metropolis m

Workshop ‘Working Together, Display Prague’, 2017, foto Inga Zimprich

Het afgelopen jaar heeft Delany Boutkan contact gehad met de kunstenaars van MELT, Squirrel Nation, Feminist Health Care Research Group en Harriet Rose Morley, wier gevarieerde bezigheden zich richten op de kritische evaluatie van contracten, werkovereenkomsten en het onderhandelen over de manieren van werken binnen gemeenschappen en met instellingen. In deze tekst, die Boutkan in nauwe samenwerking met hen schreef, hopen ze het denken te bevorderen over wat deze documenten kunnen zijn en hoe ze de toekomstige rolverdelingen kunnen bepalen. (READ THE ORIGINAL ENGLISH VERSION HERE)

Arbeidscontracten en arbeidsovereenkomsten maakten me vroeger nerveus. Tot ik, toen ik voor verschillende culturele instellingen werkte, de persoon werd die zelf toegang had tot die documenten. Hoewel ik geen jurist ben en ze niet wezenlijk kan veranderen, heb ik wel beter leren omgaan met het voorheen intimiderende dossier ten gunste van de kunstenaars met wie ik samenwerk.

Gesundheit, archiefdocumenten Ulf Mann. In het kader van het digitaliseringsproject i.s.m. het Feministisch Archief FFBIZ Berlijn zijn fragmenten gedigitaliseerd uit de collectie van Ulf Mann, voormalig lig van het apothekerscollectief, 2020

Arbeidscontracten, de manier waarop ze worden opgesteld en hun positie binnen cultureel werk zijn kenmerkend voor de machtsverhouding die ze reproduceren. Zoals kunstenaar Ren Loren Britton zegt: ‘Contracten, die door instellingen aan kunstenaars worden aangeboden, zijn vaak relatief onbetwiste documenten. Dat tenminste is de manier hoe de instellingen ze willen presenteren.’ Britton vormt samen met Isabel Paehr het kunstenaarsduo MELT, dat veranderingsprocessen bestudeert en ermee experimenteert. ‘Het kan zijn dat de culturele instelling [die het contract opstelt] toegang heeft tot bijvoorbeeld advocaten of juridische experts. Deze experts zorgen ervoor dat het contract op een ingewikkelde manier in juridische taal wordt dichtgetimmerd’, stelt Isabel Paehr. ‘Maar de kunstenaar die het contract tekent kan zich uiteraard niet elke keer een advocaat veroorloven.’

Te vaak verwachten instellingen dat een contract simpelweg wordt aanvaard; zodra bezwaren worden uitgesproken loopt de boel spaak

Die scheve verhouding blijkt ook uit de heel praktische omgang met contracten. Te vaak verwachten instellingen dat een contract simpelweg wordt aanvaard; zodra bezwaren worden uitgesproken loopt de boel spaak. Britton: ‘We hebben regelmatig vragen gesteld over een contract of wilden delen van het document kunnen herschrijven. Maar daarin is vaak niet voorzien door de persoon die ons het contract heeft aangeboden’, Paehr vervolgt: ‘We moesten eens een contract compleet herschrijven, waarna de hele raad van bestuur zich over de wijzigingen wilde buigen. Dit vertraagde ons project met bijna een maand onbetaald werk. […] Dit specifieke contract bleek al jaren in gebruik, niemand had er tot dan toe kritisch naar gekeken. Totdat we zeiden dat we dit document onmogelijk konden ondertekenen.[…] Er wordt niet van ons verwacht dat we het contract zien als een levend en veranderlijk document, maar als iets dat we gewoon ondertekenen zonder het te lezen. Alsof het niet bestaat binnen een werkrelatie.’

Hoewel het veel inspanning kost, vindt MELT het belangrijk de discussie over deze ‘formaliteiten’ te voeren. De problemen die zij ervaren in de ambtelijke molen zijn namelijk tekenend voor de scheve verhoudingen binnen de hele sector. Inga Zimprich van artistiek onderzoekscollectief Feminist Health Care Research Group (FHCRG) is het daarmee eens. ‘Overeenkomsten en soortgelijke documenten maken deel uit van het relationele weefsel dat we delen als we instellingen of andere samenwerkingsverbanden binnenstappen. Werk draait vaak om macht en contracten en overeenkomsten zijn de plaatsen waar de machtsverdeling zichtbaar wordt. Toch worden deze machtsstructuren binnen cultureel werk meestal onzichtbaar gehouden.’ FHCRG wil ruimtes creëren waar kunstenaars kwetsbaarheid met elkaar kunnen delen, het wil toegankelijkheid centraal stellen en streeft ernaar de competitieve manier van werken te doorbreken. Het stelt het geïnternaliseerde concept van productiviteit ter discussie.

Zimprich: ‘Het lijkt erop dat wij, werkers in de kunstwereld, vaak de nogal ongestructureerde manier waarop het veld werkt idealiseren, terwijl we tegelijkertijd bang zijn om op regels aan te dringen, we vrezen dat we worden gestraft als we dingen te moeilijk maken en we voelen ons machteloos ten opzichte van het veld. Maar deze manier van denken leidt er ook toe dat we veel basale arbeidsrechten opgeven. Het wordt zo erg moeilijk om mensen verantwoordelijk te houden voor hun daden. […] In de kunstwereld is er vaak geen ruimte om te spreken over de werkelijke tijdsbesteding van de kunstenaar, onze behoefte om geld te verdienen of de grenzen van onze capaciteit tegenover de hoge verwachtingen.’ Volgens Zimprich is het daarom belangrijk het gesprek over overeenkomsten en werkafspraken meer in de openbaarheid te voeren. ‘Want als ze transparanter en explicieter worden, kunnen we ze bekritiseren en misschien een alternatief voorstellen.’

De werkruimte denormaliseren

In sommige gevallen van collectief werk tussen de kunstenaars zelf (zonder institutionele inmenging) dient het contract of de overeenkomst juist om de hiërarchie en de rationaliteit van de contractuele vorm te destabiliseren. MELT legt uit: ‘Bij het vaststellen van collectieve arbeidsvoorwaarden moeten we werken vanuit een positie van denormalisering van de werkruimte. Wanneer wij [als kunstenaarsduo] met anderen werken, proberen we collectief de voorwaarden te scheppen om een ruimte te creëren die uitgaat van de behoeften van alle betrokkenen.’

Zine 'Being in Crises Together, Berlin Biennale 11', epiloog 2020, foto Inga Zimprich

Zimprich heeft er vanuit FHCRG ook veel ervaring in: ‘Binnen ons collectief hebben we gewerkt met een oefening die afkomstig is uit Radikale Therapie (van bijvoorbeeld Feministische Oefengroepen Radikale Therapie), een vorm van groepstherapie die eind jaren zeventig in de Verenigde Staten is ontwikkeld en die nog steeds wordt beoefend en doorgegeven. In deze groepen schrijven deelnemers een contract met zichzelf over waar ze tijdens de therapie aan gaan werken. Dit contract versterkt de zelfbeschikking van het groepslid in de groep. Het laat zien dat zij zelf het beste weten wat er voor hen op het spel staat. In ons groepsproces hebben we brieven geschreven aan onszelf en aan de andere groepsleden, waarin we aangaven hoeveel we wilden geven, op welke werkterreinen we ons wilden engageren, hoeveel tijd we aan de groep wilden besteden en welke taken we uiteindelijk niet wilden doen. We herzagen ook onze brieven. Het was een strategie om de cyclus van productiedruk in kunstcollectieven te doorbreken en om de grenzeloze zelfmobilisatie in dit uitbuitende werkveld tegen te gaan.’

Het lijkt erop dat wij, werkers in de kunstwereld, vaak de nogal ongestructureerde manier waarop het veld werkt idealiseren, terwijl we tegelijkertijd bang zijn om op regels aan te dringen, we vrezen dat we worden gestraft als we dingen te moeilijk maken en we voelen ons machteloos ten opzichte van het veld (Zimprich)

Kunstenaar, bouwer en pedagoog Harriet Rose Morley richt zich in haar praktijk sterk op de relatie tussen artistieke arbeid, zelforganisatie, feministische pedagogie, technische ambachten en zelfbouwidealen, bijvoorbeeld in een serie workshops over samenwerken en zorg in Het Nieuwe Instituut die ze organiseerde voor vaste medewerkers en freelancers. ‘Er zijn veel aannames die meespelen als je een werkrelatie aangaat. En er lijkt [in institutionele samenwerkingsverbanden] geen kader te zijn om deze vragen op een zorgzame manier te bespreken of om die perspectieven te laten bepalen hoe onze werkomgeving er eigenlijk uitziet.’   

Morley vertelt over haar ideeën over ‘hard werk’ en ‘zacht werk’. ‘“Hard werk” zijn de harde vaardigheden en technische vaardigheden, daar tegenover staat “zacht werk”, de minder zichtbare communicatieve en organisatorische vaardigheden. Eigenlijk zou ik willen dat we meer nadenken over hoe een bepaald project vereist dat we fysiek leren samenwerken, maar ook inzicht krijgen in wat samenwerking psychologisch, emotioneel of communicatief betekent.’ Morley wijst hier op een voorwaarde die MELT en FHCRG ook naar voren brachten tijdens onze bijeenkomsten: door het ontbreken van een gesprek over werkomstandigheden die op een zorgzame manier werken voor de kunstenaar (rekening houdend met hun fysieke, mentale en emotionele veiligheid en mogelijkheden), blijven de werkomstandigheden voor kunstenaars afhankelijk van top down institutionele opvattingen over hoe een werkomgeving eruit ziet, die velen uitsluiten en onderdrukken.

Het kunstenaarsduo Squirrel Nation (Caroline Ward en Erinma Ochu) vertelt over hun ervaringen met het opstellen van een ‘Community Agreement’. Deze overeenkomst heeft betrekking op de residenten van de The Fellows Lab, een residentie die is aangesloten bij het Ada Lovelace Institute en het JUST AI Network, dat zich richt op de sociale en ethische aspecten van data en AI. In hun eigen studio hanteert Squirrel Nation co-existentie als werkethiek. ‘Een gemeenschapsovereenkomst dient als de culturele infrastructuur van onze eigen omgeving, en berust op onze eigen voorwaarden’, stellen Ward en Ochu. Bij The Fellows Lab organiseerden residenten een workshop- en discussieprogramma genaamd ‘Open Lab’. Van bezoekers, zo vertellen Ward en Ochu, werd verwacht dat ze de ideeën van de fellows respecteerden en zich niet zonder meer schikken naar de belangen van een van de betrokken instellingen.  ‘Gemeenschapsovereenkomsten zijn leermiddelen om een gemeenschappelijke basis te creëren en kunnen individuele en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid bevorderen. Bezoekers van Open Lab kregen het document voorafgaand aan een bijeenkomst toegestuurd. Dit gaf aanknopingspunten om te reflecteren op de werelden die we als mensen binnen de kunstwereld en daarbuiten tot stand brengen. Het opent ruimte voor verschillende trajecten naar de toekomst.’ Squirrel Nation suggereert: ‘Het document bouwt een gemeenschap op door uit te nodigen tot gelijkwaardigheid. Collectief werk kan dan gemeenschappelijke banden, intersectionele solidariteiten en collectieve acties creëren.’

Ward en Ochu wijzen er op dat zo’n overeenkomst ook de instellingen helpt om hun burgerplicht te vervullen: ’In het Verenigd Koninkrijk hebben publieke instellingen en subsidieverstrekkers de wettelijke plicht om gelijkheid te bevorderen tussen mensen die zich identificeren met verschillende identiteiten en achtergronden. Ironisch genoeg werd deze wetgeving ingevoerd om ervoor te zorgen dat instellingen racisme en kwesties van ontoegankelijkheid zouden aanpakken, in plaats van alleen te kijken naar het werk dat de slachtoffers van discriminatie en ongelijkheid moeten doen.’ Ward en Ochu brengen het werk van Sarah Chander op die zegt dat ‘ontmantelen of herroepen in beleidskringen niet goed valt. Pleiten voor een verbod op bepaalde structureel racistische technologieën, wordt vaak bestreden als onrealistisch en “anti-innovatief”.’. Squirrel Nation, Morley, MELT en FHCRG zijn het erover eens dat instellingen zich actief moeten richten op het begrijpen van de arbeidslast die zij op de schouders leggen van de kunstenaars, en daarmee op hen met wier achtergrond en identiteit het beleid (en dus bureaucratische documenten zoals contracten) geen rekening houdt en die in dit proces worden achtergesteld.

Levende documenten

Community Riders, Access Documents en Care Riders doen precies dat. Het zijn documenten over samenwerking, toegankelijkheid en zorg die zich voegen naar de behoeften van de gemarginaliseerde persoon, duo, collectief en/of de gemeenschap waarvoor ze worden opgesteld. Squirrel Nation beschouwt de aandacht voor deze persoonlijke behoeften als ‘radicale praxis, het aanvoelen dat je zorg moet dragen’. Zij zeggen: ‘Ramon Amaro noemt dit een vorm van “precognition”, het anticiperen vanuit geleefde ervaring op wat er zou kunnen gebeuren, een soort voorspellende kwaliteit. Een creatieve collectieve aanpak [in deze behoeftes gezamenlijk formuleren] brengt vreugde. Bij het coproduceren van onze overeenkomst werd er veel gelachen.’

Kennis rondom het maken van Community Agreements, Access Documents en Care Riders wordt vaak gedeeld onder kunstenaars in workshops, gesprekken of online platforms. ‘De eerste keer dat ik kennismaakte met het idee van de Care Riders was in een workshop die werd georganiseerd door Staci Bu Shea in Hotel Maria Kapel in Hoorn’, vertelt Morley . ‘Ik werd aangetrokken door het voorstel van kunstenaars om deze concrete en duidelijke uitdrukking van hun behoeften in één document te noteren.’

Post-it, als reactie op een workshop van culturele werkers en kunstenaars die gevraagd worden naar hun wensen en behoeften, foto Harriet Rose Morley tijdens In Session @ Edinburgh Sculpture workshops

Britton van MELT kwam op hun beurt in aanraking met de Access Rider via Johanna Hedva, die dergelijk document van hen online had gepubliceerd in een uitgebreide blogpost. ‘Als het serieus wordt genomen door de instelling, maakt het werken met een Access Rider heel veel helder over de verhouding tussen institutionele werkers en kunstenaars.’, zegt Britton. ‘Dat gaat over zaken als fysieke toegangsbehoeften of manieren van onderling communiceren’, voegt Paehr daaraan toe.

Eigenlijk zou ik willen dat we meer nadenken over hoe een bepaald project vereist dat we fysiek leren samenwerken, maar ook inzicht krijgen in wat samenwerking psychologisch, emotioneel of communicatief betekent (Morley)

Kunnen we de Riders zien als contracten of overeenkomsten op zich? MELT zegt van niet. Want hoewel het in beide gevallen gaat om documenten die worden ondertekend, verschillen ze op een belangrijk punt van aard: ‘Contracten worden verondersteld open te staan voor onderhandeling, toegangsbehoeften zijn dat niet’, aldus Paehr. ‘Toch is het een interessant document in relatie tot contracten, omdat het wel een wig drijft in de arbeidsvoorwaarden, de werkpatronen en de freelance afspraken van instellingen om wat meer toegang te creëren’, zegt Britton. ‘Het kan echter zijn dat het voor institutionele werkers niet houdbaar is om de veranderingen in een anders discriminerende en onderdrukkende omgeving te handhaven.’ Op de vraag wat institutionele contracten kunnen leren van Care Riders, Access Documents en Community Agreements, geeft Britton een recent voorbeeld van een samenwerkingsovereenkomst die het Rotterdamse Varia (een organisatie gericht op het ontwikkelen van collectieve samenwerkingen met betrekking tot technologie) hen onlangs voorlegde. ‘Je kon aan de taal zien dat het document niet door een advocaat was opgesteld, maar voortkwam uit de behoefte van mensen die samenkwamen om na te denken over het soort van relatie die ze mogelijk willen maken en hoe het document daarop op te stellen.’

Morley stelt dat het goed zou zijn als instellingen kunstenaars uitnodigen de documenten op te stellen. ‘Het zouden instellingen moeten zijn die kunstenaars vragen hen deze informatie aan te bieden of zelfs kunstenaars te betalen om dergelijke toegangs- of zorgdocumenten te maken. Het zou prachtig zijn als instellingen zouden zeggen: Oké, we hebben een budget voor een halve dag en we willen graag met jullie samenwerken om dit document te maken. Zodat we weten hoe we samen kunnen werken. Deze processen moeten niet geïsoleerd plaatsvinden, maar via een geformaliseerd gesprek dat zorgvuldig wordt benaderd.’

Britton reageert ‘Ik denk dat dat [het collectief voeren van deze gesprekken] ook de reden is waarom ik het zo goed vind wat Hedva zegt in hun Access Rider. Hun stelt met zoveel woorden: “Dit document is niet alleen voor mij geschreven. Dit is voor al mijn verwante mensen met een beperking (en mensen wie beperkt worden door de maatschappij)  en eigenlijk voor ons allemaal, om een meer toegankelijke manier van werken onderdeel te maken van onze praktijk”.’

*Delany Boutkan (onderzoeker, in dienst van Het Nieuwe Instituut) in samenwerking met Squirrel Nation (Caroline Ward en Erinma Ochu), MELT (Isabel Paehr en Ren Loren Britton), Feminist Health Care Reseach Group (vertegenwoordigd door Inga Zimprich, FHCRG zijn Julia Bonn en Inga Zimprich) en Harriet Rose Morley.

DIT ARTIKEL VERSCHEEN EERDER IN NEO-90’S, METROPOLIS M No 5-2022

Community Riders, Access Documents en Care Riders zijn documenten over samenwerking, toegankelijkheid en zorg die zich schikken naar de behoeften van de gemarginaliseerde persoon, duo, collectief en/of de gemeenschap waarvoor  ze worden opgesteld

 

Referenties

Archival Care Rider door Collecting Otherwise Working Group https://collectingotherwise.hetnieuweinstituut.nl/en/archival-care-rider

Care Rider Workshops door Staci Bu Shea: https://stacibushea.info

Complaint! by Sara Ahmed

Do the Right Thing – A Manual from MFK (Malmö Free University for Woman) door Lisa Nyberg and Johanna Gustavsson
http://www.lisanyberg.net/do-the-right-thing-a-manual-from-mfk/

https://www.kunstinstituutmelly.nl/nl/people/105-the-feminist-health-care-research-group-inga-zimprich

‘A [love] letter to [black and brown] [queer] and [disabled] [feminists]’, Dreaming Beyond AI door Sarah Chander 

JUST AI visiting racial justice Fellowships

https://www.adalovelaceinstitute.org/just-ai/visiting-fellowship/

Louise Hickman, ‘Transcription work and the practices of crip technoscience’, 2019, Catalyst: Feminism, Theory, Technoscience, 5(1), 1–10, https://doi.org/10.28968/cftt.v5i1.32081

Community Agreement for Open Labs door Louise Hickman, Yasmine Boudiaf , Irene Fubara-Manuel, Sarah Devi Chander, Erinma Ochu, Caroline Ward. 2021.

https://docs.google.com/document/d/e/2PACX-1vSoNVDMnYmcojEUtC4ayxNyZe-vTGtTjYus5MtYK2MAwsQm-coyuDl9XhOQnYf2NF3swr6rA2aPcf6q/pub?urp=gmail_link

Ramon Amaro, 2018. Precognition. In: Rosi Braidotti and Maria Hlavajova, eds. Posthuman Glossary. London: Bloomsbury Academic, pp. 365-368.

Public Sector Equality Duty  https://www.equalityhumanrights.com/en/advice-and-guidance/public-sector-equality-duty

Sick Woman Theory Hedva’s Disability Access Rider door Johanna Hedva: https://sickwomantheory.tumblr.com/post/187188672521/hedvas-disability-access-rider

Christen A. Smith, Erica L. Williams, Imani A. Wadud, and Whitney N. L Pirtle, 2021 ‘Cite Black Women: A Critical Praxis (A Statement)’, Feminist Anthropology 2, no. 1: 10–17. https://doi.org/10.1002/fea2.12040

The Tyranny of Structurelessness door Jo Freeman

The Transformative Justice Framework and Community Accountability,

Varia, Gouwstraat 3, Rotterdam: https://varia.zone

Delany Boutkan en gesprekspartners*

is onderzoeker, schrijver en curator

Recente artikelen