metropolis m

Machteld Rullens

Er zijn drie winnaars, maar op de jaarlijkse presentatie moet je altijd je best doen ze te ontdekken midden tussen de andere schilders. Waarom wil de koning niet gewoon één winnaar kiezen?

Wie in dit land weet nu meer van onderscheiden dan de koning? Een man die de schijnwerpers altijd op zich gericht weet uit naam van de hoogste graad van onderscheiding die deze samenleving kent: het koningschap. Hij is de vertegenwoordiger van de cultuur van distinctie par excellence. De one and only, de prijswinnaar onder de prijswinnaars, al schijnt er wel discussie te zijn of het onderscheid dat hem bij zijn geboorte al ten deel is gevallen wel echt de hoofdprijs is – hij schijnt er zelf graag twijfels over te verspreiden.

Hoe het ook zij, zolang hij er zit doet hij wat van hem wordt verwacht. En dat is toch vooral anderen laten delen in zijn eigen uitzonderlijkheid, onder andere via het toekennen van koninklijke onderscheidingen. Het is voor hem dagelijkse praktijk, eens per jaar zelfs een totaal gekkenhuis, als op zijn verjaardag de lintjesregen valt.

De massaliteit van de jaarlijkse koninklijke onderscheidingen geeft er wel een interessante wending aan. Het is alsof de koning met al die onderscheidingen bezig is zijn eigen bijzonderheid op te heffen. Alsof hij zijn onderdanen bijzonderder wil maken en zichzelf wat minder. Het laat tevens zien hoezeer de koninklijke onderscheiding in wezen een sociaal initiatief is, een maatschappelijk bindmiddel. Iemand wordt koninklijk onderscheiden niet vanuit diens unieke, individuele betekenis of belang, zoals de gemiddelde prijswinnaar zichzelf graag als een uniek persoon met unieke talenten en prestaties ziet, maar vanuit een gemeenschappelijke optiek, als een voorbeeld van velen. 

De Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst valt niet los te zien van deze Koninklijke onderscheidingscultuur. Ook hier is het niet zozeer de schilder als wel de schilderkunst die door de koning geprezen wordt. Tekenend is het feit dat er niet een maar drie laureaten zijn, niet eens ex aequo, zoals er soms twee tweede of derde prijzen zijn in een competitie, maar gewoon drie laureaten, zonder verdere rangorde. Het hadden er net zo goed vier kunnen zijn, wat tot 2018 ook het geval was. Of vijf of zes, zoals in de vorige eeuw vaker het geval.

In 2018 is het aantal laureaten teruggeschroefd van vier naar drie om de ‘aandacht voor de winnaars’ te vergroten. Een andere poging om de onderscheiding te verbijzonderen vond al eerder plaats in 2003, toen de toenmalige Koninklijke Subsidie werd hernoemd als Koninklijke Prijs. Wat ik altijd jammer gevonden heb. Ik heb de wat oubollig klinkende Subsidie altijd een misschien wat vreemde maar wel goede term gevonden om te begrijpen waar deze Koninklijke onderscheiding om draait: de stimulering van de kunst, in dit geval de vrije schilderkunst, in de vorm van een financiële toelage aan een aantal jonge kunstenaars. 

De tentoonstelling in het Paleis die erbij wordt ingericht weerspiegelt deze achterliggende koninklijke gedachte. De presentatie dient al sinds jaar en dag als een moment voor het publiek om kennis te nemen van de stand van zaken in de discipline, de schilderkunst van dit moment, meer dan als een egotrip van drie winnaars. Ook dit jaar moet je weer hard zoeken naar de winnaars, die gewoon tussen de rest zijn opgehangen.

Machteld Rullens

2019 Cian-Yu Bai, Machteld Rullens, Leo Arnold

Ik lees in de catalogus dat er in totaal 207 kunstenaas van onder de 35 afbeeldingen van hun werk hebben opgestuurd, waarna er 46 twee schilderijen voor de tweede ronde inzonden. De 12 genomineerden mogen hun werk tonen in het Paleis, samen met de drie winnaars, die elk een extra werk naast de eerder ingezonden werken mogen ophangen.

De jury heeft gevarieerd gekozen, met Machteld Rullens als de grootste verrassing. Haar lege dozen in Kurt Schwitters-stijl, laten zich lezen als een dankbaar commentaar op de drang tot betekenisvol te zijn, die ook onder de schilders – vroeger veelvuldig hardnekkig autonome geesten die dol waren op l’art pour l’art – steeds meer de kop opsteekt. Was de Koninklijke Prijs vroeger een rondgang langs allerhande formele en abstracte kunst, tegenwoordig rollen de verhalen in min of meer figuratieve voorstellingen over elkaar.

Rullens daarentegen laat de doos opzichtig leeg. Het schilderij bevindt zich aan de buitenkant als een licht-ironisch lijkende bestempeling van het lot van de schilderkunst, althans deze schilderkunst, om het publiek per saldo zonder inhoud te laten zitten en niet te belonen met een goed verhaal. Het is de betere vorm van lege dozen kunst, licht melancholisch allicht (sommigen kunnen er vast niet tegen), maar ik houd wel van die zelfrelativering.

Naast die naar ironie neigende zelfreflectie is er vooral het ongedwongen plezier dat de werken uitstralen (tegen de melancholie in), een onbekommerdheid die je in de hedendaagse kunst zelden meer ziet en die misschien daarom juist belangrijk is om uit te dragen. Schilderkunst is daar ook uitermate geschikt voor, meer dan fotografie of een ander medium belichaamt het die onbekommerheid ook zelf, in haar hele zijn (schilderkunst ís het, of beter, kan het zijn, terwijl ander werk enkel de representatie ervan is, op z’n best). Rullens laat zien dat het pure maakplezier niet iets is om te vergeten tussen al het getob in hedendaagse tentoonstellingen door. De kunst zelf als laatste redmiddel, tegen de leegte. Je kunt het ook experimenteerdrift pur sang noemen, met een vleugje kunsthistorische accuratesse. Rullens kent haar pappenheimers, ze is niet naïef. ook dat maakt het goed.

Rullens laat zien dat het pure maakplezier niet iets is om te vergeten tussen al het getob in hedendaagse tentoonstellingen door

De andere winnaars, hoe getalenteerd ook, zijn in vergelijking met het gemak van Rullens ongelooflijke zwoegers, bezig met kunst te maken volgens een uitgekiende signatuur waar zichtbaar jaren aan is gesleuteld. Hun werk gaat ergens over, henzelf in de eerste plaats en een handschift, het is verfijnd, identiteitssterk. Maar op de achtergrond hoor ik Rullens zachtjes gniffelen.

Ik lees dat zij op een morgen gewoon de dozen in haar studio is gaan beschilderen en als collage in elkaar is gaan zetten. Een doos zegt al iets, of beter niets, zeker een lege doos niet. Ik denk dat Schwitters het zelf ook best zou waarderen.

Ik ben niet zo vaak vrolijk uit een presentatie van de Koninklijke Prijs gestapt. Maar nu wel, dankzij Rullens’ melancholieke dozen. Van mij had ze best de enige winnaar mogen zijn, alle poen voor zichzelf mogen houden. Maar ik weet, heb het net omstandig uitgelegd: de koning wil niet kiezen. En dat is maar goed ook.

Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst 2019, Paleis op de Dam, Amsterdam 12.10 t/m 17.11.2019

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen