metropolis m

Willem de Ridders stuk ‘Whistling’, De Kleine Komedie, Amsterdam, 18 december 1963 (foto van Dorine van der Klei). Met vlnr Emmett Williams, Willem de Ridder, Tomas Schmit en Wim T. Schippers, courtesy Harry Ruhé

​Hij was de belichaming van alles waar de jaren zestig voor stonden: vrijheid en creativiteit, tegen het establishment én tegen de kunst. Bedenker van verfrommelde papieren propkunst (Papieren Konstellatie) en de Organisatie ter Voorkoming van Kunstuitingen. Een organisator, verhalenverteller, poezenfluisteraar en rattenvanger van de jeugd. Marga van Mechelen schrijft over de vorige week overleden Willem de Ridder, de man van vele brievenbusfirma’s, die lachend in zijn vuistje ter wereld moet zijn gekomen.

Willem de Ridder is overleden, op 83-jarige leeftijd. Een mooie leeftijd voor iemand die al enige jaren ‘uit de tijd’ was. Zijn tijd was de tijd waarin jouissance, plezier, erotisch genot en grensoverschrijdend gedrag nog hoogtij vierden; de tijd waarin je de politie en andere autoriteiten nog om den vinger kon winden; de tijd waarin een verzinsel, een sprookje of mythe nog niet tot fake news werd gedoopt, maar als een uiting van de verbeelding werd gezien.

Verzameling Hitweek covers, die niet zo lang geleden ter verkoop zijn aangeboden

De jeugd regeerde, als het aan De Ridder lag. ‘Er zij een poptempel’, en er kwamen er twee, nee drie in Amsterdam: Paradiso, Fantasio en de Melkweg. ‘Er zij een tijdschrift voor underground muziek’, en er kwam er een met een ongekend hoge oplage, tot in elk gat van Nederland verspreid: Hitweek, waarin alles wat de jeugd van destijds kwijt wilde te zien en te lezen was, grandioos vormgegeven door De Ridder zelf. Als het om seks ging, en daar ging de kopij voor het blad vaak over, dan was er buiten de jeugd een nog groter publiek te vinden. Dus kwamen er seksbladen voor een internationale markt (Suck, Finger, Love, G (God)), waarbij de lezer in de meeste gevallen tevens dienst deed als auteur. Een groot avant-garde festival voor erotische films volgde.

De jeugd regeerde, als het aan De Ridder lag. Er zij een poptempel’, en er kwamen er twee, nee drie in Amsterdam: Paradiso, Fantasio en de Melkweg. ‘Er zij een tijdschrift voor underground muziek’, en er kwam er een met een ongekend hoge oplage, tot in elk gat van Nederland verspreid

De Ridder, een democraat in hart en nieren, zou jaren later voorvechter van de spiegelogie worden, wat occulter klinkt dan het was. In essentie ging het om het aanvaarden dat de beleving van de realiteit en van de ander persoonsgebonden is; hij schreef er een handboek over. Vijf jaar geleden zei hij nog in een interview voor het Parool dat dat de jongeren van nu in het Willem de Riddertijdperk leven. Het is maar hoe je het bekijkt. In ieder geval waren veel van zijn instrumenten en kanalen voorlopers van de vlogs, sociale media en interactieve media waar we vandaag de dag niet meer zonder kunnen en waar hij ook zelf via zijn website dankbaar gebruik van maakte.

Willem de Ridder is in ’s Hertogenbosch geboren, waar hij korte tijd de Koninklijke Academie voor Kunst en Vormgeving bezocht en waar hij geregeld optrad, onder andere met de pantomime groep Colombine. Zijn vader, niet geheel tevreden over het gedrag van zijn zoon, gaf hem een duwtje en zo belandde hij in Amsterdam waar zijn eerste bekende activiteiten bestonden uit optredens met de Mood Engineering Society (MES), door hem samen met de componisten Louis Andriessen, Misha Mengelberg, Peter Schat, Jaap Spek, fluitist Govert Jurriaanse en beeldend kunstenaar Lancelot Samson eind 1961 opgericht. Een gezelschap dat de verhoudingen tussen een actieve maker en een passief publiek drastisch wilde wijzigen, dat bestaande genres losliet en vertrok vanuit alle denkbare zintuigelijke uitingsvormen. Niet lang daarna reisde hij naar Duitsland, waar hij Nam June Paik leerde kennen. Van de komst van Wolf Vostell naar Nederland in oktober 1962 maakte hij gebruik om een plek te veroveren in het happening en Fluxus-programma rondom de opening van Vostells tentoonstelling in Kunsthandel Monet.

Hij presenteerde zich, dan nog bescheiden, als de kunstenaar van de Papieren Konstellaties (PK’s): verfrommelde vellen wit papier waarmee hij een jaar later op televisie kwam in de door hem en Wim T. Schipper gemaakte aflevering van het kunstprogramma Signalement. In het programma zien we een Papieren Konstellatie het Damrak oprijden. Een PK kon elke willekeurige functie aannemen maar deze keer functioneerden de proppen dus als voertuig, geëscorteerd door gemotoriseerde politieagenten. Een jaar later bood Wim Beeren, conservator bij het Haags Gemeentemuseum, hem een prominente plaats voor zijn PK’s aan: in de ingangshal van het museum, ter gelegenheid van de tentoonstelling De Nieuwe Realisten. Was De Ridder nog even trots geweest mee te mogen doen aan een tentoonstelling met daarin de door hem met enige afgunst bekeken Pop Art, direct na installatie van zijn werk was het enthousiasme over. Het verfrommelen van papier, een anti-kunst gebaar, was hier op het schild van de kunst gehesen.

PK van Willem de Ridder en Wim T. Schippers, uit het TV-programma Signalement

Een PK (Papieren Konstellatie) kon elke willekeurige functie aannemen maar deze keer functioneerden de proppen dus als voertuig, geëscorteerd door gemotoriseerde politieagenten

Zijn ervaring als organisator en multimedia performer was ten tijde van die tentoonstelling in de zomer van 1964 nog pril. Niettemin had hij al twee Fluxus-festivals voor elkaar gekregen; de eerste heette simpelweg Fluxus Festival, de tweede had de ambitieuzere titel Internationaal Programma Nieuwste Muziek – Nieuwste Theater – Nieuwste Literatuur, en was bedoeld om beeldopnames op te leveren voor Signalement. Hier was voor het eerst Laughing te zien, een performance waarmee hij in het buitenland al enige bekendheid genoot. Vier performers staan doodstil en met een lachend masker op in tableau opgesteld, de respons van het publiek afwachtend. Deze omkering van de rollen werd ook door MES gepraktiseerd.

De Ridder is dan al een half jaar mede-eigenaar van de zogeheten ‘documentatiegalerie’ Amstel 47: een minuscuul kleine galerie waar catalogi en tijdschriften etc. over de actuele, vaak Fluxus gerelateerde kunst te zien en te koop waren. Die activiteit opende weldra de weg naar nieuwe activiteiten: naar de oprichting van een verzendhuis, het European Mail Order Warehouse & Fluxshop, bijvoorbeeld, en het medevoorzitterschap van het internationale Fluxus-comité of ‘Europa beheerder’ – de functieomschrijving zoals door George Maciunas, de initiatiefnemer van Fluxus, gegeven. Zulke festivals en activiteiten maakten dat De Ridder in de jaren 1962-1964 bepalend is geweest voor Fluxus in Nederland, voor Dutch Style Fluxus. Hij was exponent en initiator van alles wat staat voor die tijd. Sterker nog: hij was de belichaming van wat tot de dag van vandaag doorgaat voor het ‘ludieke’ Nederland van de jaren zestig.

Op zijn Fluxus-activiteiten volgde al snel de oprichting van Hitweek (later opgevolgd door Aloha): een jongerentijdschrift gericht op internationale en nationale popmuziek, met op de cover van het eerste nummer een verhaal over de Rolling Stones. De weekkrant voor ’twieners’ werd vormgegeven en gedrukt door De Ridder zelf, op een offset rotatiepers en met hulp van mede-uitgever Peter J. Muller. Vaste rubriek was de hitparade. Maar in contrast met andere muziekbladen moest Hitweek gevuld worden door de lezers, die stukken schreven en aandroegen ter publicatie.

Ex-kapper Mario Welman verkoopt nieuw sexblad op Dam Amsterdam, Beeld: Nationaal Archief via Wikipedia

Hij was exponent en initiator van alles wat staat voor die tijd. Sterker nog: hij was de belichaming van wat tot de dag van vandaag doorgaat voor het ‘ludieke’ Nederland van de jaren zestig

Daarop volgde het Engelstalige blad Suck, nadat hij en zijn kompaan William Levy, redacteur van de Britse International Times en initiatiefnemer van Suck, de indruk hadden gekregen dat er een markt voor was. Maar in Engeland kon men er niet mee aankomen, dus weken de twee  uit naar het liberalere Nederland. Het bleef niet bij een tijdschrift, er volgden twee edities van een erotisch festival: het beroemde en door de deelname van Otto Muehl beruchte Wet Dream Festival (in 1970 en 1971), het eerste internationale festival voor pornografische en underground films, dat de toon zette voor de erotische festivals die niet lang daarna opdoken in San Francisco en New York.

