metropolis m

Voor velen was Sarah Pichlkostner dé ontdekking van de open studios in de Ateliers van het afgelopen jaar. In De Ketelfactory in Schiedam toont ze momenteel een zinnenprikkelend subtiel techologisch universum, verdeeld over meerdere etages. Tijdens de voorbereidingen spraken wij met haar.

Op de cv van Sarah Pichlkostner (1988, Salzburg) op haar compact vormgegeven website staat bovenaan de pagina dat ze in Wenen woont, maar onderdaan het document staat Amsterdam aangegeven als woonplaats. Pichlkostner is een meedogenloze reiziger wier artistieke horizon heel Europa overspant. Ze streeft ernaar haar voorliefde voor materiaalesthetiek te combineren met vastgelegde emotionele momenten. Haar kamergrote installaties, die ze omschrijft als ‘settings’, zijn afgeleiden van persoonlijk en praktisch onderzoek naar de haptische materialiteit der dingen. Recent onderzoek voor powernapping (2015) in 21er Haus in Wenen, het hedendaagse onderdeel van de Oostenrijkse Galerie Belvedere, leidde tot een heroverweging en heropleving van historisch verouderde productieprocessen voor het polijsten en doen spiegelen van aluminium oppervlakken – een verwijzing naar het industrialisatietijdperk en diens voorkeur voor versnelde, optimale productiviteit in de beginperiode van massagoederen. De kant-en-klare onderdelen die ze ontmantelt en opnieuw in elkaar zet moeten bekend voorkomen bij de toeschouwer. Als ze niet gerecycled zijn, dan zijn de gebruikte materialen vrij goedkoop en ontworpen voor gebruik; het soort doe-het-zelfproducten die op de planken van elk warenhuis of magazijn liggen waar ook ter wereld: ruiten en lampen, stof, aluminium buizen, veiligheidsriemen of zandzakken en vrijetijdsproducten zoals gymmatten.

Bij het maken van een werk begint Pichlkostner met het grondig verkennen van de toekomstige locatie. Een proces dat wel tot twee weken kan duren. Soms gaat ze zelfs ter plekke wonen en slapen, waardoor ze een consistente materiaalkeuze kan maken die resoneert met de ruimte en haar artistieke onderzoek op dat moment. Vaker wel dan niet laat ze zich leiden door overdenkingen die ze in eerder werk heeft gehad. Voor Pichlkostner is het maken van kunst een organisch proces, waarbij denklagen worden toegepast op materie, die zich met de tijd verdiepen en uitbreiden.

Op het eerste gezicht lijken Pichlkostners settings met hun gedempte, maar toch delicate materialiteit sober, maar de kunstenaar bereikt een verrassend effect door het toevoegen van een laag met een menselijke stem (altijd van de kunstenaar zelf). Als gevolg daarvan verschuift het werk en de mogelijke perceptie ervan naar een tastbaarder, minder cognitief register. Het doet een beroep op gevoelens als frustratie, spanning of, zoals de laatste tijd, de dringende noodzaak om zichzelf te optimaliseren en iemands fysieke verschijning te perfectioneren door middel van apps die een onmiddellijke feedback op sociale media genereren.

Marlène Rigler
Hoe bereid je jezelf voor op de tentoonstelling in Schiedam, nu dat je verhuisd bent naar Wenen?

Sarah Pichlkostner
‘Ik werk het liefst ter plaatse, niet in het atelier. Wanneer het mogelijk is, breng ik het materiaal naar de locatie en zet ik het werk daar in elkaar. Dat is mijn favoriete werkmethode die ik toegepast heb bij De Ateliers, Garage Rotterdam en mijn tentoonstelling m: i have two rooms; l: i have seen from different windows, bakery bij Annet Gelink in Amsterdam. Mijn projecten vloeien in elkaar over door een organische stroom van gedachten die voortkomt uit mijn persoonlijk leven. Ik zie ze niet als afgerond; ik probeer het onderzoek te verbreden en te verdiepen in elke nieuwe installatie.

In Schiedam zal ik ongeveer twee weken de tentoonstellingsruimte verkennen. Het is een grote ruimte, zo’n tweehonderd vierkante  meter, verdeeld over drie verdiepingen. Ik wil een parcours opzetten voor de bezoeker. Het zal waarschijnlijk beginnen op de hoogste etage en op de begane grond eindigen. Mijn inspiratie komt dit keer van een liedje, een cheesy liedje, maar ook perfect om het idee van een sterk verlangen naar Utopia over te brengen: Fly me to the moon van Frank Sinatra. De tentoonstelling zal een ervaring van ruimtereizen geven, een reis naar de maan. Maar dan omgekeerd, waardoor je niet omhoog gaat maar naar beneden, om metaforisch gezegd de andere planeet te bereiken. Mijn idee gaat niet zo zeer over sciencefiction; het is een gedachtenexperiment, iets dat letterlijk ‘onvoorstelbaar’ is. Tegelijkertijd refereert het aan de belangrijke vragen van onze tijd: waar is de volgende planeet waarop we kunnen overleven? Wat voor soort materialiteit is daar?’

MR
Hoe zal dit idee van een ontdekkingsreis vorm krijgen in de ruimte?

SP
‘Ik zal het fictieve personage KAY voorstellen dat ik eerder bedacht heb voor mijn setting black smith and blue müller (2016) bij De Ateliers. Mijn interesse werd gewekt door het steeds groeiende domein van apps om jezelf te verbeteren. Er zijn verschillende soorten, maar ze zijn meestal gebouwd om je fysieke vorm en welzijn te verbeteren. Op die apps wordt je bijvoorbeeld aangespoord om regelmatig te gaan sporten, om gezond te eten en meer algemeen een actievere levensstijl aan te nemen. Ik heb deze processen van zelfverbetering geheroriënteerd van hun oorspronkelijke fysieke optimalisering naar wat ik een proces van ‘mentale optimalisering’ noem. Het gaat nu niet meer enkel om het lichaam; je hele zijn wordt onderwerp van verbetering. Ik heb het een stukje verder doorgetrokken. Deze mentale en emotionele optimalisering zal ik via KAY naar de toeschouwer terugbrengen. Men wordt uitgenodigd in een gesprek met KAY om te gaan reizen naar een onbekende planeet. KAY is echter geen avatar, maar een opname van mijn stem om in gesprek te gaan met de toeschouwer.’

MR
Wat is de potentiële rol van de toeschouwer in deze settings?

SP
‘Het woord setting refereert aan de taal die gebruikt wordt in film en theater. Het gaat over een podium waar de toeschouwer onderdeel van wordt. Ik zie het niet als theatraal, als een serie van podiumeffecten of speciale effecten zoals in Hollywood, maar altijd als een referentie aan de persoonlijke sfeer, de ervaring. Ik wil de toeschouwer de kans geven om deze settings te bewonen met zijn eigen persoonlijke verhalen. Mijn relatie tot de toeschouwer wordt idealiter gekarakteriseerd door een principe van geven en nemen. Ik verwacht dat de toeschouwer iets geeft in ruil voor wat ik diegene geef.’

Alle foto’s courtesy De Ketelfactory – copyright Pim Trooster

Marlène Rigler is kunsttheoreticus en curator

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

Sarah Pichlkostner, It can talk in every language in 384.400 kilometers, De Ketelfactory, Schiedam, 28.01.2017 t/m 09.04.2017

Marlène Rigler

is an arts theorician and curator with academic background in Aesthetics, Media and Contemporary Literature

Recente artikelen