metropolis m

Overzicht eerste zaal

Als hij leiding had gegeven aan een museum was hij er al lang, op z’n Beatrix Rufs besmeurd met pek en veren uit gedragen, onder luid gejoel van het volk. Uli Sigg, ondernemer, diplomaat en verzamelaar. Groot geworden met het collectioneren van Chinese kunst en vooral de vertoning ervan.

De kunstverzameling Sigg is een multinational, een tentoonstellingsfabriek waarvan er op deze wereld geen tweede is. Als je Siggs cv bekijkt overstijgt het aantal jaarlijkse tentoonstellingen het toch niet geringe quotum van publiekslieveling Ai Weiwei. Geen westers land waar Sigg niet al eens toonde, vaak zelfs meer dan eens. Zo ook in Nederland, waar zijn collectie nu, twee jaar na Bonnefanten-Wijlre, in het Noordbrabants Museum te zien is.

Die zichtbaarheid rendeert. Denk je aan Chinese kunst, dan denk je Uli Sigg. Zo hebben ze ook in Hongkong gedacht, waar ze een heel groot museum voor visuele cultuur en kunst uit China aan het bouwen zijn: M+ (open in 2019). De kern van de collectie van het museum bestaat uit ruim 1500 werken uit de collectie Sigg, die hij, op z’n Thomas Borgmanns, deels aan het museum schonk en deels voor ruim 22 miljoen dollar verkocht. Bij de schenking werd, net als bij Borgmann en het Stedelijk, in de pers flink gemopperd dat hij het beste deel van de collectie voor zichzelf hield (er werd niet zozeer geklaagd dat hij zich er zo ruim voor liet betalen). Aan Sigg hoef je niet uit te leggen hoe je een collectie opbouwt en op waarde houdt. Zorgen voor zichtbaarheid op cruciale plaatsen in het museale veld is heel belangrijk.

Alles rond Sigg staat in dienst van het merk Sigg. De naam heeft de aura van een handelshuis in Chinese kunst en dat is zijn verzameling feitelijk ook. Fier staat de man met wat reptielachtige blik voor zijn collectie, als vertegenwoordiger van kunstenaars wier namen de westerling zich geen twee seconden kan herinneren, zo onuitsprekelijk als ze zijn. Sigg staat er ons aller leidsman te zijn; hij die de Chinezen kent en begrijpt, hij die ze de westerse kunstwereld binnenvoerde, hij die ons westerlingen wegwijs maakte door die maar weinig bekende grote cultuur. Een man met een missie, die kunst slim weet te koppelen aan een adviespraktijk, en een schenking aan een vorstelijk pensioen. Vergeten lijken intussen Hans de Vries en Marianne Brouwer, de Nederlandse China-goeroes van weleer, die ver voor iedereen en ook Sigg uit de ateliers in Peking afstruinden. In het publieke oog is er nog maar een echte China-deskundige, en dat is Uli Sigg.

[blockquote]Vergeten lijken Hans de Vries en Marianne Brouwer, de Nederlandse China-goeroes van weleer, die ver voor iedereen en ook Sigg uit de ateliers in Peking afstruinden

De collectie Sigg (totale omvang 2500 werken) heeft vele karakters die hij vermoedelijk zelf niet eens heel scherp op het netvlies heeft. Er zit veel handelskunst in, schilderijen van het type waar kunstbeurzen vol mee hangen, maar er zijn ook avant-gardistische pareltjes. In Den Bosch heeft curator Hans November gekozen voor een meer intiem en stemmig beeld. Het grove spektakel, waar de actuele Chinese kunst zo bekend om staat, is bij Sigg thuis op z’n eiland nabij Luzern gebleven. Dat valt te prijzen. China wordt eens niet op z’n westers getoond, met quasi-hedendaagse pop-art (en andere consumptiekritiek), maar op z’n Chinees: subtiel en ingetogen. Ik houd daar wel van.

In de eerste zaal staat de eigen culturele traditie voorop, in werk waarin kaligrafie en landschappen de rode draad vormen. In de tweede zaal volgt spiritualiteit. Pas aan het einde van het parcours, in het maatschappelijke en politieke deel, volgen de meer bekende spektakelkunstenaars, met als klap op de vuurpijl een enorme levensgrote tank, die is uitgevoerd in hoge kwaliteit leer. De vulling ontbreekt, dus ligt het ding er slap en machteloos bij, een gebrek aan slagkracht uit te beelden. Zoals bij dit soort werk gebruikelijk staat er bij hoe tientallen mensen er tijden zoet mee zijn geweest. Het werk vertegenwoordigt daarmee het andere China, zo wordt gezegd, niet dat van wapens en neergeslagen opstanden, maar dat van ongekende ambachtelijke kwaliteit.

Er zijn enkele onbekende topwerken in Den Bosch, waaronder een curieuze meterslange minitieuze tekening, vol sadomasochistische scènes van wat je een Chinese Marquis de Sade kunt noemen. Noemenswaardig zijn ook de video-installaties van Tsang Kin-Wah en Jin Jiangbo, en de traditioneel ogende maar subtiel tegendraadse landschappen en tekstwerken van Feng Mengbo.

Bij alle individuele kwaliteit van de werken, ontbreekt in de samenstelling de finesse die Qui Zhijie vorig jaar aan diens tentoonstelling in het Van Abbemuseum meegaf. Daar voerde een coherente vertelling je als bezoeker langs typische aspecten van Qui Zhijie’s kunstenaarschap, en via hem de Chinese kunstgeschiedenis. Hier is die ambitie er ook, maar minder overtuigend uitgewerkt. De thema’s zijn explicieter aangekaart, de geselecteerde kunst soms te letterlijk eraan verbonden. En iedereen weet: letterlijk en China gaan niet zo heel goed samen. In dit enorme cultureel rijke en diepzinnige land worden kwesties doorgaans meer omfloerst behandeld, waardoor je er nooit helemaal je vinger achter krijgt. Plak de Chinese kunst dus nooit te snel een label op, weet ook Uli Sigg zelf, niet voor niets ondernemer & diplomaat & verzamelaar, in wisselende volgorde en combinatie, en met bijpassend onuitgeproken belang.

A Chinese Journey. The Sigg Collection, Noordbrabants Museum, Den Bosch, t/m 8 juli

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen