dittel me vertelt over To be like water, een groepstentoonstelling die zij heeft ontworpen en gecureerd in opdracht van Sculpture International en die nu te zien is bij TENT in Rotterdam. Meerdere keren is de toonstelling uitgesteld. ‘Op een gegeven moment ben ik gestopt met bijhouden hoe vaak’, zegt Dittel. Oorspronkelijk stond de tentoonstelling gepland voor mei 2020 in het oude schoolgebouw in de Zwartewaalstraat waar House of Urban Arts zich bevindt.

Evelyn Taocheng Wang, foto: Aad Hoogendoorn

Vanaf het begin af aan wist Dittel dat zij de stad Rotterdam mee wilde nemen in haar tentoonstellingsontwerp. Wat begon als een liefdesverklaring bleek een gecompliceerde verstandhouding, zoals vaker in het geval van romances. De realiteit van de stad bleek anders dan hetgeen waar zij voor is komen te staan. Terwijl het idee wordt gewekt dat Rotterdam één groot multicultureel cluster is blijkt het in praktijk om een veelheid aan kleinere groepen te gaan die gesloten blijven voor personen buiten de eigen gemeenschap, uitzonderingen daargelaten. Dit bracht Dittel bij het concept ‘code-switching’: een taalkundig begrip dat gebruikt wordt om het verspringen van taal bij meertaligen aan te duiden. In bredere zin kan deze term ook gebruikt worden om te verwijzen naar het afwisselen van verschillende (culturele) identiteiten.

Het al dan niet falen van taal, evenals de al dan niet aanwezige mogelijkheid om vrijuit te spreken, is voor alle bijeengebrachte makers van belang. Met Dittel als tolk loop ik langs de werken. Haar vertalingen ervan zijn selectief. Nooit onthult zij vroegtijdig de crux van een werk. Een genuanceerde aanpak die ervoor zorgt dat ik de tentoonstelling na haar vertrek nog meermaals doorkruis. Bij iedere ronde kan ik de boodschap van de kunstenaars beter verstaan en uiteindelijk weten de werken en ik een tijdelijke, gezamenlijke voertaal te vinden.

Ellen Gallagher, foto: Aad Hoogendoorn

Katarina Zdjelar, foto: Aad Hoogendoorn

In de eerste ruimte staan een video van Katarina Zdjelar, een schilderij van Ellen Gallagher en een reeks tekeningen en etsen van Robert Gabris. Mijn aandacht wordt direct getrokken door de video The Perfect Sound (2019) die wordt vertoond op een klein televisietoestel. Op het scherm zijn de gezichten van twee mannen in close-up te zien terwijl ze diepe keelklanken voortbrengen. Wat lijkt op seance blijkt een cursus in accentverwijdering bij een logopedist. Het besef komt geleidelijk. De vraag die onherroepelijk op het werk volgt blijft in mijn hoofd doorklinken terwijl ik wegloop: waarom zou iemand zo’n fundamenteel aspect van zichzelf willen uitwissen?

Robert Gabris, foto: Aad Hoogendoorn

Boven de video van Zdjelar hangt The Blue Heart Series (2012) van Gabris, een persoonlijke reeks geïnspireerd op de familiegeschiedenis van de Slowaakse kunstenaar. Dittel vertelt dat Gabris zijn biologische vader pas op latere leeftijd heeft ontmoet. Aanvankelijk ging onderling communiceren hen niet gemakkelijk af omdat de zoon Slowaaks spreekt en de vader Romani. Door de tatoeages te bestuderen die de vader bij zichzelf zette tijdens een verblijf in de gevangenis leerden de twee elkaar beter kennen. De kopergravures die hierop gebaseerd zijn vormen een poging van Gabris om het lichamelijke archief van zijn vader ook op papier te behouden.

Net voordat Dittel mij naar de volgende ruimte leidt laat ze zich ontvallen dat ook zij uit Slowakije afkomstig is. Het werk is haar hierdoor niet dierbaarder dan de andere in de tentoonstelling maar de maatschappelijke context waarop het reflecteert is voor haar herkenbaar. ‘Dit schept een band’, vertelt ze terwijl wij de volgende, verduisterde ruimte inlopen. Hier is Receiver (2019) van Jenny Brady te zien. In video komen verschillende verhalen samen over protesten in het D/dovenonderwijs en niet horen of gehoord worden in algemenere zin. Zo wordt in een van de fragmenten het Second International Congress on Education of the Deaf dat in 1880 plaatsvond aangehaald. Zowel de zaaltekst als Dittel benoemen dat Alexander Graham Bell, de uitvinder van de telefoon en prominent figuur in het Amerikaanse D/dovenonderwijs, hierbij aanwezig was. Als voorstander van liplezen en mondelinge scholing maakte Bell zich niet populair bij de D/dovengemeenschap. Net voor zijn dood sprak hij echter zijn laatste woorden aan zijn slechthorende vrouw in gebarentaal.

Jay Tan, foto: Aad Hoogendoorn

Het geluid van de video is schel. Er wordt gebruikt gemaakt van een subwoofer (een luidspreker ontworpen voor het afspelen van de allerlaagste bastonen), waardoor het lijkt alsof ik een verkeerd afgesteld gehoorapparaat in heb. Een ruimte verder zijn deze klanken ook nog duidelijk te horen. ‘Het is een rumoerige tentoonstelling’, vertelt Dittel, ‘deze kakofonie vond ik belangrijk’. In de grote zaal die wij betreden staan de sculpturen van Jumana Manna, een reeks schilderijen van Evelyn Taocheng Wang, een sculptuur van Jay Tan en een gewaad van Amy Suo Wu, gemaakt in samenwerking met Sami Hammana, Karen Huang, Sarafina Paulina Bonita en Sandim Mendes. Alle werken lijken ongestoord door het lawaai.

Het gewaad is de blikvanger in de ruimte. Als een opgespannen dierenvel hangt het aan touwen, bevestigd aan een ‘open muur’ die Dittel en de Rotterdamse kunstenaar en architect Tomi Hilsee speciaal voor de tentoonstelling hebben ontworpen. Shapeshifty (2021) is een voorbeeld van wat Amy Suo Wu ‘belichaamd publiceren’ noemt. Op de keep, ceintuur en sluier, die samen het gewaad vormen, zijn persoonlijke reflecties op code-swichting te lezen. Een van deze verhalen staat gedrukt op de binnenkant van de keep. Hierin spreekt een nomade over uitwisselingen met zogeheten ‘shapeshifters’ (culturele gedaanteverwisselaars) in Rotterdam. Naast de muur hangt een paspop die het kostuum draagt.

Amy Suo Wu, foto: Aad Hoogendoorn

Amy Suo Wu, foto: Aad Hoogendoorn

Ondanks dat To be like water vele malen is uitgesteld is de selectie kunstenaars die eraan meedoen altijd gelijk gebleven. Sommige van hun werken maakte wel veranderingen door. Het gewaad is hier een van. Het afgelopen anderhalf jaar heeft het zich gestaagd door ontwikkeld. Het groeide: niet alleen de uiteindelijke objecten maar ook de verhalen die erdoor worden verteld breidden zich uit. ‘Meer tijd om te denken en maken is nooit weggegooid. Als curator leerde ik de kunstenaars waarmee ik werk ook beter kennen’, aldus Dittel.

Barbara Wagner en Benjamin de Burca, foto: Aad Hoogendoorn

Jay Tan, foto: Aad Hoogendoorn

Ook vanuit de voorlaatste ruimte van de tentoonstelling klinkt rumoer. Tegen een wand wordt de video Faz Que Vai/ Set to go (2015) van Bárbara Wagner en Benjamin de Búrca vertoont. Hierin dansen vier jongeren Frevo, een dansstijl die verbonden is aan het Braziliaanse carnaval. In de video wordt gespeeld met de verwachtingen die van oudsher aan het culturele fenomeen kleven. Helemaal achter in de donkere ruimte staat B is for Behind (2015) van Jay Tan, een installatie die op eerste oogopslag lijkt op een doorsnee Ikea kledingkast met spiegelende schuifdeuren. Binnenin de kast ligt en hangt kleding naast een massief sculptuur van worstelende ledematen, dat als wildgroei tussen twee planken berkenfineer in is geklemd. Achter de kast bevindt zich een schuilplaats: een kijkdoos vol glitters, bloemen en knipsels uit kranten en tijdschriften. De kast en de ruimte erachter laten zien dat hoe iemand zich presenteert niet altijd gelijk staat aan hoe diegene zich voelt of waarnaar die persoon verlangt.  In de doodlopende gang die aan de ruimte grenst staan een paar afvoerbuissculpturen van Jumana Manna die ook een van de voorgaande tentoonstellingsruimtes sieren. 

Net voordat Dittel vertrekt vertelt ze dat To be like water twee dagen na de opening gedwongen werd te sluiten door de landelijke lockdown. De individuele kwaliteiten van een paar van de door haar bijeenbrachten kunstenaars heb ik hierboven kort aangestipt. Het rest mij nog te benadrukken dat de waarde van een goede curator niet moet worden onderschat. Als Kris Dittel zich niet had ingezet voor dit project, voor haar project, dan was deze tentoonstelling er nooit gekomen. In een tijd waarin de culturele sector buitensporig hard geraakt wordt zijn het deze tolken waar de toeschouwer op kan vertrouwen.

Jay Tan, foto: Aad Hoogendoorn

Geen enkele van de talen die bij TENT gesproken worden ben ik machtig, toch versta ik wat er gezegd wordt. Dit is te danken aan de heldere uitspraak van de betrokken sprekers maar ook aan hun vertaalster. Taalbeheersing lijdt niet onder meertaligheid maar wordt erdoor gesterkt. Zolang er maar iemand is die aanmoedigt ze allemaal te leren verstaan. Los van de mogelijkheid om verbaal met meer mensen te kunnen communiceren leidt meertaligheid ook tot een andere manier van samenleven. Het bezitten van meerdere (culturele) identiteiten, en de mogelijkheid om hiertussen te wisselen, zorgt voor een grotere acceptatie van al datgeen dat anders is, totdat ook dit andere ongezien deel wordt van het zelf.

Lena van Tijen

is schrijver

Recente artikelen