metropolis m

Moosje M Goosen and Daily Practice (Suzanne Weenink), On Wards Inwards, 2021, On Wards, 2021, 43 vellen inkjet op papier, met dank aan Moosje M Goosen, Inwards, houten meditatievloer, houten bank, met dank aan Daily Practice, meditatiekussens door Nienke Terpsma. Te zien in 84 STAPPEN bij Kunstinstituut Melly, Rotterdam, 2021. Foto: Kristien Daem

In Kunstinstituut Melly nemen Moosje M Goosen en Toon Meijaard plaats op de meditatievloer die Goosen er met Suzanne Weenink heeft geinstalleerd. Ze spreken elkaar over kunst, taal, literatur en ziek-zijn. Een aantal jaren geleden kreeg Goosen donorlongen: ‘Ik heb een hele intieme relatie met iets wat niet meer bestaat’

Het is 1 februari en ik loop langs de winderige Westersingel van Rotterdam Centraal naar Kunstinstituut Melly. Bij de entree word ik opgewacht door Moosje M Goosen. Zij toont daar de installatie On Wards Inwards, een samenwerking met Suzanne Weenink / Daily Practice. In de dagen voor ons gesprek las ik een aantal essays van haar. Daarin beschrijft ze hoe ziekte voor haar een denkvorm is, een manier om de wereld te interpreteren. Ons gesprek zal gaan over hoe kunst, taal, literatuur en ziek-zijn zich tot elkaar verhouden en hoe kunst het element kan zijn dat ervaring en taal verbindt.

In haar essays vertelt Moosje wat ze heeft meegemaakt. Ze kreeg in 2014 een auto-immuunziekte die na enkele jaren tot een longtransplantatie heeft geleid. Het is een periode die van enorm belang is geweest voor haar werk, waarin existentiële vragen over het leven en de dood vanuit de lichamelijke beleving naar voren komen.

We gaan zitten op de meditatievloer die onderdeel is van het werk On Wards Inwards, en beginnen ons gesprek.

Toon Meijaard

In je essays schrijf je heel treffend over ziekte en taal en in het werk waar we zo naartoe gaan komt dat erg naar voren. Hoe heb je die twee uitersten, de tekst en de lichamelijke ervaring van het ziek-zijn met elkaar kunnen verbinden?

Moosje M. Goosen, 'On Wards. Dispatches from a hospital bed', geinstalleerd door Suzanne Weenink bij Daily Practice, Rotterdam. March 29 – June 14, 2020. Foto: Suzanne Weenink

Moosje M Goosen

‘Mijn eerste confrontatie met ziekte was het niet kunnen verwoorden, de muur van taal waar je tegen oploopt. Ik werd gediagnosticeerd met een ziekte die eigenlijk niemand kent en een nogal paradoxale benaming heeft: NSIP ofwel, ‘non-specific interstitial pneumonitis’, met een onderliggende undifferentiated connective tissue disease, afgekort as UCTD. Dat zijn vreemde termen voor een ziekte: non-specific en undifferentiated. Temeer omdat de gevolgen ervan zo groot kunnen zijn, tot transplantatie aan toe. Ik was dus meteen geconfronteerd met een soort onverschilligheid van de specificiteit van taal: iets kan benoemd worden als aspecifiek en ongedifferentieerd. Dan ben je nog nergens en kan je nog steeds niet vertellen aan de wereld wat jouw specifiek lijden inhoudt. Hier liep ik voelbaar tegen een grens aan. Het hele mechanisme van de ervaring van taal, ervaring als taal stokte. Zoals de taal niet meer vanzelfsprekend was, zo verloor ik in eerste instantie ook mijn geloof in de filosofie. Ik was altijd veel met het werk van Jacques Derrida (een Franse denker uit de 20e eeuw, TM) bezig, met zijn woordspelingen en letterlijke avances naar de dood, in en als tekst. Nu was er ineens een wezenlijke, praktische noodzaak vanuit het lichaam om te weten: hoe te leven? Hoe verder te leven? Maar daarmee kwam de eeuwenoude vraag van de filosofie eigenlijk meteen weer op mijn bord te liggen.’

‘Mijn eerste confrontatie met ziekte was het niet kunnen verwoorden, de muur van taal waar je tegen oploopt. Ik werd gediagnosticeerd met een ziekte die eigenlijk niemand kent

Toon Meijaard

 Wat heb je uiteindelijk gedaan met die vraag?

Moosje M Goosen

‘Dit viel samen met een aanstelling bij de Universiteit van Amsterdam voor een promotieplek. Op dezelfde dag dat ik dat te horen kreeg, hoorde ik ook dat mijn ziekte niet behandelbaar was. Het voelde alsof ik voor een keuze kwam te staan: filosofie of leven. Doe ik mijn onderzoek zoals ik het van tevoren uitgedacht had? Dat voelde heel geforceerd. Ik voelde een spanning tussen de filosofie en het leven, en in plaats van deze op te lossen, heb ik geprobeerd om als het ware in die spanning te gaan zitten door middel van taal, met ziekte als ongekozen element in het leven, en als filosofisch instrument. Het onderzoek zelf vormt daarmee ook een soort van memoires van het bedrijven van filosofie, en de menselijke drang naar zelfonderzoek.’

Toon Meijaard

 Eén van de grote voorbeelden uit de Franse filosofie die over ziekte schrijft is Jean-Luc Nancy. Ik denk meteen aan zijn essay De Indringer, over zijn harttransplantatie, en hoe dat naar het einde van zijn leven toe zijn denken overhoop haalde. Maar in jouw essays lijken ziekte en die transplantatie een soort begin te markeren. Hoe zie je dat?

Moosje M Goosen

‘Het proces van ziekte heeft mij wezenlijk getransformeerd. In zijn essay noemt Nancy transplantatie een metafysisch avontuur. Dat is het voor mij ook zeker. Maar meer nog dan met Nancy is mijn onderzoek altijd in dialoog geweest met het werk van Jacques Derrida. Ik bewonder hem vooral om wat hij als persoon in de filosofie heeft kunnen betekenen. Hij is sceptisch ten opzichte van de Westerse filosofie, zonder de laatste tekort te doen. Zijn deconstructie van klassieke teksten vormt namelijk ook altijd een soort eerbetoon aan die teksten, door de enorme aandacht, de grondigheid, en niet te vergeten, het plezier, waarmee hij deze materie bestudeert.
In mijn promotieonderzoek vormt de openingszin van Derrida’s Specters of Marx een doorlopende lijn, een soort mantra: I would like to learn to live. Dat is voor mij in essentie de filosofische drijfveer. Ik wil leren leven. Maar het is ook een wens die de filosofie niet kan vervullen, omdat het leven als louter object van kennis niets meer met beleving te maken heeft. Die ambivalentie ten opzichte van de filosofie, als een soort tegenpool van de revolutie, is maar één facet van Specters of Marx, dat zelf ook niet te reduceren is tot een hapklare samenvatting: het gaat over Marx, over rondwarende geesten, de spirit van de revolutie, de zorg en aandacht voor het afwezige, voor wat was en nog komen moet, in een ‘time out of joint’, verwijzend naar Hamlet. Je kunt het boek een leven lang blijven lezen en je steeds concentreren op een ander aspect van de tekst, die zelf in zekere mate altijd ongrijpbaar blijft. Daarmee benadert de tekst het leven als vorm. Dat is iets dat ik meeneem in mijn eigen teksten en verdere onderzoek: als schrijver en lezer ben ik geïnteresseerd in de effecten van tekst op het lichaam en lichaam op tekst.

Toon Meijaard

Kun je wat meer vertellen over die spanning tussen leven als proces van verandering en filosofie als beschrijving van het leven?

