metropolis m

Workshop als onderdeel van State of Fashion 2022, foto Eva Broekema

De tweede editie van modebiënnale State of Fashion draagt de titel Ways of Caring, een thema dat zowel inhoudelijk als organisatorisch is toegepast. Nora Veerman gaat langs in Arnhem waar het collectief aan curatoren kritisch licht schijnt op de fundamenten van de mode-industrie en het publiek nadrukkelijk wordt uitgedaagd om gezamenlijk een nieuwe toekomst voor te stellen.

Schuin door het schip van de Arnhemse Eusebiuskerk staan naast elkaar drie lange rekken opgesteld met daaraan van dezelfde rijen witte kledingsamples: blouses, jurken, overhemden. In het licht dat door de hoge ramen schijnt ogen ze fris, met hun gesteven kraagjes en bollende mouwen. De neiging om er eentje van een hanger te halen en aan te trekken is groot. Maar wie dichterbij komt, wordt geconfronteerd met de doordringende geur van zweet vermengd met machineolie. Al bladerend tussen de blouses blijken ze vol bruine vlekken te zitten. Aan de borstzakjes hangen labels met daarop teksten. ‘Ik ben als afval’, staat op een. Op een ander: ‘De maat en het patroon moeten altijd goed zijn; een kleine afwijking en het resultaat wordt je fataal.’ Het zijn citaten van kledingmakers uit Colombia, Zuid-Afrika en Indonesië, maar het zouden evengoed de blouses zelf kunnen zijn die hier spreken.

Installatie in Eusebiuskerk met op de voorgrond 'Bodies that made, bodies that consume' van Santiago Útima, Siviwe James, Widi Asari en Ryadhus Shalihin, 2022, foto Eva Broekema

De installatie, met de titel Bodies that make, bodies that consume, sleurt de bezoeker vanuit een helderwit heiligdom zo de stoffige, donkere hoeken van een overzeese productiefaciliteit in. De installatie van Santiago Útima, Siviwe James, Widi Asari en Ryadhus Shalihin is een van de meest spraakmakende werken op de tweede editie van modebiënnale State of Fashion, die vorige week opende op verschillende locaties in Arnhem. State of Fashion bouwt deels voort op de Arnhem Mode Biënnale, het mode-evenement dat tussen 2005 en 2013 tweejaarlijks in Arnhem werd georganiseerd. Ook dat was altijd een uitgebreide, thematische mode-expositie met randprogrammering. Maar waar de Arnhem Mode Biënnale mode in de schijnwerpers zette, werpt State of Fashion een ander, meer kritisch licht.

Dit jaar onderzoekt de biënnale een fundament van de mode-industrie: de relaties tussen mensen onderling, en tussen mens en materiaal, die eraan ten grondslag liggen. Met het thema Ways of Caring wil de organisatie benadrukken dat het nodig is ons te bekommeren om de staat van de huidige mode-industrie. Tegelijkertijd wordt de vraag gesteld: hoe te zorgen, voor spullen, voor de natuur, voor elkaar? Bodies that make, bodies that consume legt alvast de vinger op de zere plek: waar westerse mode aan de oppervlakte vaak spectaculair is (denk catwalkshows, helverlichte winkels, glimmende advertenties), is het achterliggende systeem doordrenkt van egoïsme, ongelijkheid, onderdrukking en vervuiling. Tegenover dat hardnekkige stelsel zet State of Fashion andere ‘staten van mode’: alternatieve perspectieven, voorbeelden van hoe het ook zou kunnen.

Dorian Ulises López Macías, Flor de Capomo, 2016-22, foto Eva Broekema 

Collectiviteit en gemeenschappelijkheid

Dat begon al bij de zoektocht naar curatoren voor de biënnale. Waar voor eerdere biënnales steeds één curator werd aangesteld, werd voor deze editie een open call voor meerdere co-curatoren uitgeschreven. Er kwamen 118 aanmeldingen binnen uit 31 verschillende landen. Na een uitgebreid selectieproces in samenwerking met een internationale adviesraad, werden twee partijen uitgekozen: Fashion Open Studio, de radicale denktank van de activistische organisatie Fashion Revolution, vertegenwoordigd door Orsola de Castro, Filippo Ricci, Tamsin Blanchard en Niamh Tuft. En het driekoppig collectief Not____Enough Collective, gevormd door Andrea Chehade Barroux, Mari Cortez en Marina Sasseron de Oliveira Cabral. Beide groepen zetten zich in voor een meer gelijkwaardige en duurzame mode-industrie, middels een antikoloniale werkpraktijk op het snijvlak van mode, curatie en onderwijs.

