metropolis m

Bij de heropening van het Stedelijk is een stapel boeken verschenen met een totale omvang van 1214 pagina’s.

Van Joost Zwagerman moeten de hordes beroepscynici even de mond houden. In De Volkskrant van vorige week schreef hij dat het nu tijd is om blij te zijn met het heropende Stedelijk, niet om te gaan mekkeren over de kwaliteit van de nieuwe opstelling, of over wat er wel of niet te zien is.

Waar wel wat voor te zeggen valt, maar ook weer niet.

Het kunstmuseum is nu eenmaal niet opgericht om meningen te bevestigen, maar om ze te toetsen. Vanaf zijn vroegste begin is het bedoeld als een arena waar bepaald wordt wat belangrijk is in de hedendaagse kunst en cultuur en wat niet. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Je zou zelfs kunnen zeggen dat zonder debat het kunstmuseum niet kan bestaan, onbelangrijk is, al bijna vergeten. En dus geldt ook voor het Stedelijk dat hoe meer er over gemekkerd wordt, hoe beter dit voor het museum is.

Stedelijk in de pocket

Juist het Stedelijk heeft zich in zijn roemruchte verleden bewezen als een publieke arena van formaat. Met dank aan talloze kunstenaars en outsider-museumdirecteur Willem Sandberg die de artistieke oproerkraaiers naar binnen bracht. Bladerend door het boekje Stedelijk in de pocket, waarin de geschiedenis van het museum kort en bondig wordt uiteengezet, wordt mij weer duidelijk hoezeer deze man zijn stempel heeft gedrukt op de geschiedenis van dit museum, c.q. ons aller denken over het museum in algemene zin. Door hem is het museum wit, door hem is het multidisciplinair, door hem is het vooral gericht op actuele kunst, op levende kunstenaars en ontwerpers, en door hem is het befaamd om spraakmakende tentoonstellingen.

Sandbergs geest waart nog altijd door de instelling, wat duidelijk wordt in de typeringen die opeenvolgende directeuren aan het museum hebben gegeven. Ik lees dat de ene directeur alleen met levende kunstenaars wil werken en de ander het museum ziet als een huis voor kunstenaars. Van het museum als plaats voor de canon wordt met geen woord gerept. Het museum profileert zich in dit boekje liever als een ‘auteursmuseum’, waar opeenvolgende directeuren een stempel op gedrukt hebben. De kunstgeschiedenis verschijnt er als mensenwerk, en dus bij voorbaat gebrekkig, gemankeerd, grillig en soms zelfs onverantwoord. Verzamelen is nu eenmaal geen rekenkunde, geen optelsom. Pas als de tijd erover is gegaan, wil zich wel wel eens iets gaan vastleggen in meer collectieve zin, in termen van een gedeelde ervaring en een communis opinio.

Maar juist dat is een proces waar het Stedelijk zich met moeite en de nodige dubbelzinnigheid toe verhoudt. Zie de huidige collectiepresentatie waarin de chronologie in de opstelling van de collectie op de benedenverdieping wordt voortgezet tot en met Cobra (tot hier de canon) en op de bovenetage een vrijere omgang met de collectie wordt geëtaleerd.

Stedelijk Collectie Highlights

Je kunt die gekoesterde historische onbepaaldheid van dit museum terugzien aan meerdere boeken die er bij de opening verschenen zijn. Het boek Stedelijk Collectie Highlights, dat wordt gepresenteerd als een publieksgids, biedt korte portretten van 150 kunstenaars uit de collectie van het museum. Ze zijn niet chronologisch maar alfabetisch geordend, met gevolg dat je pagina na pagina door ruim honderd jaar kunstgeschiedenis heen en weer schiet, als in een dolgedraaide tijdmachine. De museumcollectie verschijnt er niet als een doorwrocht stuk geschiedschrijving, van pakweg 1880 tot heden, maar als een enorme kauwgumballenmachine, waar pagina na pagina weer een nieuw gekleurde bal uit rolt. In de tekstjes wordt weliswaar een poging gedaan de werken van de nodige historische context te voorzien, maar dat doet aan de gehele indruk weinig af: de kunst uit dit museum wil helemaal niet worden bijgezet in zoiets akeligs als een canon. Geef haar maar het eeuwigdurende heden.

Reflecties

In het meer serieuze boek Reflecties manifesteert zich die schizofrenie van het heropende Stedelijk in volle omvang. Wel of geen museum van de twintigste eeuw, wel of geen canon, wel of niet toch vooral hedendaags en dus podium van eindeloze heroverweging? Het museum toont zich in dit boek vooralsnog onzeker en bescheiden, zegt wel een museum van de twintigste en uiteindelijk ook eenentwintigste eeuw te willen zijn, en richtinggevend in het denken over kunst, maar ook dat de ontwikkelingen eigenlijk al decennia niet goed meer bij te benen zijn. Er is te veel kunst, die te duur is en te gespreid. Je kunt niet alles meer willen en er al helemaal geen overkoepelend verhaal meer over vertellen.

Wat ze dan ook niet doen in dit boek. Het museum laat liefst 43 auteurs van over de hele wereld schrijven over de collectie, en dat niet eens in directe zin, maar indirect. De collectie komt in veel teksten slechts zijdelings ter sprake, niet als drager van de kunstgeschiedenis maar als het product ervan.

Zo de collectie al ter sprake komt, want omdat auteurs van buitenaf is gevraagd om over kunsthistorische ontwikkelingen te schrijven, raakt de kunst uit het museum soms wel erg op de achtergrond, zelfs compleet uit zicht – waardoor je je als lezer afvraagt of de schrijver het museum en zijn collectie eigenlijk wel goed kent. Het was tenslotte alweer een tijdje dicht.

Ik heb voor dit blogje het boek alleen maar doorgebladerd en hier en daar wat gelezen. Het omvat heel veel grote namen, zowel onder de behandelde kunst als onder de auteurs. Maar wat direct opvalt is de afwezigheid van de opeenvolgende directeuren. In de inleiding zegt medesamensteller Jan van Adrichem, ex-hoofd research van het museum, dat die al elders alle ruimte hebben gehad om zich te verantwoorden, maar in een omvangrijk collectieboek als dit wordt de verantwoording voor het verzamelbeleid nu wel erg gemakkelijk aan anderen over gelaten, die zich er overigens niet erg nadrukkelijk over uitlaten. Met gevolg dat het verzamelbeleid van de verschillende vrij dominante directeuren als zodanig niet wordt getoetst. Waar is het stuk over Fuchs atypische keuzes uit de jaren negentig, waar het stuk over de niet helemaal geslaagde en al helemaal niet afgemaakte poging van Beeren om het vizier van het Stedelijk te kantelen van West naar Oost? Waar is het verhaal over De Wilde’s plotselinge liefde voor de achteraf gezien razend snel vergeten Jonge Italianen? Als je een twintigste-eeuws collectiemuseum wilt zijn, lijkt me een dergelijk kritisch debat belangrijk, ook binnen de context van het museum zelf.

Zo blijft ook ongewis waarom dit museum zo lang heeft vastgehouden aan een specifiek westerse opvatting van kunst, in het boek omschreven als ‘vooruitgangsgericht’, terwijl dit denken al decennia onder vuur ligt, zeker in de kunst. Waar grote internationale tentoonstellingen als gevolg van dit debat het vizier al lang hebben verlegd naar andere opvattingen uit andere hoeken van de wereld, bevindt het Stedelijk zich nog in een ogenschijnlijk volledig westers modernistisch kunstreservaat. Ik heb van horen zeggen dat Ann Goldstein hier een schone taak voor zichzelf ziet om wat aan te doen, maar ook dat blijft onvermeld.

Beyond Imagination

Vanuit mijn meer kritische perspectief op de collectie van het Stedelijk komt de catalogus Beyond Imagination, die is uitgebracht bij de gelijknamige tentoonstelling in het museum, bijna als geroepen. Zij verschaft het museum toegang tot de nieuwe eeuw waarin een nieuwe, grenzeloze generatie het heft in handen neemt. In het geval van deze tentoonstelling zijn het kunstenaars die gerelateerd zijn aan Amsterdam, hier kort of lang gewerkt hebben, maar intussen uitgewaaierd zijn over de hele wereld. Vrouw, man, westers of niet, het loopt allemaal door elkaar. Hier spreekt de kunst die denkt voorbij de hokjesgeest van de geschiedenis. Om deze rekbaarheid kenbaar te maken heeft de catalogus de format van een leporello aangenomen, die het aanbod stuk voor stuk toont, maar met hetzelfde gemak in een aaneengesloten tijdruimte.

PS: De jonge Sandberg

Niet uitgegeven door het Stedelijk, maar wel binnen gekomen ter redactie is het boek Zoeken & Scheuren – De jonge Sandberg dat is geschreven door Max Arian, en ter gelegenheid van de heropening van het museum opnieuw is uitgegeven. Arian belicht vooral de jaren voordat Sandberg als directeur van het Stedelijk beroemd was. Het zijn zijn vormende jaren, zijn tijd als grafisch ontwerper, de oorlogstijd. Zijn roem als directeur staat er niet in, dat is weer onderwerp van andere boeken. Het is een dikke pil van 620 pagina’s en al toe aan de vierde druk.


Stedelijk Museum in the pocket
Tekst: Rixt Hulshoff Pol en Marie Baarspul
€ 9,95, 272 pagina’s, paperback ISBN 978-90-5006-183-4


Stedelijk Collectie Highlights
Stedelijk Museum/NAI010 uitgeverij,
222 pagina’s, paperback, full color illustrated,
€ 19,95, ISBN: 978-94-6208-024-9


Reflecties
Redactie: Jan van Adrichem (tot 2009) en Adi Martis
Stedelijk Museum/NAI010 uitgeverij, 20×27 cm, 
full color illustrated, paperback, 644 pagina’s, 
€ 49,50
Auteurs o.a. Carel Blotkamp, Carolyn Christov-Bakargiev, Michael FitzGerald, Christopher Green, Christina Lodder, Jane Pavitt, Rick Poynor, Ingeborg de Roode, Caroline RoodenburgSchadd, Anne Rorimer, James H. Rubin, K. Schippers, Nancy J. Troy en Camiel van Winkel


Beyond Imagination
redactie: Kathrin Jentjesn en Martijn van Nieuwenhuyzen
Stedelijk Museum, 144 pages, Leporello,
€ 14,95, ISBN 978-3-86335-257-8


zoeken & scheuren – de jonge sandberg
Max Arian
Johannes van Kessel Publishing, Huizen, 620 pagina’s
ISBN 978-90-79418-07-7

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen