metropolis m

Ine Schröder, Charlotte Lagro, video Joep Vossebeld

Ze is een kunstenaars kunstenaar: Ine Schröder (1951-2014). Onbekend bij het grote publiek, zeer geliefd in kleine kring en onder kunstenaars. Ze woonde en werkte in Maastricht, waar het Bonnefantenmuseum op initiatief van conservator Paula van den Bosch afgelopen twee jaar onderzoek naar haar werk heeft gedaan en er nu een monumentaal boek en een tentoonstelling aan heeft gewijd.

Dat boek is belangrijk want veel is er niet over van het werk van Schröder. Na haar overlijden bleek dat familie en bekenden slechts een fractie van haar houten sculpturen nog in bezit hebben, naast wat vroege bronzen figuren en enkele wandreliëfs en tekeningen en collages. De rest was verdwenen. Schröder was niet erg geïnteresseerd in het behoud van haar werk, maar ze documenteerde het wel, uitgebreid tot in detail. Met gevolg dat ze gedurende haar leven een archief van vele duizenden foto’s opbouwde, waar nu een ruime selectie in het boek Uncorrected Proof is afgebeeld. Het boek is daarmee het ‘bewijsstuk’ van een oeuvre en een kunstenaarsleven dat vrijwel alleen in gereproduceerde vorm nog bestaat.

Het boek concentreert zich op een geordende weergave van Schröders leven, aan de hand van honderden foto’s en de teksten die zij en anderen er in de loop der jaren over geschreven hebben. Schröder toont zich een kind van de jaren zeventig, van de proces art, door in haar werk in een nauwe verbintenis met de natuur naar allerlei vormen van ruimtelijke geleding te zoeken, eerst met takken en textiel, later meer geabstraheerd in staketselachtige houten sculpturen en reliëfs. Het werk oogt onordelijk, chaotisch, een wirwar van lijnen en vlakken, waar de toeschouwer in geval van de grotere installaties doorheen moest lopen en kruipen. Schröder maakte haar werk vaak op locatie buiten, zoals in een sculptuur van gevouwen dakgoten in een Maastrichts park, die daar maar kort heeft gestaan. In de begeleidende publicatie, die in het boek is afgedrukt, spreekt Tineke Reijnders over het procesachtige karakter ervan: ‘Het verband is gebaseerd op vouwen, vlechten en kreuken.’

In veel van de overgenomen catalogusteksten lees je een zekere onmacht (of weigering) van de auteurs betekenis aan Schröders werk te geven. De duiding wordt gezocht in de handeling zelf, meer dan in het resultaat. Vermoedelijk klinkt in die verhalen Schröder zelf door, de manier waarop ze zelf over haar werk sprak. Maar in een eigen tekst uit 1994 onder de mooie titel Okerlicht en Horizon, die in het boek is afgedrukt, geeft ze niettemin enkele belangrijke aanwijzingen over hoe haar werk het best te begrijpen is. Je leest hoe ze meanderend door een poëtisch landschap waart, zowel binnen als buiten, hier en elders. Ze schrijft: ‘Ik pak stukjes hout en bouw staketsels, een hut, een kooi, een raamwerk? Ga maar door – een penseelstreek – hang het aan de muur – zet het op de grond – het krijgt gestalte – ik kan er al iets tegen zeggen.’

Ine Schröder, Kunstcentrum Sittard, Okerlicht en Horizon, 1994

Even verderop refereert ze aan de rivier Oued Drâa die in het Haut-Atlas gebergte ontspringt en waar in de vallei miljoenen nomaden leven in semipermanente hutten. Het laat zien dat Schröder een architectonische geest had, in ruimtes dacht, in nederzettingen en stedelijke ruimtes, daar ook haar leven lang door was gefascineerd. Haar oeuvre is een nomadisch oeuvre, veranderlijk, beweeglijk, afgestemd op locatie na locatie. Op een foto die luttele pagina’s na de tekst uit 1994 is afgebeeld staat een fiets waarop ze met hout een halve hut heeft gebouwd. Tien jaar later was het nog altijd haar onderwerp, zoals te zien aan een tekening waarop ze allerlei hutjes afbeeldde, sommige wat fantasievoller dan andere, maar elk geschikt voor een verblijf.

Elke structuur ademt informaliteit en tijdelijkheid, hoe dik de balken ook zijn. Ze zijn op de tast aaneengevoegd, schots en scheef

Ine Schröder, Kunstcentrum Signe, Heerlen, 2006

Schröder heeft vanaf 1979 veel geëxposeerd, vooral in Limburg, maar weigerde zich uitgebreid met de kunstwereld bezig te houden. Ze vond het wereldje ‘gekkigheid’, verkoos liever een bescheiden kunstenaarsbestaan in de marge. In haar levensonderhoud voorzag ze met een bijbaan. Het gaf haar een grote vrijheid te werken, zonder stress en prestatiedrang.

Schröder heeft in de loop van de jaren honderden zo niet duizenden houten sculpturen en in mindere mate kleine en grote textielwerken gemaakt, veel ervan op locatie. Elke structuur ademt informaliteit en tijdelijkheid, hoe dik de balken ook zijn. Ze zijn op de tast aaneengevoegd, schots en scheef. In het boek komen ze allemaal voorbij, geordend, gerangschikt, pagina na pagina, na een selectieproces dat geen sinecure moet zijn geweest. In een tekst lees ik dat Schröder nogal precies was hoe een werk gepresenteerd moest worden. Zo chaotisch als de lattenreliëfs soms ogen, zo nauwgezet de kijkhoek. Op de achterkant van de latjes stond altijd een getal met daarop de hoogte waarop het ding opgehangen moest worden. Aan de muren hingen doorgaans meerdere van dat soort staketsels, uiterst precies bepaald. Als je dat weet, en naar de pagina’s kijkt, snap je dat de samenstellers het boek ‘Uncorrected’ Proof hebben genoemd. Het is uiterst ongewis hoe Schröder de ordening per pagina zou hebben beoordeeld. Ik vermoed dat het boek in haar handen al lang helemaal verknipt was en alle werken weer anders op de pagina’s geplakt.

In hun teksten proberen Paula van den Bosch, Brenda Tempelaar en Joep Vossebeld het kunstenaarschap van Schröder te begrijpen vanuit dat wat ervan overgebleven is: het archief. Het kost hen duidelijk moeite deze kunst, die zich zo duidelijk niet wil voorstaan op het kunstenaarschap zoals de maatschappij dat graag ziet, zich niet wil laten afmeten aan handelswaarde en bijpassende circulatie, te doorgronden. Schröders kunstenaarschap is een paradoxaal kunstenaarschap. Het bestaat weliswaar in materialen, maar is toch immaterieel; het is bang ergens voorgoed op te worden vastgelegd en tegelijkertijd uiterst gecontroleerd en nauwgezet bepaald. De teksten beschrijven de reconstructie van een kunstenaarsleven dat zich eigenlijk niet graag heeft willen laten reconstrueren.

Hoe langer ik naar de foto’s van haar werk kijk, hoe meer ik erdoor gegrepen word. De twijfel, het tasten, de voortdurende beweging: hoe dicht op het leven zelf kun je een oeuvre laten zijn? Het boek maakt het ondanks zijn inherente falen duidelijk en is alleen daarom een zeer welkom en belangrijk document van een bijzonder kunstenaarschap. We kunnen er Paula van den Bosch en gastcurator Joep Vossebeld dankbaar om zijn. Zelfs terwijl we ons kunnen afvragen of het Schröder zelf gelukkig zou hebben gemaakt.

De twijfel, het tasten, de voortdurende beweging: hoe dicht op het leven zelf kun je een oeuvre laten zijn?

Ine Schröder, Uncorrected Proof, Bonnefanten Museum, 2019, ISBN 9789072251794

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen