metropolis m

Ingrid van Engelshoven in overleg

Op de grens van het ene naar het volgende kabinet is de vraag wat het ministerschap van Ingrid van Engelshoven voorstelde. De cultuursector leek vooral teleurgesteld, media noemden haar consequent niet sterk, maar was haar ministerschap zo slecht? Nous Faes schrijft over vier jaar Van Engelshoven. Om te beginnen Deel 1 De erfgoed-turn, waarin gekeken wordt naar de stevige draai die Van Engelshoven gaf aan de samenstelling van de Basisinfrastructuur (BIS) in 2021-2024, de opdracht aan de sector voor de toepassing van ‘codes van goed gedrag’ en de vele adviestrajecten die ze initieerde, onder andere over de omgang met roofkunst, het slavernijverleden en ongewenste omgangsvormen. De intenties leken goed en vooruitstrevend, maar wat leverde het op? Wat voor koers voer Van Engelshoven en had het niet radicaal anders én beter gekund? 

Inleiding

Diep in blessuretijd zijn de coalitiepartijen van Rutte 3 het eens over een vervolg. De belofte is dat het nieuwe kabinet dat in de loop van komende maand aantreedt flink meters zal maken om iets van het achterstallige onderhoud te fixen en het heeft daar tientallen miljarden voor over. Maar omdat de exacte aanpak en daarmee de gevolgen voor groepen burgers onbekend zijn, is een reële uitkomst dat de boedelbeschrijving toch enkel uit ‘de leugens van Rutte’ zal bestaan.

Over het ministerschap van Ingrid van Engelshoven toont de cultuursector zich voornamelijk teleurgesteld en de media noemen haar consequent niet sterk. Wat betekent dat eigenlijk? Als het waar is dat beeldvorming de succesgraad van een politicus of politica bepaalt kan haar bescheiden en inderdaad hakkelende publieke voorkomen de merites van haar prestaties als minister overvleugelen of eenvoudigweg teniet doen. Wie recentelijk Tweede Kamerdebatten heeft bekeken neemt op het oog geslaagde optredens van haar collega-bewindslieden inmiddels voor wat ze waard zijn: eerder als diskwalificatie dan als aanbeveling. Wat we nu weten is namelijk dat het niet betekent dat hun beleid deugt of hun visie iets voorstelt of dat ze oprecht zijn. Eloquentie, grote stelligheid, debatvaardigheid, charme – het zijn zeer geschikte vaardigheden om beantwoording en verantwoording uit de weg te gaan en het parlementaire archief bevat talloze voorbeelden van zelfgenoegzaam woordenspel.[1]

De afgelopen kabinetsperiode heeft geleerd dat het werk (en daarmee de optredens) in de Tweede Kamer voor coalitiepartijen die zich verzekerd weten van een Kamermeerderheid te vaak een spel is dat de schijn van parlementaire verantwoording draagt, maar als doel heeft de eigen ambtelijk voorgekookte beleidskeuzes erdoor te jassen. Dat woorden leeg zijn of leugens, doet niet ter zake. Dus laten we niet naar de debatvaardigheid van de demissionaire minister van OCW kijken, maar gewoon naar haar resultaten. Hoe kwamen die tot stand en wat zijn ze waard?

DISCLAIMER. HET COALITIEAKKOORD

Als Van Engelshoven eind oktober 2017 aantreedt als minister ligt er een inhoudelijk en financieel bindend regeerakkoord dat de contouren voor de komende jaren bevat. Daarin is – niet voor het eerst – veel aandacht voor de (veronderstelde) zorgen van middeninkomens, onveiligheid en migratie. Cultuur is er instrumenteel aan en krijgt een versterkende en verbindende rol van waarde voor (nationale) identiteit en geschiedenis toebedeeld: ‘(…) onze taal, onze vlag, ons volkslied, onze herdenkingen en onze grondwet (zijn) geen symbolische relicten uit het verleden, maar tekenen van de trots, vrijheden, rechten en plichten die horen bij Nederland, het Nederlanderschap en onze democratische rechtstaat. We moeten ze blijven onderhouden, delen en doorgeven, aan elkaar en aan nieuwkomers.’[2] Cultuur levert Nederland in economische zin ook geld op memoreert de liberaal-confessionele coalitie en noemt toerisme en het vestigingsklimaat. Erfgoed wordt het speerpunt: er gaat de komende jaren 325 miljoen extra naar toe. Later, in de beleidsbrief Cultuur van maart 2018, komt er nog extra budget voor cultuur en historisch democratisch bewustzijn: 25 miljoen in 2018 oplopend naar 80 miljoen in jaren daarna. [3] ‘Zo kiest het kabinet ervoor gericht extra te investeren in kwaliteit’, schrijft Van Engelshoven – die zinsnede is rechtstreeks ontleend aan het regeerakkoord.

Cultuur is er instrumenteel aan en krijgt een versterkende en verbindende rol van waarde voor (nationale) identiteit en geschiedenis toebedeeld

Disclaimer. Beleidscoherentie

Van Engelshoven zal in haar beleidstermijn wat betreft extra middelen en focus gaan uitvoeren wat in het regeerakkoord is afgesproken. Maar daarnaast erft ze nog iets: de uitgangspunten en het budget voor de culturele basisinfrastructuur en de cultuurfondsen in 2017-2020. Die heeft haar voorgangster Bussemaker al in 2015 aan de Tweede Kamer voorgelegd, er ligt in totaal 373 miljoen per jaar en Van Engelshoven gaat het in principe daarmee doen. Net zoals Bussemaker op haar beurt te maken had met wat Halbe Zijlstra bepaalde en zoals Van Engelshoven het kader voor haar opvolging al heeft afgetikt.[4]

Met deze kennis is het lastig om een minister, die immers ook maar ergens op een trein stapt, iets aan te wrijven. Wel kan je naar een coalitie wijzen die een melange aan politieke principes en partijbelangen omvormt tot een ronduit truttig document dat doordesemd is van een angstig zoeken naar houvast en maatschappelijke cohesie. Toch zullen we op de verlengde termijn van Van Engelshoven, van 2017 tot en met 2021, terugkijken als memorabele jaren. Het ‘reguliere’ cultuurbeleid kende met D66 aan het stuur voor een liberaal-confessionele coalitie wel degelijk kenmerkende ingrepen terwijl het SARS-CoV-2 virus een crisis veroorzaakte waar Nederland geen actieve herinnering aan of draaiboek voor had en waar het nog steeds geen antwoord op heeft. Hoewel de doorwerking blijvend is houdt het virus ons al twee jaar gevangen in het heden. Zo kan het dat we geen oog hebben voor beleid dat geen rechtstreeks verband met Covid heeft en dat we niet of onvoldoende de gevolgen van adviezen en keuzes overzien, terwijl er in Den Haag van alles gebeurt dat de cultuursector raakt en onze toekomst schetst.

[h1]De erfgoed-turn (Deel 1)

Hoewel beleid een grote mate van continuïteit kent, geloven we bij het aantreden van een nieuwe minister van OCW altijd in een nieuwe start en dat maakt het tot een hoopvol moment. Laten we eerst kijken hoe Van Engelshoven zelf manoeuvreerde en hoe de wisselwerking tussen haar en de Raad voor Cultuur verliep. Doorgaans neemt een minister over wat geadviseerd wordt en zijn de lijnen tussen de Raad voor Cultuur als belangrijkste adviseur en de ambtenaren op het ministerie altijd open. Geen van beide partijen heeft baat bij onenigheid over de koers of een verstoorde werkverhouding, wat zeker de raad gezichtsverlies zou opleveren.[5]

Hoewel de minister instapte op een rijdende trein had ze wel degelijk de mogelijkheid om wagons aan en los te koppelen en dat deed ze ook. En zo ontstond tussen de raad en Van Engelshoven in de voorbereidingsfase van de nieuwe BIS toch op twee dossiers frictie.< Het regiodossier Het begon met de dikke rode streep die een behoedzame Van Engelshoven in haar uitgangspuntennota[6] zette door het advies om de lokale impact van instellingen tot een zwaar beoordelingscriterium te maken en om stedelijke cultuurregio’s het voortouw te laten nemen in wat van waarde - en gesubsidieerd – zou moeten worden. De raad had jaren gewerkt aan planvorming hierover[7], in het hele land lokale en regionale bestuurders aan het werk gezet, maar van zijn wens tot stelselherziening bleef puntje bij paaltje weinig over toen de minister met haar opzet voor de BIS kwam. Dat de raad not amused was is een understatement: hij noemt het zelfs ‘een gemiste kans’.[8]

Het erfgoeddossier

Ronduit pijnlijk werd de discussie tussen raad en minister over de 26 door het rijk gefinancierde museale erfgoedinstellingen, waaronder ‘grootheden’ als het Rijksmuseum, Van Gogh Museum en het Nationaal Museum voor Wereldculturen. Afspraak was dat de minister hen mét hun presentatiebudget à 76 miljoen euro per jaar op 1 januari 2021 vanuit de Basisinfrastructuur (BIS) over zou hevelen naar de Erfgoedwet, waar hun gebouwen en beheer (à 144 miljoen per jaar) al onder vielen. Dit zou ‘integrale bedrijfsvoering’ mogelijk maken en tegelijkertijd gepaard gaan met de gewenste vernieuwing en verbreding van de samenstelling van de BIS. Het was iets waar de raad zich helemaal in kon vinden. Totdat bleek dat de minister van plan was om de monitoring en beoordeling van deze erfgoedinstellingen bij de raad weg te halen en zij de musea vroeg om zelf een protocol hiervoor te ontwikkelen. De minister had een ‘lichte vorm van visitatie’ voor ogen en verwachtte dat het ‘verbetering’ van de musea zou opleveren, van hun functies onder de Erfgoedwet (publiek, wetenschap, collectiebeheer, huisvesting, sectorondersteuning), van hun zelf gestelde opdracht (missie, visie, profiel) én van de naleving van de codes Culturele Diversiteit, Governance Code Cultuur en Fair Practice Code.[9]

Een bureaucratische les inwatrouwen

Begin 2020 stuurt de werkgroep Kwaliteitsborging van de Museumvereniging een plan aan de minister waarin de musea zoveel mogelijk invloed op het visitatieproces claimen. De werkgroep identificeert het risico dat een visitatierapport gebruikt zou kunnen worden ‘(…) voor doelen waarvoor het proces van zelfevaluatie en visitatie niet bestemd is.’ Wat de Museumvereniging daarmee precies bedoelt wordt nergens concreet. Maar omdat in het voorstel het leeraspect nadrukkelijk prevaleert, lijkt de veronderstelling gerechtvaardigd dat de musea een vrijblijvende rolopvatting van de visitatiecommissie als ‘sparringpartner’ in plaats van als ‘beoordelaar’ voor ogen hebben.

De Raad voor Cultuur veegt vijf maanden later, als de Tweede Kamer al op reces is, de vloer aan met dit plan en de manier waarop het is uitgewerkt. En ook met de vraag die hij van de minister heeft doorgespeeld gekregen: of het niet een goed idee is van de musea om in de visitatie ‘beoordeling’ en ‘van elkaar leren’ te laten samenvallen. De raad stelt dat een dergelijk gecombineerd proces niet mogelijk is.[10] Het gaat te ver om het proces en beoordelingskader dat de raad voorstelt in detail te bespreken, maar kort samengevat slaat het door naar het andere uiterste. Waar de musea uitblinken in het zich afschermen van vreemde ogen die dwingen, levert de raad een serieus raamwerk dat bureaucratisch helemaal is dichtgetimmerd. En dat de minister flink wat geld zou kosten, wat ze niet heeft en wat ze ook niet van plan is te zoeken; het voorstel van de raad zal het dan ook niet halen en de musea krijgen hun zin.

De machtige museumlobby

Als er één partij is die bevoordeeld is door Rutte 3 en het beleid van Van Engelshoven zijn het de museale erfgoedinstellingen. Niet alleen kwam er in het regeerakkoord extra budget voor beschikbaar, de instellingen die naar de Erfgoedwet verhuisden kwamen eindelijk in luw weer, want de Raad voor Cultuur deelde in zijn vierjaarlijkse beoordeling regelmatig negatieve adviezen en strafkortingen uit. Dat gebeurde voor het laatst in 2020, toen 3 van de 12 regionale musea – nieuwkomers in het bestel – hun plannen voor ‘nieuw publieksbereik’ moesten overdoen.[11]

Memorabel is de reactie van Wim Pijbes dat ‘hij zich niet de maat laat nemen door een Haagse Raad voor Cultuur’ als in 2012 zijn activiteitenplan voor het Rijksmuseum à 26 miljoen per jaar ‘onder de maat’ wordt gevonden.[12] Het advies beoordeelt hij als ‘grievend’ en ‘beschadigend’.[13] Kortom, de relatie van de raad met Neerlands icoon was al jaren slecht.

[blockquote]Als er één partij is die bevoordeeld is door Rutte 3 en het beleid van Van Engelshoven zijn het de museale erfgoedinstellingen.

Waar het erfgoed-smaldeel ook profijt van had was dat er meerdere adviezen verschenen die de minister aanzette tot actie en de lancering van uitvoeringsinstrumenten, met financiering. Opvallend is dat twee voormalige politici die eerst als onderhandelaar verantwoordelijk zijn voor het regeerakkoord van Rutte 3 later een rol krijgen in de advisering aan de minister over erfgoedkwesties. Eerst adviseert Alexander Pechtold (D66) als voorzitter van de Adviescommissie Bescherming Cultuurgoederen (2019)[14] dat het rijk actiever zijn rol moet pakken in de bescherming en actualisatie van de Collectie Nederland en wetgeving moet verbeteren. Sybrand van Haersma Buma (CDA) krijgt daarna de vaste Commissie Collectie Nederland (2020) onder zich, die zal gaan vaststellen wat precies tot de collectie gerekend moet worden (kader) en hoe behoud gegarandeerd wordt zodat onderdelen – of dit nu rijks- of particulier bezit zijn – niet naar het buitenland verdwijnen. Eerste aanbeveling is alvast om het budget van het Nationaal Aankoopfonds van het rijk te verdubbelen van 50 naar 100 miljoen euro en om besteding wettelijk vast te leggen zodat het voortaan niet meer gebruikt wordt om gaten in de cultuurbegroting te dichten. De commissie stelt alvast voor om te spreken van criteria als ‘onvervangbare’ en ‘cultuurhistorisch of maatschappelijk onmisbare’ cultuurgoederen, verzamelingen en ensembles [15], maar dat is een precaire formulering.

Roofkunst

Slechts enkele maanden eerder is de Raad voor Cultuur namelijk snoeihard over het werk van de Restitutiecommissie ‘nazi-roofkunst’[16] omdat de kwalificatie ‘onmisbaar voor het museum’ al jaren een ticket blijkt voor afwijzing van overtuigend onderbouwde claims en ellenlange procedures. Tal van imago beschadigende rechtszaken hebben musea ervoor over gehad om werk in de collectie te behouden. De raad diende met het oordeel ’principieel onjuist’ en ’buitengewoon ondoorzichtig’ een gevoelige tik uit op de neus van de Restitutiecommissie en het nieuwe uitgangspunt is dat objecten teruggegeven moeten worden aan de particuliere eigenaars. Addertje onder het gras is dat van zo’n 3.000 stukken onbekend is wie de oorspronkelijke eigenaar en erfgenamen zijn en dat bewijsvoering rond eigendom erg lastig is. Maar daar laat de minister nu ‘structureel herkomstonderzoek’ door de Rijksdienst Cultureel Erfgoed op los.

Het tweede advies rond roofkunst betreft koloniaal erfgoed en erkenning van onrecht. In oktober 2020 presenteerde de raad het met trots omdat Nederland met het advies om roofkunst ‘onvoorwaardelijk terug te geven’ internationaal voor de troepen uit zou lopen. Toch was meteen duidelijk dat Nederland niet ‘zomaar’ werk zou retourneren, dat bleek uit de formulering dat sprake moest zijn van ‘redelijke zekerheid van onvrijwilligheid’. Het bleek ook uit het voorzichtige voorbehoud van geïnterviewde museumprofessionals van het Rijksmuseum en Nationaal Museum van Wereldculturen en uit decennia oude verzoeken waarbij gericht maar tevergeefs om bepaalde stukken, die aantoonbaar als oorlogsbuit waren meegenomen, was gevraagd. Het bleek uit de afbakening waarbij ‘onvoorwaardelijke teruggave’ alleen objecten uit voormalige Nederlandse koloniën betrof en de problematische clausule dat alleen staten, en niet lokale gemeenschappen, als ontvangende partij in aanmerking zouden komen. Nederland had geen haast met teruggave en zou dat ook niet krijgen. Vooral het vele – gezamenlijke- onderzoek dat nu zou kunnen worden gedaan heeft nadruk, daarvoor zou er een Expertisecentrum Herkomst Koloniale Objecten en een algemene toegankelijke database komen. De minister heeft behandeling van het voorstel doorgeschoven naar haar opvolger, vanuit de musea heerst al een jaar stilte op dit dossier.[17]

Het is een gotspe dat het Rijksmuseum trots meldt nu aandacht te hebben voor vrouwelijke schilders met een schamele drie minuscule en onderling niet gerelateerde werken op een wand

Progressief liberaal dromen

Op allerlei momenten en zowel in debat, bij een publiek optreden of in een beleidsstuk uitte Van Engelshoven haar voornemen om vanuit vertrouwen te werken. Ze bleek wars van structuren en maatregelen die van bovenaf werden bedacht of opgelegd (zie de twee dossiers) en daar had de sector in brede zin veel behoefte aan: minder knoet, minder meetlat, meer speelruimte en waardering. Het streven was lovenswaardig en leverde tal van concrete en praktische voordelen op, waaruit bleek dat de minister zich goed liet informeren en knelpunten wegvielen: vereenvoudigde regelgeving, geen of lagere eigen inkomstennorm, verruimde toekenningen en mogelijkheden in de BIS en bij fondsen. Meestal presenteerde ze haar voorgenomen besluiten – en terecht – als hetgeen waar ‘de sector om vroeg’.

Maar het heeft een keerzijde. Want waar de sector niet om had gevraagd was om een zaaglijn waarlangs succesvolle aanvragen geprioriteerd worden, om vervolgens alsnog met nul euro de deur te worden gewezen. Zowel Mondriaan Fonds als Stimuleringsfonds Creatieve Industrie passen de zaaglijn nu toe. [18] Het duidt erop dat Van Engelshovens verruiming van toekenningen het principe ‘meer voor minder’ volgt, óf dat het beschikbare budget – ruim 45 miljoen euro op jaarbasis – te laag is, óf niet goed wordt ingezet. Er is hoe dan ook sprake van een probleem.

Haar progressieve agenda rond toepassing van de Fair Practice Code gaat niet vergezeld van extra budget, terwijl vooraf duidelijk is dat eerlijke beloning instellingen tientallen miljoenen per jaar extra kost. Van Engelshoven stelt dat de sector er zelf verantwoordelijkheid voor moet nemen. Wél trekt ze twintig miljoen uit voor een scholingsfonds en een revolverend fonds met als doel ondernemerschap te versterken en wijst ze op bestaande mogelijkheden van de Geefwet. Het zijn de standaard instrumenten waar liberalen mee schermen en waarvan we het nut inmiddels terecht betwijfelen. Recent onderzoek laat namelijk zien dat de invoering van de multiplier voor giftenaftrek in de inkomstenbelasting nauwelijks effect heeft gehad op het geefgedrag in het afgelopen decennium en dat de bijdragen van vermogende Nederlanders aan cultuur sindsdien zelfs zijn afgenomen.[19] Een eerlijke en onafhankelijke evaluatie over het effect van de andere gekozen instrumenten zou welkom zijn. Waar zijn de 20 miljoen naartoe gegaan? Is er iemand – instelling of kunstenaar – die er baat bij had en zo ja, in welke mate? Want met het verantwoordelijkheidsbesef van instellingen is het flink mis. Zodra Covid-19 zijn kop op steekt vraagt de Museumvereniging om uitstel van invoering van de Fair Practice richtlijn en het Rijksmuseum zet zijn freelance publieksmedewerkers zonder aarzelen op straat. Dat kunstenaars en ZZP’ers zo aan de wolven zijn overgeleverd is iets dat Van Engelshoven en de betreffende instellingen terecht wordt nagedragen. Het veroorzaakt een vertrouwensbreuk.

Pijnlijk is dat juist in het afgelopen jaar waarin de Code Diversiteit & Inclusie tot norm werd onder rijks museale instellingen een aankopen-hype op gang kwam van ‘the usual white male suspects’

Michaelina Wautier of Woutiers (Bergen, 1604 - Brussel, 1689) was een barokke kunstschilderes uit de Zuidelijke Nederlanden. Hier afgebeeld: 'Twee meisjes als de heiligen Agnes en Dorothea', olieverf op doek, 89,7 x 122 cm, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen

…En uitgestelde vernieuwing

Belangrijk euvel in relatie tot de museale erfgoedinstellingen is de vrijbrief die de minister hen overhandigde, terwijl de maatschappelijke en sectorale agendering van institutioneel racisme en een gebrek aan diversiteit juist musea raken, álle Nederlandse musea, want met hun collecties, presentaties en onderzoek verbeelden zij niet alleen het heden, maar ook het verleden en de relaties tussen beide; hoe wij gevormd zijn en generaties na ons gevormd gaan worden.

‘Juist van musea die het verhaal van Nederland (en de kunst) vertellen wordt nu toch echt een scherpere en meer inclusieve of alternatieve focus verwacht dan de glorificatie van helden en hun daden, komt die er ook?’ [20] Uit niets blijkt dat de museale erfgoedinstellingen die vraag begrepen of gehoord hebben en het onvermoede heden en verloren verleden een plek gaan geven. Vooropgesteld, het is zeker nodig om werk dat nu in collectie zit te beschermen tegen uitverkoop die bedoeld is om elders gaten te dichten. Er zijn altijd wel politieke partijen of wethouders die in verkoop een gemakkelijke inkomstenbron zien – dit jaar nog het CDA in Amsterdam. Dat het wettelijk kader wordt aangescherpt is dus goed, evenals de ambitie vast te leggen wat tot de Collectie Nederland behoort of zou moeten behoren. ‘Hoe bescherm je wat je niet kent’ vroeg de commissie zich al terecht af.

Daarom is de vraag zo belangrijk wie bepaalt wat van waarde is? Wie de experts zijn die met kennis van zaken eraan meewerken? 

Pijnlijk is dat juist in het afgelopen jaar waarin de Code Diversiteit & Inclusie tot norm werd onder rijks museale instellingen een aankopen-hype op gang kwam van ‘the usual white male suspects’: zo kocht het Van Gogh Museum een pastel van Degas, het Rijksmuseum Twente een landschap van Constable en het Rijksmuseum voegde zojuist de 45e Rembrandt aan de collectie toe. Zou het kunnen dat het conservatieve collectiebeleid en de maatschappelijke blindheid van erfgoedmusea letterlijk verband houdt met de balans van het rijk, waar onder activa alle bezittingen zijn opgenomen? Dat dit aankoopbeleid niet slechts symboolpolitiek is ter glorificatie van natie en toerisme? Want als op die balans naast financiële activa, zoals uitgezette leningen, onder niet-financiële activa, zoals wegen en gebouwen, ook die inmiddels gigantische rijkscollectie staat, begrijp ik waarom musea en politiek elkaar anno 2021 in dit soort volstrekt irrelevante aankopen vinden. En dat bedoel ik zowel vanuit een maatschappelijke als kunsttheoretische optiek.

Het is een oprecht gemiste kans dat de Code Diversiteit & Inclusie niet tot verdergaand commitment heeft geleid van minister én van museale erfgoedinstellingen. Het is illustratief dat het visitatiekader dat de Museumvereniging heeft ontwikkeld de code alleen bij bedrijfsvoering noemt, terwijl het de onderlegger moet zijn van het gehele beleid – zeker ook van de collectie. Het is een gotspe dat het Rijksmuseum trots meldt nu aandacht te hebben voor vrouwelijke schilders met een schamele drie minuscule en onderling niet gerelateerde werken op een wand. Zoals Wieteke van Zeil in haar kritiek op de aankoop van weer een Rembrandt in de Volkskrant van 8 december opmerkte: ‘Kunstenaars die succesvol en geprezen waren in hun tijd, zoals Maria van Oosterwyck, Anna Ruysch, of Michaelina Wautier, ontbreken. Werk van zulke vrouwelijke topschilders komt soms op de markt, zelden voor meer dan 600 duizend euro.’ [21]

EEN CONSTRUCTIEVE BIJDRAGE

Minister van Engelshoven heeft op het regio-dossier tijdig op de rem getrapt toen de Raad voor Cultuur op volle snelheid het cultuurstelsel uit de bocht dreigde te laten vliegen. Daarmee heeft ze in haar periode echte ongelukken voorkomen. Maar ze heeft zich op haar progressieve agenda in de luren laten leggen door het machtsblok van erfgoedinstellingen en musea. Daar was meer mogelijk en wenselijk geweest, dat is een niet afgemaakte missie. Wie zelf geen machtsfactor wil zijn en ‘de sector’ ruimte wil laten zal een doel voor ogen moeten houden. Is het doel om serieus voortgang te boeken op dossiers zoals rond koloniaal erfgoed, inclusiviteit en diversiteit, vernieuwing van de Collectie Nederland? Dan is de opdracht: organiseer intern en extern kritische massa, betracht transparantie, leg dus openbaar verantwoording af over je beleid, zoals dat op internationale fora gebruikelijk is – exit ‘lichte’ visitatiecommissie! En hanteer een tijdslimiet voor wat je wilt bereiken.

Omdat de cultuurparagraaf van het nieuwe regeerakkoord niet ingevuld is kan een opvolger het werk van Van Engelshoven nu oppakken en afmaken. Of dat voor het resultaat wat zal uitmaken? Reken je maar niet rijk, het blijft dezelfde coalitie.

[1] Het voorval dat Lilian Marijnissen in april 2021 memoreerde mag illustratief zijn. Zij had op enig moment in een Kamerdebat aan Rutte of Pechtold de vraag gesteld “of een bepaalde notitie op tafel had gelegen” en daar een stellig ontkennend antwoord op gekregen. Later bleek de notitie inderdaad niet letterlijk op tafel te hebben gelegen, vertelde ze in Buitenhof, maar hij was overhandigd https://www.vpro.nl/buitenhof/kijk/afleveringen/2021/buitenhof-25-april-2021.html

[2]  Regeerakkoord kabinet Rutte 3. Vertrouwen in de toekomst, 10 oktober 2017, p.2 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2017/10/10/regeerakkoord-2017-vertrouwen-in-de-toekomst

[3] Ministerie van OCW. Cultuur in een open samenleving, 12 maart 2018https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/03/12/cultuur-in-een-open-samenleving

[4] Ministerie van OCW. Uitgangspunten Cultuurbeleid 2021-2024, 11 juni 2019https://www.rijksoverheid.nl/documenten/beleidsnota-s/2019/06/11/uitgangspunten-cultuurbeleid-2021-2024

[5]   In de zomer van 2020 schreef ik artikelen over de historische en actuele bestuurlijke en politieke context van cultuurbeleid, duidde opvallende veranderingen in de kort daarvoor gepresenteerde BIS en legde uit waarom juist beeldende kunst een ondergeschoven kind is onder beleidsmakers. Je kunt ze hier lezen:

https://www.metropolism.com/nl/features/41106_wat_wil_de_bis_deel_1_pilaren_en_bezwaren

http://www.metropolism.com/nl/features/41104_wat_wil_de_bis_deel_2_visioenen_blijken_even_vaak_illusies

https://www.metropolism.com/nl/features/41242_beeldende_kunst_de_blinde_vlek_in_het_kunstbeleid_in_vijf_bouwstenen

[6] https://www.rijksoverheid.nl/documenten/beleidsnota-s/2019/06/11/uitgangspunten-cultuurbeleid-2021-2024

[7]  Zie bijvoorbeeld Raad voor Cultuur (2017), Cultuur voor stad, land en regio. https://www.raadvoorcultuur.nl/documenten/adviezen/2017/11/29/verkenning-cultuur-voor-stad-land-en-regio

[8]  https://www.raadvoorcultuur.nl/actueel/nieuws/2019/06/25/reactie-raad-voor-cultuur-op-uitgangspuntenbrief-en-conceptregeling

[9]  OCW. Opdrachtbrief visitatiekader rijksgesubsidieerde musea aan Museumvereniging, 5 november 2019.

[10]  https://www.raadvoorcultuur.nl/documenten/adviezen/2020/07/06/advies-visitatitiekader-rijksmusea

[11]  Zie https://www.raadvoorcultuur.nl/bis-2021-2024/documenten/adviezen/2020/06/04/musea

[12]  Wieteke van Zeil. Advies noopt tot inzicht, Volkskrant 23-05-12

[13]  Hard oordeel raad over Rijksmuseum Amsterdam, Historiek 22-05-12

[14] Van terughoudend naar betrokken – hoe cultuurgoederen en verzamelingen onder de Erfgoedwet adequaat te beschermen (2019, Adviescommissie Bescherming Cultuurgoederen/ Raad voor Cultuur).

[15]  https://www.raadvoorcultuur.nl/actueel/nieuws/2021/02/08/tussenadvies-commissie-collectie-nederland

[16]  Adviescommissie Nationaal Beleidskader Koloniale Collecties / Raad voor Cultuur, Koloniale collecties en erkenning van onrecht. Advies over de omgang met koloniale collecties, 2020 – Adviescommissie restitutie cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog / Raad voor Cultuur, Streven naar rechtvaardigheid. Evaluatie beleid restitutie naziroofkunst, 2020

[17]  Het uitstekende Restitution Matters houdt op sociale media het nieuws bij rond restitutie; waar het in Nederland stil is, zijn met name België, Duitsland en Frankrijk is beweging.

[18]  In de toekenningenreeks 2021 van het Mondriaan Fonds bijvoorbeeld kregen 10 instellingen wel een positief advies, maar geen (8) of veel minder (2) geld vanwege ontoereikend budget. https://www.mondriaanfonds.nl/adviesteksten-programmas-kunstpodia-2021/

[19]  Stephanie Koolen-Maas, Claire van Teunenbroek en René Bekkers (oktober 2021) Geven en werven in de culturele sector in Nederland 2011-2020, Centrum voor filantropische studies / Vrije Universiteit Amsterdam https://www.vnpf.nl/nieuws/onderzoeksrapport-geven-en-werven-in-de-culturele-sector-in-nederland-2011-2020-gepubliceerd

[20]  Nous Faes. Wat wil de BIS? –  Deel 2: Visioenen blijken even vaak illusies, 05.06.2020 http://www.metropolism.com/nl/features/41104_wat_wil_de_bis_deel_2_visioenen_blijken_even_vaak_illusies

[21]  https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/nederland-koopt-voor-175-miljoen-een-rembrandt-heeft-het-rijks-echt-een-vaandeldrager-nodig~b4a54804/

Deze reeks artikelen is mede mogelijk gemaakt door een werkbeurs van het Steunfonds Freelance Journalisten

Nous Faes

is eigenaar van The Sociological Studio for Policy and Research

Gerelateerd

Recente artikelen