metropolis m

Mona Vǎtǎmanu en Florin Tudor, Omnia Communia Deserta, installatie La Loge

Amper heeft de cultuursector de tijd gehad om zich af te vragen hoe hij de pandemische stuiptrekkingen overleefd heeft, of een tweede golf legde alle bedrijvigheid voor minstens anderhalve maand plat. In plaats van rappe rondgangen door tentoonstellingszalen, flaneert Bas Blaasse op weg naar La Loge al mijmerend langs en tussen de façades van de typische Brusselse stedenbouw. Om vervolgens toch toegang tot de tentoonstelling Omnia Communia Deserta van Mona Vǎtǎmanu en Florin Tudor te krijgen.

‘Onder de melancholie van de eeuwige stroom der dingen, […] ligt de tragedie van de onverwisselbaarheid van een onuitwisbaar verleden dat elk initiatief veroordeelt tot slechts een voortzetting.’[1]

Het is minder rustig op straat dan in maart maar rustiger dan afgelopen weken en het grijze hemelgewelf boven Brussel heeft plaatsgemaakt voor een ijzig maar stralend blauw. De wind waait sierlijker en verleidelijker, alsof hij nu ongehinderd zijn gang kan gaan. Met een klein beetje verbeelding spreekt daar een nog onopgeloste spanning uit. Alsof elk moment iets onverwachts kan gebeuren, alsof de wind als een roofdier het juiste moment afwacht en onderdeel is van een complot dat ons liever binnenshuis gekluisterd houdt.

Verderop in de zon rust een blinde muur van oranje steen beschut tegen de wind. Ik leg er mijn hand op als ik langsloop en voel de warmte die de muur heeft opgenomen. Hoeveel mensen zijn mij voorgegaan? Hoeveel viruscellen zouden zich hebben vastgekleefd en draag ik nu met mij mee? Ik kijk naar mijn hand alsof ze een vreemd en obsceen ding is waar ik opeens mee zit opgezadeld. Het lijkt soms net alsof elke gedachte in een soort pandemische trechter wordt getrokken en niets ontsnapt aan het kleurloos cachet van banaliteiten. Het coronavirus is geestelijk al bijna net zo besmettelijk. Ik stop mijn hand terug in mijn zak en steek de Elsensesteenweg over en passeer een aantal modernistische appartementsgebouwen op de Kluisstraat in Elsene. Honderd jaar geleden lagen hier boerderijen aan een geplaveide weg, nu bevindt zich aan het einde van de Kluisstraat een voormalige vrijmetselaarsloge, die tegenwoordig dienstdoet als huis voor hedendaagse kunst en architectuur. De zwarte deur van La Loge is imposant, en dicht.

Van buitenaf doet weinig vermoeden dat achter de strakke verhoudingen zonder opsmuk, en de geelgrijze vlakke bakstenen muur, een symbolische weg naar helderheid schuilgaat. De vrijmetselaarsloge werd gebouwd in 1934, als eerste modernistische loge in België. In tegenstelling tot veel andere loges, waar middeleeuwse kerkelijke elementen, bijbelse symboliek en verwijzingen naar het oude Egypte courant zijn, heeft de voormalige loge een karakteristiek modern uiterlijk. De minimalistische fysionomie sluit evenwel goed aan bij de ideeën die in de vertrekken werden uitgedragen: de vrijmetselarij en het modernisme vinden elkaar in idealen van vooruitgang en kennis, en de belijdenis aan het bouwen van een betere mensheid.

Het gebouw is een uitvergroting van een verlichtingsideaal, het interieur staat bol van symbolische referenties die het programma van de vrijmetselarij moeten representeren en ondersteunen. Eerst zijn er de onevenredigheden. Dieper in het pand overheerst de ‘evenmaat’ en de orde. Wiskundige proporties en geometrische mozaïeken geven blijk van de redelijkheid waarmee het universum in elkaar steekt. Naast gebruikelijke vrijmetselaarssymbolen als een passer, een winkelhaak, of driehoeken, vertegenwoordigt een kleurschakering vanaf de donkere poort de weg van onwetendheid naar een verlicht podium waar de bevrijde geest tot symbolisch hoogtepunt komt. De loge is een ideaal van transcendentie dat in materiële vormen is gegoten. 

Binnen is de presentatie van de Roemeense Mona Vǎtǎmanu en Florin Tudor (en sinds het begin van deze maand weer te bezoeken). Omnia Communia Deserta brengt een aantal architectonische elementen naar Brussel uit de Sala Omnia, het voormalig parlementsgebouw van de Roemeense Communistische Partij in Boekarest. De elementen wekken de vraag in hoeverre ideologie en ideologische veranderingen zich manifesteren in materiële vormen. Sprekend is de parallelle geschiedenis van de tentoonstelling met het verloop van de coronapandemie. Zoals zoveel tentoonstellingen, werd Omnia Communia Deserta als gevolg van de eerste lockdown uitgesteld en opgebouwd in de zomer. Vanwege reisrestricties en verplicht gestelde quarantaines kon het Roemeense kunstenaarsduo niet afreizen en verliep de installatie en vormgeving via Whatsapp, laat ik mij vertellen.

Er lijkt geen plek geschikter voor Omnia Communa Deserta dan La Loge. In de voormalige tempelzaal liggen en hangen de werken die de expositie een lichaam geven: gevonden voorwerpen uit de Sala Omnia. Het voormalige parlementsgebouw werd in 1967 gebouwd en is eveneens een exponent van modernistische architectuur. Zoals het interieur van de loge, verbeeldt het interieur van Sala Omnia zijn eigen ideologie. Het brutalistische uiterlijk beantwoorde aan socialistische en modernistische opvattingen, en lijkt elke betrekking tot een verleden te ontkennen. Desondanks verwijzen houten decoratieve elementen van het binnenwerk juist naar archaïsche en folkloristische principes die de nationalistische retoriek van het regime van Ceauşescu moesten dienen. De decoratie creëert zogenaamd een eigen traditie en geschiedenis. Het gebouw vervulde een dubbelfunctie voor zowel een nationalistische en socialistische agenda, en hoewel het de geest van het gemeenschappelijke diende te verwezenlijken, vond de besluitvorming in beslotenheid en discretie voor het volk plaats, achter gesloten deuren.

Mona Vǎtǎmanu en Florin Tudor, Omnia Communia Deserta, installatie La Loge

Mona Vǎtǎmanu en Florin Tudor, Omnia Communia Deserta, installatie La Loge

Een deel van het decoratieve binnenwerk heeft een plek gekregen in La Loge. In het midden op de vloer ligt een aantal van deze langwerpige houten elementen, Roots (2020), opgebouwd uit verschillende schijven die afzonderlijk kunnen draaien. Het hout op hout is een tweespel van modernistische decoratie. Aan de zijden en op het podium van de grote zaal hangen stukken fluweel doek, The Spread of Time (2020), die achter houten wandpanelen in de vergaderzaal van de Sala Omnia waren gemonteerd. Het akoestisch textiel toont nu als fotogrammen de sporen van de tijd door de stofdeeltjes en het licht dat de wandpanelen penetreerden.

Mona Vǎtǎmanu en Florin Tudor, Omnia Communia Deserta, video La Loge

Onder de tempelzaal draait in de kelder een filmische beschouwing over de herkomst van de voorwerpen. Als je de trap afdaalt in het donker weergalmt een warme, kalme stem die je tegemoetkomt voordat je iets te zien krijgt. Tussen massieve pilaren die het gebouw van La Loge stutten wordt Omnia Communia Deserta (2020) geprojecteerd: een film van Vǎtǎmanu en Tudor over de Sala Omnia, waarin filosoof Ovidiu Tichindeleanu al wandelend reflecteert op de restanten en brokstukken en scherven van een vervlogen ideologie waartussen hij zich beweegt. Het zijn de overblijfselen die boven een nieuwe gestalte aannemen. Statische beelden wisselen elkaar adagio af. Gebroken wit op wit, beige op bruin, zwarte rasters, gevouwen lijnen. Organische ornamenten herhalen elkaar om een welf te vormen, marmeren trappen volgen op rode vierkante tapijten in het midden van een hal. De platte, vormelijke beschrijving van de film, en de manier waarop deze het interieur van de Sala Omnia in Bucharest in beeld brengt, heeft een modernistisch timbre.

Het heeft iets indrukwekkends om terug naar boven de tempelzaal te betreden en de fysieke resten van een historisch bouwwerk in het echt te zien. Als bewijs van de geschiedenis krijgt het hout, de stof en de inwerking van de tijd een quasireligieuze dimensie. Tegelijkertijd schetst de film de context waarin de elementen hun specifieke rol hadden en waaruit ze zijn weggehaald. Alsof met hun decontextualisatie ook een historisch aura verloren gaat en plaatsmaakt voor een abstractere ervaring, die letterlijk afstand kan nemen van de singulariteit van de Sala Omnia. Is de ontmanteling van hun geschiedenis mogelijk? In tegenstelling tot deze documentaire verschijningen zijn de fysieke gestalten van de Sala Omnia zowel een bevestiging van een sterkere zintuiglijke indruk, als een bevrijding van hun concrete bedoeling. Als kunstobjecten alluderen ze naar een vrijheid die in de film nog niet bestaat.

Ik verlaat La Loge en zet mijn wandeling voort. De modernistische wandelgang die ik maakte deconstrueert de wellicht naïeve overtuiging dat de geschiedenis helemaal overwonnen kan worden en architectuur in een vacuüm een contextloos heden kan oprichten. Zoals elke persoon geboren wordt in een specifieke historisch-biologische omgeving, is elk bouwwerk immers onderhevig aan een gesitueerde ideeëngeschiedenis die je onmogelijk integraal kunt wegdenken. De Sala Omnia is inmiddels zelf drager van een geschiedenis geworden. Na de restauratie en renovatie zal het de thuisbasis worden van het nationale danscentrum in Boekarest, dat de houten ornamenten die in Brussel te zien zijn terug wil opnemen in de aankleding van het gebouw. Alsof de afstand nodig was om de relatie tot de geschiedenis te herstellen.

Maar het is de vraag in welke mate de historische en ideologische erfenis overleeft. De kans lijkt reëel dat de nalatenschap van Sala Omnia snel naar de achtergrond treedt. Zoals bunkers in Berlijn tegenwoordig dienstdoen als speeltoestellen, of zoals gematerialiseerde ideologie een kunstobject kan worden. De radicaliteit waarmee het modernistische socialisme dacht te kunnen bouwen in een lacune van betekenis en traditie, stelde een absolute vrijheid voor die misleidend was. Maar het feit dat een communistisch bolwerk in een andere gedaante een andere betekenis kan hebben, legt een vrijheid aan de dag om niet tot de geschiedenis gereduceerd te worden. Dat iets van het modernistische vertrouwen in die operatieve vrijheid geen illusie is, en bijvoorbeeld nog altijd beloften vervult binnen de hedendaagse kunst, is vandaag misschien geen onzinnig beeld om aan vast te houden in de donkere avonduren.

De spertijd die vandaag in Brussel geldt doet onwillekeurig denken aan een ideologie waar we liever niet aan worden herinnerd. De loge in Brussel werd gebouwd in het jaar dat in Duitsland een totalitair regime werd geïnstalleerd. In hetzelfde jaar, kort na Hitlers aantreden, schreef Emmanuel Levinas een bespiegeling op de filosofie die schuilging achter het nationaalsocialisme: een materialistische ideeënleer die de waarde van het menszijn reduceerde tot een biologisch gegeven.[2] Het hitlerisme, zoals Levinas het noemde, laat de menselijke vrijheid, de zelfstandigheid en ongebondenheid van ons denken, samenvallen met de maatschappelijke en biologische bijzonderheden waarin we ons terugvinden. In feite laat Levinas het gevaar en de intellectuele armoede zien van een levenshouding die de materiële en in dit geval biologische geschiedenis als onomstotelijk vertrekpunt neemt. Mijn ontmoeting in La Loge met het verleden tijdens de tweede golf van praktische vrijheidsinperkingen lijkt mij te willen demonstreren dat we ons nooit van de geschiedenis kunnen ontdoen, maar er wel degelijk van kunnen afwijken en andere mogelijkheden kunnen verkennen. Anders is elke stap slechts een voortzetting van datgene wat al besloten lag. Maar welk liberalisme is in staat om deze vrijheid te waarborgen?

Ik wandel verder en zie de lichten aangaan achter de beregende, morsige herfstruiten van Brussel. Achter een raam op een vensterbank tussen de gordijnen speelt een peuter, misschien een kleuter. Een ruit die binnen van buiten scheidt, en als een vierde wand de wereld in toeschouwers en acteurs opdeelt, is een beeld dat deze weken treffend samenvat, denk ik. Maar ik neem geen foto. Het beleid opereert tot aan de voordeur. Meer dan anders begrijp ik hoezeer de straat een publieke ruimte is waar gemeenschappelijke regels gelden die evenwel achter gesloten deuren zijn opgesteld. De straten hebben opnieuw iets apocalyptisch, dit keer in het landschap van een avondklok. Thuisblijven heeft een ongekende vrijheidsconnotatie gekregen, met een huiveringwekkende ideologische bijsmaak.

BEKIJK HIER DE FILM

1 Emmanuel Levinas, ‘Quelques réflexions sur la philosophie de l’hitlérisme’, Esprit (1934). vertaling door auteur

2 Emmanuel Levinas, ‘Quelques réflexions sur la philosophie de l’hitlérisme’, Esprit (1934).

 

Mona Vǎtǎmanu en  Florin Tudor, Omnia Communia Deserta, La Loge, Brussel, t/m 19.12.2020

Bas Blaasse

is schrijver, filmmaker en redacteur bij HART magazine

Recente artikelen