metropolis m

De laatste maanden wordt er vaak geklaagd over de taal van de kunstkritiek, die hermetisch zou zijn, vol jargon. Thijs Lijster, die in 2010 de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek won, vraagt zich – in heldere bewoordingen – af of dat een probleem is.

Constantin Brancusi, Le Commencement du monde, 1924, courtesy Kröller-Müller

In zijn column in het novembernummer van Kunstbeeld buigt natuurkundige en uomo universale Robbert Dijkgraaf zich over de kunstkritiek. Hij geeft zelf een voorbeeld van kunstjargon: ‘Een transformationele spanningsboog tussen Zeitgeist en metafysica die het huidige materialisme sublimeert’. Hij voegt daaraan toe: ‘Interessant proza, maar de lezer blijft zich toch afvragen: is het werk nu goed of niet?’ Vervolgens maakt Dijkgraaf een vergelijking tussen kunstkritiek en gastronomie. Ook daar wordt gebruik gemaakt van jargon, maar culinair recensenten zijn veel beter in staat overeenstemming te bereiken in hun waardeoordelen.

Dijkgraaf: ‘Misschien dat de kunstkritiek hier iets kan leren van de gastronomie. Die is wél uiteindelijk in staat een maaltijd in een getal uit te drukken: het aantal sterren van de Michelingids.’ En net als de inspecteurs van de Michelingids zouden kunstcritici volgens hem eigenlijk in staat moeten zijn om alle ruwe ingrediënten van de kunstwerken te onderscheiden, ‘van de eerste pigmenten tot de laatste laag vernis.’1

Eveneens in november is Nico Dijkshoorn te gast in De wereld draait door, om te vertellen over zijn nieuwe boek Dijkshoorn kijkt kunst (2012), een publicatie van gedichten die eerder gebruikt werden als audiorondleiding in het Kröller-Müller Museum. In de gedichten maakt Dijkshoorn de kunstbeschouwer deelgenoot van zijn ‘intuïties’ en ‘associaties’ bij de collectie van het museum.

Aan tafel bij Matthijs van Nieuwkerk krijgt de kijker een voorproefje, onder andere over een schilderij getiteld Het toilet. Dijkshoorn: ‘Mijn werkstuk gaat over het schilderij Het toilet. Door de tepelvorm terug te laten keren in de knop van het dressoirkastje, die op zijn beurt weer visueel resoneert met de tepelachtige bolvorm rechtsachter in het schilderij, wil de schilder denk ik vooral zeggen dat hij erg geil is, of zoiets.’2

Hilariteit in de studio, natuurlijk, want iedereen herkent wel het even verheven als onbegrijpelijke kunstgebabbel waar je in museumcatalogi mee wordt geconfronteerd. Goed dat iemand dat eens aan de kaak stelt! Ik stel me voor hoe de mensen in het Kröller-Müller lopen: stilstaan voor een schilderij – hahaha! – en op naar het volgende, benieuwd wat Dijkshoorn daarover dicht! Alsof het er nog iets toe doet, vraagt een andere gast, Jan Mulder, wat de naam van de schilder is. Dijkshoorn aarzelt even en kijkt op het blaadje dat voor hem op tafel ligt. ‘Massimo Campligli’, zegt hij, de naam verkeerd uitsprekend.

Met zulke vrienden heeft de kunst geen vijanden meer nodig….

NB Constantin Brancusi’s L Commencement du Monde is een van de werken uit de collectie van Museum Kröller-Müller die ook besproken worden in Dijkshoorn kijkt kunst. Een recensie van het boek is te lezen in Nr 1

Thijs Lijster

Recente artikelen