metropolis m

Michael Dean

Het is een benard moment in de geschiedenis van de Appel, nu het met veel minder geld (en voorlopig zonder vaste locatie) verder moet. Tijd voor een herbezinning die directeur Niels Van Tomme in het openbaar uitvoert, in een serie avonden met oud-directeurs. We presenteren een verslag in drie delen. Vandaag deel 2: hoe het instituut dat de Appel geworden was ineens heel fragiel bleek te zijn.

In het weekend van 10 en 11 december kwam de geschiedenis van de Appel full circle en eindigde het tentoonstellings- en lezingenprogramma De Appel Timeline: 40+ Years of Risks met een blik op het huidige en komende directoraat van Niels Van Tomme. 40+ Years of Risks gaf als programma een goed inzicht in de geschiedenis van de Appel en bood een moment van reflectie over de recente periode van crisis bij het kunstcentrum. Nu er enige tijd verstreken was, leek iedereen toe aan dit moment om zich uit te spreken, de lucht te klaren, en om geruchten voor eens en altijd de wereld uit te helpen.

De Appel Timeline: 40+ Years of Risks is daarmee niet alleen als oriënterend project van Van Tomme een geslaagde oefening, het markeert ook een hoognodig moment van loutering voor de Appel en haar voormalige directeuren: een moment om in het reine te komen met al dat wat er voorgevallen is en om de blik weer te richten op de toekomst. Zowel Van Tomme als Demeester zijn er zeker van: de pijnlijke, recente geschiedenis rond het ontslag van Lorenzo Benedetti en het negatieve advies van OCW zullen slechts een voetnoot zijn in de geschiedenis van De Appel.

In deel 2 van de bespreking rond De Appel Timeline: 40+ Years of Risks, een bespreking van de directoraten van Ann Demeester en Lorenzo Benedetti.

Directoraat Ann Demeester (2006 – 2014)

Op 3 december is Ann Demeester aan het woord en net als bij de vorige bijeenkomst rond het directoraat van Saskia Bos is het weer goed druk bij De Appel. Demeester begint de avond met een afbeelding van het project Gossip, Scandal and Good Manners van Ulises Carrión dat in 1981 bij de Appel plaatsvond. Met deze verwijzing grijpt Demeester de gelegenheid aan om roddels en geruchten die er over haar de ronde doen op te klaren, maar het publiek moet er wel naar vragen. Uitdagend zegt ze: push buttons, grill me. Het is spannend, deze derde avond bij de Appel.

Voormalig Curatorial Program deelnemer Kate Strain en curator en kunstcriticus Nat Muller zijn uitgenodigd om kritische vragen te stellen en om Demeester te onderbreken waar nodig – dit gebeurt dan ook voortdurend en geeft de avond scherpte – hoewel deze er onvermijdelijk al in zat. Aan het einde van de avond stelt Van Tomme, hoewel hij er omheen draait, de meest directe vraag aan Demeester: ‘Denk je dat de aanstelling van een zakelijk leider een goede zet is geweest? Door managerialisme het instituut in te halen?’

Onder het directoraat van Demeester positioneerde de Appel zich nationaal en internationaal als een belangrijk centrum voor hedendaagse kunst. In deze periode groeide de kunstruimte zowel qua programma als in organisatorische zin (het werd o.a. uitgebreid met het omstreden Gallerist Program). Demeesters verdiensten liggen met name in het professionaliseren van het Curatorial Training Programme (dat onder haar directoraat veranderde in het Curatorial Program) en het introduceren van een theoretisch discours – iets dat Demeester meer nadrukkelijk presenteert dan haar voorgangers. Onder haar directoraat nam dientengevolge de publicatie van boeken, tijdschriften en theoretische publicaties een belangrijke positie in.

Net als Niels Van Tomme nu, met dit programma De Appel Timeline: 40+ Years of Risks, begon Demeester haar directoraat bij de Appel met terugkijken. Ze organiseerde een weekend vol performances, waar een groot aantal kunstenaars, curatoren en andere makers terugblikten op de rijke geschiedenis van De Appel en hierop reageerden. Als deel van deze performance-marathon publiceerde ze het onderzoek van Marga van Mechelen naar de vroege jaren van de Appel onder het directoraat van Wies Smals. Deze herintroductie van performance signaleert Demeester als een belangrijke pijler van haar directoraat. Performance was anno 2006 weer een medium geworden waar kunstenaars volop mee experimenteerden. Door hier met haar programmering op in te haken zet Demeester de signaleringsfunctie van de Appel voort – de notie van timeliness, een term die door Saskia Bos in deze lezingenreeks werd geïntroduceerd. In 2014 eindigde Demeester haar directoraat passend met een performative party. Daarnaast organiseerde ze i.s.m. het Stedelijk Museum een conferentie waarin mogelijke toekomstmodellen voor het Curatorial Program onderzocht werden: What do we do when we are doing it? Models for a Future School of Curating.

Hoewel Demeester een paar keer benadrukt dat ze het lastig vindt om met kritische afstand terug te blikken op haar directoraat bij de Appel (gezien de relatief korte afstand) – is ze gedurende de avond zeer zelfkritisch, soms zelfs verontschuldigend van toon. Niet zozeer over haar artistieke keuzes, die net zoals bij de andere directeuren gestoeld zijn op persoonlijke voorkeuren, maar wel over haar meer zakelijke keuzes: de keuze voor dit gebouw, de aanstelling van een zakelijk directeur, en de oprichting van het gallerist program, keuzes die achteraf zijn uit te leggen als een beweging richting markt. Wellicht hieraan verbonden spreekt Demeester minder over haar artistieke programma an sich en meer over de problemen waar ze tijdens haar directoraat tegen aan liep, zoals de financiële crisis waar de Appel in de beginjaren van haar directoraat in zat en de bredere culturele crisis in Nederland met de bezuinigingen op kunst en cultuur onder het bewind van Halbe Zijlstra. Ik haal hier enkele onderwerpen aan die in het kader van 40+ Years of Risks en de toekomstige ontwikkeling van De Appel interessant zijn.

‘of two minds, simultaneously’: politieke discussies in of buiten de Appel?

Samenwerking en coproductie zijn belangrijke pijlers van het directoraat van Demeester bij de Appel. Zo werkte Demeester in haar tentoonstellingsprogramma vaak samen met gast-curatoren in de overtuiging dat een instituut als de Appel niet slechts één stem behoort te hebben (die van de artistiek directeur), maar eerder een polyfonie aan stemmen ten gehore moet brengen. Daarnaast ging de Appel veel samenwerkingen aan met andere instituten en organisaties. Samen met het toen nog nomadische curatoren collectief If I Can’t Dance I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution ondernam Demeester een onderzoek naar het feministische nalatenschap van de Appel, dat vorm kreeg in twee tentoonstellingen en een performance programma. Deze samenwerkingen waren volgens Demeester essentieel, aangezien een instituut als de Appel continue in verbinding moet staan met haar omgeving, zowel lokaal als internationaal.

Gerelateerd hieraan is Demeesters opvatting dat een instituut als de Appel betrokken moet zijn in ‘real politik’, lokale politiek – niet alleen in symbolische zin, maar in het dagelijkse debat. Hoewel deze opvatting terug is te zien is in het festival Stem Terug! Vote Back dat de Appel in samenwerking met het Frascati theater in 2012 organiseerde, is Demeesters tentoonstellingsprogramma over het algemeen genomen eerder apolitiek. In dezelfde periode werd Demeester in het publieke debat een belangrijk voorvechter voor het belang van kunst en cultuur. Kate Strain vraagt kritisch waarom Demeester ervoor koos om deze discussies buiten de deur van de Appel te houden?

Terugkijkend onderkent Demeester een zekere schizofrenie in haar directoraat: It was like speaking ‘of two minds, simultaneously’ – waarbij ze refereert aan een gelijknamige solotentoonstelling van Richard Hawkins (2007-2008). Haar tentoonstellingsprogramma werd gevormd door haar persoonlijke voorkeur voor kunstenaars die zeer eigenzinnige werelden creëerden met hun werk en die zich niet nadrukkelijk met politieke kwesties bezighielden, denk aan de solo’s van Mika Rottenberg (2011) en Nina Yuen (2014). Deze voorkeur rijmde niet met de politieke omwenteling die buiten de deuren van De Appel plaatsvond. Hoewel ze vond dat ze deel moest nemen aan dit debat, en kunst moest verdedigen, wilde Demeester haar tentoonstellingsprogramma niet wijzigen: ze vond het belangrijk om de kunst die ze tot dusver had getoond, een plek te blijven geven. Bovendien werden de meer politieke programma’s al getoond, bij BAK en bij CASCO. Demeester is stellig: een gezonde kunstecologie vraagt om diversiteit, en hier hield ze aan vast. Al was daardoor een gevoel van schizofrenie in deze periode onontkoombaar.