In november vorig jaar presenteerden de zeven curatoren het thema Ways of Caring. Dat thema is niet alleen een parapluterm voor het werk op de biënnale, maar ook een afspiegeling van hun samenwerkingsverband. Care, of zorg, zo zei Tuft op de openingsdag, impliceert een vorm van gemeenschappelijkheid, van wederzijdse betrokkenheid. De curatoren gaven de biënnale dan ook in constant overleg met elkaar vorm, aanvankelijk via Zoom, later tijdens fysieke vergaderingen. Deze gemeenschappelijkheid strekte zich bovendien ook uit tot buiten de organisatie. Vorig jaar nodigden de curatoren het publiek uit voor rondetafelsessies om interesses en ideeën te inventariseren. Kunstenaars en andere makers die werk leverden voor de biënnale werden geselecteerd via een nieuwe open call, waarbij wederom een internationaal panel werd betrokken.

Workshop als onderdeel van State of Fashion 2022, foto Eva Broekema

Al die collectiviteit is voelbaar op de biënnale, en dan met name in de tentoonstelling in de Eusebiuskerk, die de titel Fashion as Encounters draagt. Ook voor deze titel geldt dat het zowel betrekking heeft op de onderwerpen van de tentoongestelde werken als op de manier waarop ze tot stand zijn gekomen. In de naven en de kooromgang is werk te zien van individuele kunstenaars of kunstenaarsduo’s, in het schip en in het koor staan installaties die de kunstenaars in verschillende samenwerkingsformaties maakten nadat de open call gesloten was. Ontmoetingen alom: tussen de kunstenaars, hun persoonlijkheden, culturen en werkpraktijken. En, sinds de biënnale geopend is, ook tussen bezoeker en de vele ‘staten van mode’ die in de tentoonstelling worden gedemonstreerd.

In veel gevallen zullen dat een ontmoeting met het andere of onbekende zijn. De bezoeker treft op de biënnale werk van makers over de hele wereld, met een niet-Eurocentrisch perspectief op mode tot gevolg. Westerse werkwijzen, schoonheidsidealen en systemen van kennisproductie en -verspreiding worden er soms expliciet, soms impliciet, ter discussie gesteld. Neem bijvoorbeeld het werk van het Braziliaanse Ateliê Vivo. De vier vrouwen achter dit initiatief zetten in Saõ Paulo de Biblioteca de Modelagem op, een openbare bibliotheek met een uitgebreide collectie kledingpatronen van Braziliaanse ontwerpers. De patronen zijn ter plekke gratis te gebruiken door bezoekers van de bibliotheek. Daarmee wordt de bibliotheek een ruimte voor zowel kennisdeling als voor experiment met constructie en technieken: een leerproces dat anders is dan dat van de meeste westerse modeacademies, waar juist individualiteit en uniciteit gevierd worden en concept vaak vooraf gaat aan uitvoering. In de Eusebiuskerk toont Ateliê Vivo een collage van patroondelen; een QR-code verwijst door naar een video waarin de oprichters meer over het project vertellen.

Cholita Chic, 'Guardiana de polleras', 2022, foto Eva Broekema

In meerdere werken in de tentoonstelling, en elders op de biënnale, is moeite gedaan om het publiek actief te betrekken. De vrouwen achter Ateliê Vivo werkten na de open call samen met Wei Chi Su en Danayi Madondo aan Does it have an end, een gigantisch haak- en knoopwerk van tweedehands textiel dat middenin het koor hangt. Aan het werk hangen losse draden en dikke haaknaalden: een uitnodiging aan het publiek om het werk zelf verder uit te breiden. In plaats van een compleet en afgerond eindproduct te presenteren dat het publiek alleen van een afstand kan bekijken, reikt het collectief bezoekers de hand. Daarin bestaat ook een zorgvraag: aan bezoekers wordt impliciet verzocht het tweedehands textiel waarvan het werk gemaakt is niet als afval te beschouwen, maar onderdeel te maken van een nieuw geheel.

Het spektakel van de modebiënnale heeft plaatsgemaakt voor een meer serieuze, activistische houding

Hul le Kes, 'Recovery Garden', Steile Tuin Sonsbeekpark, foto Eva Broekema

Aan de zorg voor niet-menselijke lichamen – materialen, planten, dieren – wordt ook aandacht besteed op de andere locaties en in de randprogrammering van de tentoonstelling. Zo is er in park Sonsbeek een Recovery Garden, opgezet door kledingmerk Hul Le Kes, waar kleding kan worden geverfd met natuurlijke kleurstoffen afkomstig van planten die in plantenbakken in het park groeien. Waar het verven van textiel gewoonlijk met toxische, synthetische kleurstoffen gebeurt, laat deze werkwijze de natuur de ruimte om te herstellen. Op de bovenverdieping van Rozet is een kledingbibliotheek ingericht waar bezoekers kledingstukken kunnen huren. In plaats van eigenaar worden ze daarmee de tijdelijke gebruiker of verzorger van een kledingstuk: de verantwoordelijkheid voor het stuk wordt gedeeld, de levensduur ervan verlengd. State of Fashion omvat verder ook repareer- en recycleworkshops, evenals lezingen en open discussies op publieke plekken, waaronder het Audrey Hepburnplein. Op allerlei punten wordt het publiek uitgenodigd aan de biënnale deel te nemen. Daarmee lijken de curatoren te willen benadrukken: mode, dat zijn jullie ook – dat zijn wij allemaal.

Door het plafond

Niet al het werk in State of Fashion is even toegankelijk. Het spektakel van de modebiënnale heeft plaatsgemaakt voor een meer serieuze, activistische houding. Dat is uitdagend en verfrissend, maar het zal sommige bezoekers ook op afstand houden, zeker omdat hen niet altijd een ingang naar de tentoongestelde werken wordt geboden. Verwijzingen naar feministische en antikoloniale tactieken in de tentoonstellingsteksten laten soms wat te weinig ruimte voor uitleg van specifiek lokale culturele referenties die zeker Nederlandse bezoekers niet altijd meteen zullen vatten.

Workshop als onderdeel van State of Fashion, foto Eva Broekema

Neem bijvoorbeeld het werk van Tra My Nguyen: zij maakte twee loeistrakke, semitransparante, rubberachtige pakken met bloem- en ruitmotieven. Ze zijn tegelijkertijd een verwijzing naar en een reactie op de wijze van kleden van vrouwelijke motorrijders in Vietnam. Op hun motoren dragen deze ‘Street Ninja’s’ wijde gebloemde of geruite schorten om hun huid tegen bruinen te beschermen. Een lichtere huid is in Vietnam een teken van status, zo legt My Nguyen op de openingsdag uit. Seksisme en classisme lopen in dit kleedgebruik door elkaar. De pakken worden weliswaar getoond naast een suggestieve 360 graden-video van Vietnamese straten, de tentoonstellingstekst beschrijft de pakken van My Nguyen enkel als een ‘speculatieve emancipatorische strategie’. Informatie over de schorten wordt achterwege gelaten. Wie niet weet hoe My Nguyens pakken zich daartoe verhouden ziet vooral twee beeldschone, tactiele outfits; een deel van de diepgang gaat verloren.

Een van de meest subtiele en treffende werken van de biënnale is het werk dat het minst met mode te maken heeft: het systeemplafond dat architectenbureau Studio L A (samengesteld uit Lorien Beijaert and Arna Mačkić) boven de naven, het dwarsschip en de kooromgang van de Eusebiuskerk monteerde. Om praktische redenen: het plafond krimpt de torenhoge ruimte iets en verbetert de akoestiek. Ook fungeert het als ophangsysteem en lichtinstallatie. In het plafond zijn openingen gemaakt waarin werken zijn gehangen en waardoor daglicht naar beneden schijnt.

Het is een rustige en esthetische oplossing. Tegelijkertijd is het plafond sterk symbolisch. De boodschap is ook de slotsom van de biënnale: door licht te werpen op alternatieve perspectieven kunnen gaten worden geslagen in een systeem. Of, van een andere kant bekeken: wie een plafond doorbreekt, kan door de gaten zien dat daarboven nog een weelde van mogelijkheden ligt.      

De tweede editie van modebiënnale State of Fashion is nog t/m 10 juli te bezoeken op verschillende locaties in Arnhem. Meer informatie op de website van State of Fashion

Nora Veerman

is modewetenschapper, freelance modejournalist en schrijver

Recente artikelen