Toen hij nog in ’s Hertogenbosch woonde had hij de Organisatie ter Voorkoming van Kunstuitingen opgericht. Evenals Nul-kunstenaar Henk Peeters, met wie hij geregeld contact had, was hij ervan overtuigd dat vasthouden aan het kunstbegrip de dood in pot was. Eenmaal in Amsterdam riep hij al snel samen met Wim T. Schippers nieuwe organisaties in het leven, waarvan de bekendste Association for scientific research in new methods of recreation (AFSRINMOR) en de Society for Party Organizing waren. De op leisure gerichte organisaties pasten beter bij hen. Ze kregen een voet tussen de deur bij grote en kleine industrieën.

De formule van Hitweek werkte opnieuw toen hij als DJ ging optreden in Felix Merites in Provadya evenementen en het publiek hun favoriete muziek mocht aandragen. Dit succes leidde uiteindelijk tot het grotere podium van Paradiso, dat met steun van de gemeente op 30 maart 1968 zijn deuren opende. En of het nog niet genoeg was ging net één dag eerder ook Fantasio open, aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam, omdat De Ridder vreesde dat Paradiso de gewenste programmeervrijheid niet zou kunnen bieden. Toch heeft hij daar nog geregeld kunnen optreden met de door hem en Laurie Langebach opgerichte dansgroep Kunst Baert Kracht. Twee jaar later, niet ver van Paradiso, kwam er wederom onder De Ridders bemoeienis een derde podium: De Melkweg. Mogelijk enigszins overmoedig geraakt door het succes van de seksbladen zocht hij het hogerop, in Hollywood, waar hij ging experimenteren met nieuwe vormen van communicatie. De in Nederland in 1960 uitgevonden en door hem meegebrachte cassetterecorder bleek de uitvinding van de eeuw. Hij hield contact met Nederland, maakte ‘shows’ op zijn cassetterecorder, die vervolgens door de VPRO werden uitgezonden.

De Ridder is bij zijn leest gebleven. Na California, waar hij Finger tot een groot succes had gemaakt, maar waar GOD, schielijk veranderd in G, hem bijna de kop kostte, verbleef hij enkele jaren in Nederland. Hij hield de contacten met de kunstwereld op de waakvlam, maar introduceerde ondertussen wel een nieuw kunstgenre, Radio Art, met onder andere een door de VPRO radio uitgezonden drie uur durende nachtrit, Escapade geheten. De daarop volgende jaren bracht hij op diverse plaatsen in Italië door waar hij stug doorwerkte. Hij keerde nog even terug naar de VS om daar een tijdschrift te maken gebaseerd op de dagboeken van Annie Sprinkle; het begin van langdurige samenwerking, resulterend in onder andere de door De Ridder geregisseerde POSTMODERN ONE WOMAN PORNSHOW in 1990 in Amsterdam. In 1980 maakte hij met het Theatrum Sonorum zijn come back in het theater tijdens Morgen, festival voor de toekomst in Arnhem. Het gold in alle opzichten als anti-theater, want men werd niet naar de zaal geleid, maar naar een foyer, ingericht met een PK, waar men met gesloten ogen op een van de twintig sofa’s moest gaan liggen, om zo multisensoriële ervaringen te ondergaan. Een jaar later kon men bij De Appel in Amsterdam voor The Walk, refererend aan de walkman die sinds 1980 op de markt was, een cassette en Radio Art Guide kopen om daarmee, en met instructies die de radio op gezette tijden gaf, het land door te reizen. In 1983 bood het Groninger Museum hem meerdere zalen voor een retrospectief. Het werd een wilde rondrit in botsautootjes door zijn geschiedenis. Ook hier was De Ridder via oortjes in de oren van zijn publiek aanwezig, net als in het Stedelijk Museum in Amsterdam in 1997, waar hij zijn luisteraar langs diverse in het geheim geïnstalleerde kunstwerken leidde. Na de cassetterecorder en de radio, kwam het internet: het ideale platform voor DIY. De Ridder leverde de software, promoveerde de Chat tot primair interactief medium en bood als men even niet actief was een keur aan hoorspelen en sprookjes uit zijn uitzonderlijk rijke in vele decennia opgebouwde archief. Daarmee bleef de duivelskunstenaar Willem de Ridder, die zo vaak de grenzen had opgezocht, verleiden en inspireren.

Marga van Mechelen

Recente artikelen