metropolis m

De opening van de tentoonstelling van Luc Tuymans in De Pont

Er zijn niet veel museumdirecteuren die hun museum van de grond af mogen opbouwen. Hendrik Driessen mocht het doen, de lucky bastard. Dertig jaar geleden werd hij, destijds adjunct van Van Abbe, ingehuurd om vorm te geven aan het nieuwe Tilburgse museum. Vandaag neemt hij afscheid.

Twee jaar geleden beleefde hij zijn finest moment, tijdens Weerzien, de grote jubileumtentoonstelling die een record aantal bezoekers trok. Anish Kapoor schonk het museum een sculptuur, een wonderbaarlijke spiegel die nu ongetwijfeld in talloze selfies op de sociale media circuleert; de oud-koningin onthulde de sculptuur en de burgemeester spelde hem de versierselen op die behoren bij de Koninklijke Onderscheiding die hem die dag werd toegekend. Hendrik Driessen was trots en terecht. Vijfentwintig jaar bestond het museum en het stond als een huis.

In 1989 werd hij benoemd tot directeur van de Mr. J.H. de Pont Stichting in Tilburg, een fonds dat ontstond uit de nalatenschap van stichter Jan de Pont (1915-1987), de rijk geworden Mercedes-importeur die zijn vermogen schonk aan de stimulering van de hedendaagse kunst. Een deftig stichtingsbestuur, bestaande uit onder anderen de oud-museumdirecteuren Edy de Wilde en Rudi Oxenaar kozen Driessen om het museum vorm te geven. Het museum opende in 1992 in een voormalige textielfabriek in Tilburg, tot groot geluk van de stad die nog geen museum voor beeldende kunst had.

Driessens levensloop leest als een jongensboek. Hij was na een opleiding aan de Gerrit Rietveld Academie eerst conservator publieksbegeleiding in het Gemeentemuseum te Arnhem, vervolgens in het Stedelijk Museum in Amsterdam medewerker communicatie en in 1986 hoofdconservator en waarnemend directeur van het Van Abbemuseum in Eindhoven. Echt sappig wordt het als de eerdere baantjes aan bod komen. In NRC vertelde hij erover: hij was bollenpeller, assistent-dolfijnentrainer in Zandvoort, werkte in de pannenkoekenbranche in Amsterdam en was abattoir-medewerker in Haarlem. Ik lees in de krant: ‘Zijn vader, die timmerman was, zei: jongen, je moet met je handen leren werken om later in je leven te weten dat je niet met je handen wilt werken.’ (NRC 14.9.2017)

Een jongen van eenvoudige komaf, een communicator ook die in Tilburg echter opvallend lang zweeg. Lange tijd liet hij liever de kunst voor zichzelf spreken, zoals gebruikelijk in de museale kringen waarin hij lang verkeerde. Pas meer recent is hij zelf meer naar voren getreden en ontpopt hij zich als een vrolijke anekdotes opdiepende chroniqueur. Vooral in de video’s die het museum bij de tentoonstellingen maakt treedt hij nadrukkelijk op de voorgrond. Dan gaat hij rond langs de werken in opbouw, maakt grapjes met de kunstenaars, herinnert ze aan eerdere verhalen die nog eens met smaak worden opgediept. Driessen weet wat zijn publiek graag wil horen. Zijn tekst over de kunstwerken zelf houdt hij doorgaans opvallend kort. Liever heeft hij het over de praktische zaken en laat zien hoezeer het inrichten van een tentoonstelling maakwerk is. En maatwerk.

Driessen is een man van het kijken meer dan van het discours. Een gevoelsmens ook. Over zijn uiteindelijke keuzes en voorkeuren kan hij niet veel zeggen. ‘Kunst kopen doe ik op gevoel’, luidt de kop van het interview in NRC. Wat niet wil zeggen dat er niet allerlei strategische beslissingen achter zijn keuzes schuil gingen. Driessen weet donders goed wat er in de kunstwereld rondgaat, vooral in zijn collega-musea. Het beleid van het museum is er op afgestemd.

De Pont is in een fiks tempo opgebouwd, met een gemiddelde van dertig aankopen per jaar. Elke aankoop wordt door het bestuur goedgekeurd, aanvankelijk althans, nu geloof ik alleen de duurdere aankopen. Driessen koos positie volgens de patronen van een door de westerse kunstgeschiedenis gedicteerde canon. De Pont staat in kunstkringen bekend als een conservatief museum, een plaats van gevestigde waardes meer dan van het riskante avontuur, met een in wezen modernistische ziel en vooral bestemd voor contemplatie. Het functioneren van het kunstmuseum wordt in Tilburg niet fundamenteel hergedefinieerd. Dat zag Driessen niet als zijn taak. ‘Daar zijn andere musea voor’, vertelde hij mij eens.

Driessen ziet vooral kunstwerken en kunstenaars. De keuzes zijn specifiek en persoonlijk, gemaakt uit overtuiging. De meeste kunstenaars zijn langere tijd gevolgd, over een lange reeks van jaren. Het museum is, zelfs voor een museum, opvallend trouw.

In zijn museum wordt kunst getoond die niet vaak elders was te zien. In de grote solo van Ai Weiwei (de eerste bezoekershit van het museum) waren bijvoorbeeld vooral de video’s te zien, die niet eerder te zien waren in Nederland. Andere kunstenaars bouwden installaties op een schaal als ze nooit eerder hadden gedaan. Ze prijzen De Pont om de zorg en de mogelijkheden. Aan Sanneke Huisman die Driessen twee jaar geleden sprak voor Metropolis M vertelde hij: ‘In de kunstwereld moet alles jong en nieuw zijn, maar daar laat ik me niet door leiden.’ Als voorbeeld noemt hij de tentoonstelling van Sophie Calle’s project Take Care of Yourself . Het werd volkomen door de pers genegeerd, omdat het drie jaar daarvoor al op de Biënnale van Venetië te zien was geweest. Maar Driessen vond het juist belangrijk het in Tilburg nog eens te laten zien. Ook omdat Calle in Nederland vreemd genoeg nauwelijks te zien was, terwijl ze een belangrijk oeuvre maakte.

[blockquote]De meeste kunstenaars zijn langere tijd gevolgd, over een lange reeks van jaren. Het museum is zelfs voor een museum opvallend trouw

Gerhard Merz, Glas Staal Beton, 1992, collectie De Pont museum, Tilburg, foto door Hans Biezen. 

Zijn belangrijkste innovatie is de black box die hij een paar jaar geleden liet bouwen (na een lange lobby bij zijn bestuur en de stad) en die een nieuwe dimensie aan de collectie heeft gegeven. Er is nu permanent veel meer videowerk te zien, op een schaal zoals veel andere musea zich niet kunnen permitteren.  De collectie omvat diverse werken van hedendaagse klassiekers als Bill Viola, Tacita Dean, Stan Douglas en Christian Boltanski, maar ook jongere kunstenaars als David Claerbout en Fiona Tan.

Met die bekende hoofden in het café doet het denken aan het oude Stedelijk, het icoon van het kunstenaarsmuseum zoals we dat in Nederland kennen

Marlene Dumas, First People, 1991, collectie De Pont museum, Tilburg, foto Peter Cox. 

Het is opvallend hoe de publieke en professionele waardering voor het museum gekanteld is. Werd het lang een te veilige koers verweten, tegenwoordig wordt het museum veel hoger aangeslagen. Niet alleen het grote publiek heeft het museum ontdekt, zonder dat het museum consessies heeft gedaan aan het beleid, ook de kunstwereld zelf reageert enthousiaster. In een tijd waarin steeds meer musea voor het grote publiek kiezen en daarbij de gedaante aannemen van een populistische kunsthal met celebrity-curators, celebrity-kunstenaars en celebrity-kunst, blijft De Pont trouw aan de kunstenaar als leidende kracht. Kunstenaars waarderen dat en wij ook. Altijd als ik er ben zie ik er wel een kunstenaar rondlopen. Met die bekende hoofden in het café doet het denken aan het oude Stedelijk, het icoon van kunstenaarsmuseum zoals we dat in Nederland kennen. Het zal geen toeval zijn dat Driessen juist daar zijn museale scholing meemaakte, onder De Wilde en Beeren, en de nieuwe directeur ook. Driessens opvolger Martijn van Nieuwenhuyzen heeft al verklaard een ‘artist driven’ museum na te streven.

Driessen kan met een gerust hart afscheid nemen.

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen