metropolis m

MASS Design Group, Gun Violence Memorial Project, 2019, courtesy MASS Design Group, zie www.gunviolencememorialproject.org

Er is een luide roep om het eenzijdige en soms ronduit pijnlijke beeld van de nationale geschiedenis, zoals vertegenwoordigd in monumenten op straat, te herzien. Om er andere monumenten tegenover te stellen. Maar hoe doe je dat in een tijd die bewijst dat geschiedenis niet eeuwig houdbaar is? Vincent van Velsen over de noodzaak in de publieke ruimte een stem te geven aan alle delen van de bevolking, in fluïde monumenten die de beweging van de tijd in zich dragen.

De publieke ruimte is altijd onderdeel van discussie. Waar begint deze? Waar eindigt deze? Wie behoort hij toe? Wie is hierin zichtbaar, wie mag zichtbaar zijn; en wie kan er over beslissen? Om te beginnen bij de dode witte mannen met een marxistische basis uit de twintigste eeuw, die voorheen de publieke ruimte toebehoorde.

Zygmunt Bauman bijvoorbeeld, die schreef over de privatisering van de publieke ruimte. Vanuit de Griekse filosofie en democratie beschreef hij hoe de agora, het plein als symbool voor de publieke ruimte, diende als ontmoetingsplek waar discussies plaats konden vinden tussen verschillende stemmen en meningen. Burgers konden daar met elkaar interageren en zo maakten ze gezamenlijk het publieke domein. Een situatie die volgens Bauman in toenemende mate onder invloed van het kapitaal ingrijpend is gewijzigd. De agora is niet langer algemeen  toegankelijk: financiële middelen bepalen steeds meer de manier waarop het publieke domein wordt vormgegeven en wie er toegang toe krijgt om mee te praten. In dezelfde op de economische klasse-gebaseerde lijn schreef Lefebvre over de productie en politiek van de ruimte. Hij beschreef de representaties van macht en kapitaal, welke de ruimte top-down vormgeven; de symboliek, beelden en uitwisseling die met name door burgers worden geconstrueerd en waar betekenis wordt vergeven. Dit gaat over een dynamische ruimte, die onderhavig is overheidsbemoeienis in de organisatie ervan, de planning en de representatie, en de mate waarin inwoners er invloed op hebben.

Bij Lefebvre is de publieke ruimte de plaats waar de macht van de staat en die van (groepen) burgers tot wasdom komt: ‘een ontmoetingsplek voor het bouwen van een collectief leven.’ Op deze manier kan de publieke ruimte worden gezien als platform (toneel) waar elke burger ruimte produceert vanuit de eigen observaties en ervaring. In deze collectieve ruimte wordt zeggenschap en macht zichtbaar, en toont het de non-neutraliteit binnen een samenleving; met waarlijke invloed op het leven van de inwoners. Conflicten over eigenaarschap, betekenisgeving, waarden en gebruik worden hier besproken en (verbaal) uitgevochten, evenzeer als dat sociale rechtvaardigheid en gelijkheid worden onder/bevraagd. Elk individu heeft volgens Lefebvre het recht op de stad, om deze vorm te geven, gezamenlijk met alle andere belanghebbenden.

[h1]Constante verandering

In deze lijn der gedachten, klopt het dat er de laatste jaren steeds meer te doen is om dode witte mannen die de openbare ruimte bevolken in de vorm van bronzen beelden of andersoortige monumenten. Ze staan op sokkels en zitten op paarden. Kijken uit over pleinen en waken over parken. Hun namen worden gedragen door de belangrijkste wegen, straten, lanen en paden; evenzeer als door prominente (kunst)instellingen en gebouwen. Ze worden in ere gehouden zelfs als we reeds weten dat hun daden problematisch waren.

Tegelijkertijd valt een omslag waar te nemen, althans in het debat. In navolging van de het zuiden van de Verenigde Staten dergelijke, veelal Confederale pro-slavernij standbeelden werden verwijderd en de Rhodes must Fall beweging in Zuid-Afrika die zorgde voor het vallen en verdwijnen van velerlei aan de koloniale tijd en Apartheid gerelateerde monumenten, is er ook in Nederland een groeiende discussie over straatnamen en standbeelden. Personen als Piet Hein, Michiel de Ruyter en Witte Corneliszoon de With  blijken toch niet alleen heroïsche daden te hebben begaan. Hun triomfen, die de natie veel rijkdom bracht, kostten vele levens. Die kosten die bij de gevierde baten horen, worden in toenemende mate onderzocht, belicht en gepresenteerd – met nieuwe inzichten en nuances tot gevolg. Denk hier bij aan het boek Roofstaat van Ewald Vanvugt, en het bredere postkoloniale debat, inclusief de vraag wie er herdacht mag worden tijdens de Nationale Dodenherdenking op vijf mei.

Hoewel voorstellen tot verandering momenteel vaak op fel verzet stuiten, zijn er genoeg historische voorbeelden te geven van de manier waarop gehoor gegeven wordt aan een gewijzigd historisch besef. De Vrijheidslaan in Amsterdam heette tot 1956 Stalinlaan. En het Van Heutsz-monument in Amsterdam-Zuid was bij de onthulling in 1935 al omstreden. Protesten hielden aan, inclusief de niet geslaagde bomaanslag van het aan RARA gelieerde groep Koetoh Reh op 12 september 1984. In 2001 werd uiteindelijk besloten de naam en het doel van het monument te veranderen in ‘een gedenkteken dat de relatie tussen Nederland en Indië tijdens de koloniale periode in herinnering roept’. 

[blockquote]Er komen nieuwe en andere bewoners, vraagstukken, meningen en stemmen bij. De afgelopen decennia heeft met name de opwaartse sociaaleconomische mobiliteit van migranten ervoor gezorgd dat er nieuwe discussies en nieuwe standpunten in het domein zichtbaar zijn geworden

Tradities en erfgoed moeten volgens sommigen (hardhandig) verdedigd worden. En zo gaat het dat vaak met veel agressie gepaard. Het past in lijn met  het idee van Bauman en Lefebvre dat de publieke ruimte in essentie over macht en zeggenschap gaat en hoe de agora van Bauman en Lefebvre’s productie van de publieke ruimte continu verandert. Er komen nieuwe en andere bewoners, vraagstukken, meningen en stemmen bij. De afgelopen decennia heeft met name de opwaartse sociaaleconomische mobiliteit van migranten ervoor gezorgd dat er nieuwe discussies en nieuwe standpunten in het domein zichtbaar zijn geworden.

[h1]Alternatieve monumenten

Het zijn vooral de goed georganiseerde groepen met een politieke lobby en collectief doel – en bij voorkeur ook nog financiële slagkracht – die representatie in de publieke ruimte weten te bewerkstelligen. En op die manier de publieke ruimte weten te beïnvloeden en vorm te geven naar hun wens en wil. Maar niet iedereen wil zichtbaar zijn in het publieke domein. Want zichtbaarheid maakt ook kwetsbaar. In Nederland wordt dit vaak door de Chinese gemeenschap geclaimd, maar ook andere minderheden zien onzichtbaarheid als positief gegeven. Vooral omdat aandacht meestal negatief is.

Een goed tegenvoorbeeld is het project en expositie Thinking Monument to (Sub)Urban Riot en A Monument to Riots (beiden 2016) van Gal Kirn en Niloufar Tajeri. Zij vroegen zich af of gemarginaliseerde gemeenschappen in grootstedelijke buitenwijken niet meer baat hebben bij andere vormen van representatie dan een standbeeld: zoals voorzieningen die het dagelijks leven aangenamer zouden maken. Dit kwam voort uit hun onderzoek naar hoe protesten in de buitenwijken van Parijs, Londen en Los Angeles wel het gezochte doel kunnen bereiken. Kirn en Tajeri zochten naar een vorm van aandacht die de buurten daadwerkelijk verder zouden brengen, en de levens van de arme bevolking zou verbeteren. In plaats van criminalisering en moraliserende onderdrukking, zochten zij naar duurzame vormen solidariteit en emancipatie; en daarmee hoe een monument iets anders kan zijn dan een sculptuur, maar bijvoorbeeld een buurthuis kan worden, een langdurig sociaal project en andere monumentale vormen kan krijgen die vertellen, representeren en werken vanuit een langdurige tijdelijkheid die daadwerkelijk iets bijdraagt aan de publieke ruimte.

In diezelfde lijn werd door de MASS Design Group op de afgelopen Architectuur Biennale van Chicago het Gun Violence Memorial Project getoond. In een opengewerkte huis-structuur konden nabestaanden van slachtoffers een herinnering in zowel woord als object bijdragen. Elk jaar worden er meer 36.000 personen slachtoffer van vuurwapengeweld en met name in de Verenigde Staten en specifiek in Chicago is dit een groot probleem. Het werk staat vooral stil bij de individuele levens achter de statistiek. Het project richt daarbij tegelijk op herinnering en bewustzijn. 

[blockquote]Hebben gemarginaliseerde gemeenschappen in grootstedelijke buitenwijken niet meer baat hebben bij andere vormen van representatie dan een standbeeld: zoals voorzieningen die het dagelijks leven aangenamer zouden maken

MASS Design Group, Gun Violence Memorial Project, 2019, courtesy MASS Design Group, zie www.gunviolencememorialproject.org

Op dezelfde biënnale toonde Forensic Architecture (FA) in samenwerking met de Invisible Institute hun onderzoek naar de dood van kapper Harith Augustus. Hij werd op 14 juli 2018 staande gehouden – op hoe pijnlijk gepast: Emmett Till Road –  door de politie en overleefde de interactie niet. De analyse van FA werd in hun gebruikelijke stijl van reconstrueren uitgevoerd, maar de video werd uiteindelijk niet getoond. De dichter Audrey Petty was van mening dat het publiek niet nog meer beelden hoeft te zien van wederom een zwarte man die werd vermoord door de politie, want het zou afleiden van ‘alle de andere manieren waarop we het leven van Harith kunnen herinneren’. 

Tina Campt schrijft in haar boek Listening to Images over het digitale protest van jonge zwarte Amerikanen: ‘Black Futurity and the Echo of Premature Death’. Omdat er zoveel jonge zwarte mensen worden vermoord door agenten en anderen, zijn ze juist eerder geneigd een volgende keer ook zelf op zwarte lichamen te schieten als ze in de situatie worden gebracht. Te meer omdat ze vaak worden vrijgesproken omdat hun angst gegrond wordt geacht. De media werken mee aan deze negatieve representatie door quasi bewijsmateriaal te tonen.  Wat er al toe heeft geleid dat veel jongeren de hashtag #iftheygunnedmedownwhichpicturewouldtheyuse? gebruiken om positieve manieren van representatie en potentiële herinneringen voor de toekomst te creëren als protest tegen het politiegeweld en mogelijk monument van zichzelf.

Belichaamde geschiedenis

Er zijn tussen culturen vele verschillen in de manier waarop herdacht wordt, al was het maar omdat niet veel culturen in steen bouwen, maar in hout, dat een andere duurzaamheid kent en daarmee een andere waarde aan het gebouwde toekent. Bij veel culturen gaat het daarom meer om de plek dan om het bouwwerk dat er op staat. Er wordt meer waarde aan een handeling toegeschreven dan aan een de materiële uitkomst van die handeling. Geschiedenissen worden op kleding geborduurd (Palestina), of de tatoeages verraden wie wie is, bij wie zij horen en waar ze vandaan komen, of een gouden tand (zie Lydia Ourhalmane in dit nummer). De Malinese schrijver Amadou Hampâté Bâ zei fameus: ‘Wanneer een ouder persoon overlijdt, is het als ware het een bibliotheek die door vlammen verloren gaat.’

Ook simpelweg aanwezigheid op straat is een vorm van representatie. Hoewel dergelijke belichaming zeer kwetsbaar is en ook middels politiek en economisch ingegeven stadsvernieuwing (zoals in Rotterdam Zuid of het plein voor het huis van Heleen Debeuckeleare) eenvoudig te verwijderen, zit er ook significante waarde in. Want het is via ons lichaam dat we tonen wie wij zijn. Het lichaam toont afkomst. En representeert deze in de publieke ruimte. Het lichaam spreekt. Tegelijk draagt het lichaam ook trauma. Zowel fysiek als psychologisch.

Er zijn tussen culturen vele verschillen in de manier waarop herdacht wordt, al was het maar omdat niet veel culturen in steen bouwen, maar in hout, dat een andere duurzaamheid kent en daarmee een andere waarde aan het gebouwde toekent

Ondergaan geweld wordt evenzeer doorgegeven als financiën en sociaaleconomische status. In die zin dragen wij het verleden met ons mee. Is de mens een fluïde monument. Zijn de mensen met een migranten achtergrond als lichaam aanwezig in de grote steden van Europa. Zij belichamen de geschiedenissen van migratie, gastarbeiderschap en kolonialisme. Zoals ook de planten achtergronden, processen, handelsroutes, migratie en geschiedenissen voor iedereen zichtbaar maken (Aneta Rostkowska). Het is publiek voor wie het wil zien.

De reden dat er monumenten verdwijnen en worden verwijderd, namen van straten, gebouwen en instellingen worden veranderd, is omdat deze als repressieve en agressieve symbolen worden ervaren. Geweld dat mensen is aangedaan wordt gereproduceerd en gecontinueerd – soms zelfs onbewust – en is daarmee niet meer gewenst zijn in de gedeelde publieke ruimte. Symbolisch is de manier waarop in Zimbabwe alle witte lichamen werden verwijderd; in Oeganda waren het de Aziatische lichamen; in Zuid-Afrika en de Verenigde Staten werden zwarte lichamen niet toegelaten tot bepaalde ruimtes – zowel binnen en buiten. Dit gebeurde ook op Curaçao, waar Shell een belangrijke rol speelde in deze segregatie politiek. Het lichamelijk aanwezig zijn in de openbare ruimte heeft betekenis. De sit-ins van de Burgerrechtenbeweging gingen hier op in. De politiek van het aanwezig te zijn. Met de vraag, wat betekent het om aanwezig te zijn; wie mag aanwezig zijn; gerepresenteerd worden; en misschien zelfs geaccepteerd – als stem op de agora.

DIT IS DE INLEIDING VAN METROPOLIS M NR 2-2020 FLUÏDE MONUMENTEN. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT NEEMT STUREN WE JE DIT NUMMER OF HET NIEUWSTE NUMMER (NR 3-2020 TROEBELE WATERS) GRATIS OP. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected]

Vincent van Velsen

is redacteur Metropolis M en conservator Stedelijk Museum Amsterdam

Recente artikelen