Locatie Brouwersgracht

Take the Money and Run

Take the Money and Run, zaaloverzicht

Take the Money and Run

De publieke avonden van De Appel Timeline: 40+ Years of Risks zitten vol onthullingen. Zo vertelt Demeester deze avond dat de Appel in het eerste jaar van haar directoraat in serieuze financiële problemen zat: het kon niet aan de gevraagde 35% eigen inkomsten voldoen, een eis die door de subsidiegevers werd gesteld. De Appel spendeerde te veel geld, deels door het dure pand op de Nieuwe Spiegelstraat, maar ook door Demeesters relatieve onervarenheid als directeur met het beheren van budgetten.

Demeester benadrukt de problematiek om als non-profit instelling zo’n aanzienlijk deel van het gewenste inkomen zelf te genereren: er zijn geen winstbronnen, geen privé-investeerders. Voor Van Tomme is het op dit moment nog veel lastiger, omdat hij nog méér geld moet genereren, of kosten moet verlagen. Destijds probeerde Demeester i.s.m. partner instelling Witte de With pragmatisch te zijn; ze zouden geld inzamelen via de klassieke middelen van een benefietdiner en –veiling. Hoewel Demeester redelijk positief terugkijkt op het benefietdiner, is haar herinnering aan de veiling andere koek: I remember standing at the auction room at Christies and really feeling like a whore, because you had to stand next to the work and try to incite potential buyers to bid during the auction. (…) I wouldn’t say it was traumatic, but it felt like selling out.

Voorafgaand aan de veiling werd er bij de Appel hevig over gediscussieerd. Het idee sprak eigenlijk niemand aan, maar een andere oplossing was er ook niet. De Appel besloot de veiling toch te doen, maar er een shadow-event bij te organiseren onder de naam Take the Money and Run (een project van Appel curatoren Edna van Duyn, Nell Donkers en Danila Cahen). Kunstenaars als Maurizio Cattelan, Lawrence Weiner, Marlene Dumas, Job Koelewijn, Louise Lawler en Barbara Bloom werden uitgenodigd om nieuwe werken op A4 papier te maken waarin ze het veranderde waardesysteem binnen de kunstwereld aankaarten. Deze immateriële ‘verzetsconcepten’ werden na afloop van de gelijknamige tentoonstelling naast de materiele kunstobjecten aangeboden in de reguliere veiling: als een parodie, maar niettemin medeplichtig. Uiteindelijk leverden de immateriële objecten het meeste geld op. Ann Demeester vraagt zich hardop af: I don’t know if that’s sad or positively ironic?

Prins Hendrikkade 142: a poisenous gift?

Op een gegeven moment vraagt Kate Strain aan Demeester of het gebouw van de huidige appel gezien kan worden als een poisenous gift aan de nieuwe directeur? Ann is stellig – nee. Het gebouw is zeker problematisch, met haar eigenaardige indeling van grote en kleinere ruimtes, maar het was – tot de recente bezuinigingen – betaalbaar, in het centrum en voor onbepaalde tijd beschikbaar. Zeker geen poisenous gift.

Demeester begon haar directoraat – net als Van Tomme nu – met een zoektocht naar een nieuw pand voor de Appel, het pand aan de Nieuwe Spiegelstraat was onbetaalbaar geworden. Anders dan Van Tomme was Demeester vastbesloten om een nieuwe, permanente locatie voor de Appel te vinden. Ze wilde een sterke, vaste basis, zodat haar opvolger zich geen zorgen zou hoeven maken over huisvesting. Demeester had verschillende eisen voor het nieuwe pand: het moest historisch zijn (haar persoonlijke voorkeur), in het centrum liggen en niet van een private eigenaar zijn. De zoektocht naar het ideale pand werd een ware odyssee en nam een groot gedeelte van haar tijd als directeur in beslag. Reflecterend op de situatie waarin de Appel nu verkeert – met Van Tomme’s ideeën over een nomadische Appel – mijmert Demeester: Why was it so important to have a permanent home (then)? To have a fixed base? At the time I really thought, when we have this fixed base, when that is covered, we can go wild and you can be free.

De term pragmatisme komt tijdens de avond een paar keer ter sprake. Van Tomme vraagt zich af of er een gevaar zit in pragmatisch zijn?

Pragmatisme

De term pragmatisme komt tijdens de avond een paar keer ter sprake. Aan het einde van de avond komt Van Tomme er nadrukkelijk op terug. Hij vraagt zich af – nu hij aan het nadenken is over hoe de Appel zich zal positioneren in het artistieke en sociaal-politieke veld – of er een gevaar zit in pragmatisch zijn? Kun je niet onbedoeld medeplichtig worden, of deel worden van datgene, waar je je tegen afzet?

Binnen dit kader vraagt hij Demeester wat ze achteraf gezien vindt van haar beslissing om een zakelijk leider aan te stellen en om daarmee ‘managerialisme’ de Appel in te halen. Demeester, die de vraag duidelijk verwacht had, grijpt de gelegenheid aan om haar keuze te verantwoorden. Ze geeft aan dat er door het ontslag van Benedetti veel verwarring is ontstaan over het verschil tussen een zakelijk leider en een algemeen directeur en hun respectievelijke taken en dat ze het gevoel heeft dat veel mensen haar verantwoordelijk stellen voor de problemen die Benedetti later ondervond – a persistent rumour, that hurts me. Managen is volgens Demeester in de kunstwereld al snel een ‘vies’ woord, terwijl dit niet zo hoeft te zijn. Ze verduidelijkt: I personally think that managing an institution just means taking care of complex processes, it doesn’t mean that you’re a business person, doesn’t mean that you’re market orientated, doesn’t mean that you’re an entrepreneur. A manager is someone who manages processes. For me that was part of my job, managing processes within the institution.

Destijds stelde Demeester een zakelijk leider aan om haar te ondersteunen en om te behoeden dat zijzelf – en haar opvolgers – totaal ondergesneeuwd zouden worden door zaken als financiën, het vinden van een geschikt pand etc. Terugkijkend stelt ze: If I wouldn’t have done that, I would have been mentally and intellectually dead. Moreover, I would have been all alone in trying to find ways to make de Appel survive in an interesting way. Hoewel de zakelijk leider ondersteunt en taken uit handen kan nemen, blijft de algemeen directeur verantwoordelijk voor het instituut. Demeester benadrukt nogmaals: I think that a director should manage processes, whether or not that’s with a head of internal affairs together or with an officemanager: you need to take care of the fact that internally and externally, you protect the institution.

Maar pragmatisme is vooral nodig wanneer je binnen een bestaand systeem wilt overleven en functioneren – iets waar Demeester tijdens haar directoraat voor koos. Maar er zijn ook alternatieven. Je kan er ook voor kiezen om een ander pad te bewandelen, een pad wat Van Tomme met zijn directoraat wellicht meer gaat verkennen.

Michael Dean

Michael E Smith

Lorenzo Benedetti (2014-2015)

Niels Van Tomme leidt de avond over het directoraat van Benedetti in met de woorden dat hij Benedetti vooral ziet als formidabel tentoonstellingsmaker: hier is iedereen het unaniem over eens. In 2015 schreef Metropolis M al lovend over Benedetti’s kwaliteiten als tentoonstellingsmaker en ook de verontwaardigde reacties vanuit de kunstwereld op zijn ontslag waren op deze kwaliteiten gestoeld. De discussie die blijft bestaan is of dit genoeg is als directeur van een kunstruimte in deze tijd van toenemende verwachtingen en eisen? Zoals Bart De Baere schreef in zijn op deze website gepubliceerde tekst ‘De stortvloed van het managerialisme’, is het een kwestie van de keuze tussen de zinnen: “Hij is een uitstekend curator, maar…” en “Hij is een uitstekende curator, dus…”.

Zoals De Baere schrijft, zijn de verwachtingen van een directeur de afgelopen jaren duizelingwekkend geworden: Elke culturele inzet wordt vandaag meteen gecomplementeerd door een brede waaier van verwachtingen, een waaier van 360 graden. En elk van die 360 vectoren houdt geen maat. Kan je morgen méér sponsoring vinden, méér produceren, sympathieker en onverwachter en productiever en genetwerkte en samenwerkend en beleidsbepalend zijn? Hoewel De Baere deze woorden schreef n.a.v. het ontslag van Mihnea Mircan bij Extra City, Antwerpen, zijn ze net zo goed van toepassing op het ontslag van Lorenzo Benedetti bij de Appel.

In het laatste weekend van 40+ Years of Risks komt deze discussie bij de Appel niet nadrukkelijk aan bod, maar toch is hij tussen de regels door overal aanwezig. Tijdens de avond rond het directoraat van Ann Demeester werd er nog openlijk gediscussieerd over de keuze voor het aanstellen van een zakelijk directeur en over de verantwoordelijkheden van een algemeen directeur. De recente herstructurering bij de Appel is ook in dit licht te zien, waar Maaike Lauwaerts functie als hoofd interne zaken en communicatie een reactie is op de problematiek die er tijdens Benedetti’s directoraat ontstond. De functie werkt als ondersteuning en brug tussen de artistieke en zakelijke verantwoordelijkheden van de directie.

Deze avond ligt de focus met name op het artistieke programma van Benedetti en spreekt hij veel over de identiteit van de Appel als experimenteel centrum en over de zaken die hij als directeur belangrijk vond en waar hij tegen aanliep. Arno van Roosmalen, directeur bij Stroom in Den Haag, is uitgenodigd om Benedetti vragen te stellen, een rol die hij met verve vervult. Voor hij aanvangt met zijn interview vraagt hij het publiek terecht eerst om een groot applaus: Considering the impact that the conflict or crisis had on him, I think its really courageous and more important, I think its heartwarming, that Lorenzo agreed and wants to join us here in the building of de Appel and I think that deserves a big applause.

Artistieke visie

Het centrale woord van deze avond is visie. Benedetti komt er voortdurend op terug. Hij hamert erop dat dit het meest essentiële onderdeel is van een kunstruimte. Een permanent gebouw, financiële middelen, dat zijn slechts gereedschappen die je nodig hebt, tools. De kern, dat zijn de mensen die er werken en de plannen die ze hebben.

Hij is daarnaast overtuigd dat het artistieke programma voor zichzelf kan en moet spreken. Hierin is hij een echte purist: de werken, de tentoonstelling, daar ligt het zwaartepunt van je activiteiten, niet in de plannen vooraf en ook niet in de communicatie of de educatie eromheen. Benedetti gelooft dan ook niet dat culturele instellingen verantwoordelijk zijn voor educatie, daarvoor zijn er scholen. Hij ziet zijn taak als curator en de taak van een kunstruimte als de Appel dan ook vooral in het presenteren van goede tentoonstellingen. Deze kun je vervolgens wel ‘openen’ voor het publiek, maar zonder concessies te doen. Deze autonomie die aan kunst en de kunstenaar gegeven wordt is volgens Benedetti in zichzelf al een hoogst politiek gebaar – ongeacht het soort werk.

Voor Benedetti’s tentoonstellingen moet je als bezoeker een zekere moeite doen. Hier is Benedetti dan ook heel open over: er ligt een zekere verantwoordelijkheid bij de bezoeker. De Appel is volgens Benedetti dan ook vooral een ruimte voor dialoog. Zoals hij aangeeft: You’re not coming here because it’s paid by the state, paid by subsidy, you’re coming here because something is happening here. Het is geen makkelijk entertainment, you might not always like what you see.

Benedetti’s visie voor de Appel komt naar voren in zijn keuze voor bepaalde kunstenaars en de gedurfde solo-presentaties die hij in nauwe samenwerking met deze kunstenaars presenteerde op de Prins Hendrikkade 142. Benedetti maakte tijdens zijn korte directoraat solotentoonstellingen met de nationale en internationale kunstenaars Michael E. Smith, Melanie Gilligan, Gerlach en Koop, Saskia Noor van Imhoff en Micheal Dean. De Appel was als experimenteel centrum zowel voor deze kunstenaars als voor Benedetti zelf de uitgelezen plek om nieuwe stappen te zetten, om te experimenteren en om de grenzen van een kunstinstelling als instituut te onderzoeken. Dit gebeurde soms heel letterlijk, zoals in de tentoonstelling Choses tuées van Gerlach en Koop die de deuren van De Appel lieten vervangen door kleinere deuren en de oorspronkelijke deuren als werk in hun tentoonstelling presenteerden. Hiermee werd tijdens het directoraat van Benedetti de discussie over de rol van kunst en het kunstinstituut weer een belangrijk uitgangspunt. Ook in het programma LocusSolus, dat Benedetti in samenwerking met archivaris en tentoonstellingsmaker Nell Donkers ontwikkelde, komt dit naar voren. In dit programma werden jonge kunstenaars uitgenodigd om met het archief van de Appel te werken, waardoor er een dialoog werd gecreëerd tussen heden en verleden. Zo werd de geschiedenis van De Appel – en daarmee de geschiedenis van de hedendaagse kunst – onderzocht aan de hand van de actualiteit. Deze focus op het heden is volgens Benedetti essentieel voor een instituut als de Appel: kunstruimtes moeten altijd gaan over het nu. Zelf in een archief, moet de focus altijd op het heden liggen.

Crash during take-off

Naast visie, benadrukt Benedetti veelvuldig het belang van vertrouwen. Het vertrouwen als directeur/curator in de kunstenaar met wie je werkt, maar ook het vertrouwen van het bestuur in hun directeur – dat in zijn geval pijnlijk ontbrak. Hij benadrukt dat dit geen eenvoudige opgave is: You should know the artists and really trust them and they should really trust you and this is a difficult relation. To really trust somebody, that is not easy. In reactie op Van Roosmalens vraag wat er dan voor zorgt dat hij een kunstenaar vertrouwd, reageert Benedetti zonder twijfel: de kwaliteit van het werk.

Gedurende de avond komt Benedetti’s teleurstelling dat hij niet de kans heeft gehad om zijn visie en zijn programma voor de Appel neer te zetten meermaals voor voren. Hij nam de positie in eerste instantie aan door de experimentele naam die de Appel had. Hij wilde als tentoonstellingsmaker stappen zetten bij de Appel en blijvend experimenteren. Maar voor hij goed en wel begonnen was, werd hij tot halt geroepen door het bestuur: a crash during take-off. Gefrustreerd vraagt hij zich af: Are you an experimental institution or not? Deze vraag is volgens hem het eerste wat een instituut zich moet afvragen en als het inderdaad experimenteel is, dan moet het ook niet bang zijn voor risico’s. Volgens Benedetti is de angst om te experimenteren vaak te groot uit angst om bezoekers of subsidie te verliezen. Maar concessies doen aan je programma voor meer bezoekers of meer subsidie is voor hem geen optie.

If you make everything safe, what happens to the experiment?

Fragility

Een andere term die op deze avond meermaals ter sprake komt is fragiliteit. Een instituut als de Appel leek, tot relatief kortgeleden, uiterst solide. Maar door de recente crisis rond het ontslag van Benedetti, blijkt hoe fragiel het eigenlijk in elkaar zit. In deze fragiliteit ligt echter ook iets positiefs besloten, het is zelfs een essentieel onderdeel van een instituut als De Appel, want een fragiel instituut staat experiment toe. If you make everything safe, what happens to the experiment?, aldus Benedetti.

Maar fragiliteit betekent wel dat er met zorg omgesprongen moet worden met een instituut als de Appel. Het is belangrijk wie er posities innemen, wie er in het bestuur zit, wie er directeur is. Om Benedetti nogmaals te quoten: Because, what is an institution? It’s a lot of people, no?

De vervangen voordeur van gerlach en koop

Dit is deel 2 uit een serie van 3 over de geschiedenis van de Appel naar aanleiding van de lezingenreeks Timeline: 40+ Years of Risks. In het 3e en laatste deel wordt er gekeken naar de toekomstplannen van huidige directeur Niels Van Tomme. Lees HIER deel 1 over de beginjaren: Wies Smals & Saskia Bos

Alle foto’s courtesy de Appel, fotograaf van de installaties Cassander Eeftinck Schattenkerk

Debbie Broekers

is kunstcriticus en kunsthistoricus

Recente artikelen