Moosje M Goosen

‘Je gaat noodzakelijkerwijs heel anders kijken naar dingen als je ziek bent. Er is geen ruimte voor abstractie, alles is letterlijk en persoonlijk. Om terug te komen bij Nancy’s De Indringer, ik las dat om na te kunnen denken over de transplantatie die nog in de toekomst lag, en eigenlijk haalde ik maar één ding uit de tekst: dat hij zo’n 10 jaar na zijn transplantatie nog altijd in leven was. Ik las de tekst voor het eerst, ik denk, in 2014, en ook toen leefde Nancy nog—nog eens ruim 10 jaar extra. Dát was op dat moment voor mij de vitale boodschap van deze tekst. Ziekte doet een beroep op andere vormen van kennis en ervaring delen, wat ik in mijn proefschrift heb geprobeerd te weerspiegelen door bijvoorbeeld gebruik te maken van een literaire stijl en methodes die niet meteen het intellect aanspreken, maar een beroep doen op andere vormen en andere delen van ons wezen.’

We lopen naar de tekst On Wards, een werk dat bestaat uit twee muren waarop witte vellen met korte tekstfragmenten zijn gespijkerd.

Moosje M Goosen, detail 'On Wards', 43 vellen inkjet op papier (2019), geinstalleerd door de crew van Kunstinstituut Melly. Foto: Moosje M Goosen

Moosje M Goosen

On Wards bestaat uit fragmenten die ik in de verschillende periodes in het ziekenhuis heb geschreven. Schrijven was een manier om de onzekerheid te kunnen doorstaan. In tekst kunnen tegenstrijdigheden naast elkaar bestaan, mag het leven onduidelijk zijn. De fragmenten heb ik uiteindelijk samengebracht als fictieve tekst die de lichamelijke sensaties en gedachtenflarden beschrijven van iemand die op de Intensive Care ligt. Het is een innerlijke monoloog, die uiteindelijk aan iemand anders gericht is. Wat ik zelf heel opmerkelijk vond van toen ik mijn nieuwe longen ontving was het besef dat ik niet één wezen ben.’

‘Mediteren is ook niet meer of minder dan een oefening in het accepteren van onzekerheid, niet-weten, en tegenstrijdigheden. Deze vloer en kussens bieden daar, net als de tekst, gelegenheid toe’

Moosje M Goosen and Daily Practice (Suzanne Weenink), On Wards Inwards, 2021, On Wards, 2021, 43 vellen inkjet op papier, met dank aan Moosje M Goosen, Inwards, houten meditatievloer, houten bank, met dank aan Daily Practice, meditatiekussens door Nienke Terpsma. Te zien in 84 STAPPEN bij Kunstinstituut Melly, Rotterdam, 2021. Foto: Kristien Daem

Moosje M Goosen and Daily Practice (Suzanne Weenink), On Wards Inwards, 2021, On Wards, 2021, 43 vellen inkjet op papier, met dank aan Moosje M Goosen, Inwards, houten meditatievloer, houten bank, met dank aan Daily Practice, meditatiekussens door Nienke Terpsma. Te zien in 84 STAPPEN bij Kunstinstituut Melly, Rotterdam, 2021. Foto: Kristien Daem

Toon Meijaard

Laten we er langs lopen. Is er iets wat je eruit zou willen halen?

Moosje M Goosen

‘Ja, deze pagina. Dit stukje gaat eigenlijk over toen ik te horen kreeg dat ik afhankelijk zou zijn van een transplantatie. Om over de taligheid te spreken waar je naar vroeg, dat er geen compartiment in mijn hersenen aanwezig was waar die informatie kon landen. Dat compartiment moest ik zelf creëren met taal en, in dit geval, beeld.

You’ll need new lungs, the doctor said.
This had prompted an image of a pair of shoes.
Only they wouldn’t be new of course;
they would be worn, bearing
the imprint of their previous owner.

(fragment uit On Wards)

Toon Meijaard

Jij hebt van mij gelezen dat ik iets heb meegemaakt wat enigszins op dat van jou lijkt, en dat ook ik een chronische ziekte heb. Er moest in 1998 een stuk long van mij verwijderd worden en ik kon me gewoon niet voorstellen wat daar mee gebeurd was. Ik kon me niet voorstellen dat dat stuk in een vuilniszak was beland, die dan nog net niet buiten was gezet, maar dat ze er niet veel liefdevoller mee om zijn gegaan. In mijn hoofd had ik daarom het beeld, ik was toen vier jaar, dat ze dat stuk in een kastje hebben opgeborgen. Tegelijk stelde ik me voor wat er in die andere kastjes lag: een hart, een nier, een stuk lever.

Moosje M Goosen

‘Het idee dat de longen van iemand anders in mijn lichaam zitten is nog steeds iets dat af en toe als nieuw binnenkomt bij mij. Ik kan dat nog steeds niet rationeel plaatsen, het is voor mij een realiteit die ik steeds opnieuw lichamelijk moet gewaarworden. Ik heb een hele intieme relatie met iets wat niet meer bestaat. Ik weet immers niets van deze donor, geen leeftijd, geen afkomst. Het enige dat ik weet is dat deze longen komen van iemand die ongeveer mijn lengte moet zijn geweest, omdat de longen van een veel langer iemand niet zouden hebben gepast in mijn lichaam. Ik stond al een tijdje bovenaan de wachtlijst maar kwam maar niet aan de beurt: er kwamen alsmaar grote longen voorbij. In zo’n situatie hoef je niet meer te beredeneren of je lichaam nou alleen een omhulsel is of niet.
Ik had er nooit eerder over nagedacht dat je met een donorregistratie de mogelijkheid tot een onvoorwaardelijke relatie met het onbekende aangaat—met een onbekende. Ik vind het heel bijzonder dat de medische wetenschap een dergelijke filosofische relatie op basis van abstractie en anonimiteit voort heeft gebracht. Mensen die zich als donor hebben geregistreerd beseffen zich misschien niet hoe dapper die beslissing is, ook al wordt hij hypothetisch genomen.’

We lopen een stukje verder en passeren de hoek die de helft van het werk markeert. Iets na die hoek is een pagina helemaal gevuld met tekst, als een soort hoeksteen in het werk.

Toon Meijaard

Ik zie een pagina die geheel volgeschreven is, waarbij de vele herhalingen van ‘Roses and candles’ opvallen. Kun je iets vertellen over deze pagina?

Moosje M. Goosen, 'On Wards', geinstalleerd door Matthias Sohr bij Bureaucracy Studies in Lausanne, van 11 november tot 19 december 2021. Foto: Julien Gremaud

Moosje M Goosen

‘Ik wilde in de gehele tekst in die kamer op de Intensive Care blijven, maar ik wilde ook één herinnering van de ziekenhuisopname vóór de transplantatie toevoegen. Deze serie vormt maar een beknopte selectie van de fragmenten die ik gedurende de jaren in het ziekenhuis en in bed geschreven heb. Dit fragment gaat over de angst dat ademen niet meer voldoet. “Smell the roses, blow out the candles” (adem in door de neus, adem uit door zacht uit te blazen) was iets dat ik had geleerd op youtube. Zo adem je “goed”. Maar dat soort oefeningen kunnen natuurlijk niet oplossen dat je een substantieel zuurstoftekort hebt.

All the oxygen in the world could not prevent my lungs from failing. I closed my eyes, sniffed up small bits of air through my nose and tried to keep it, hold it in my lungs for just a moment. I exhaled again and repeated the motions. Breathe in through the nose, breathe out through pursed lips, or as I had learned from a YouTube breathing tutorial: smell the roses, blow out the candles. Try it. Roses, candles. Roses, candles.’ (fragment uit On Wards)

On Wards als tekst fungeert als een werk op zich, maar als ruimtelijke installatie voegt het een laag toe. Het werk is visueel heel minimaal, het is doelbewust gemaakt met de meest simpele middelen: de tekst is geprint op A4 papier, op een desktop printer, en heeft een minimaal design. Dat heeft te maken met de eerste vertoning van het werk in Daily Practice, een kunst- en meditatieruimte in Rotterdam, gerund door Suzanne Weenink. Het werk is heel organisch ontstaan. De opening stond gepland tijdens de eerste COVID lockdown, in het voorjaar van 2020. Ik was eindelijk hersteld van mijn longtransplantatie en dit vormde een nieuw, wezenlijk gevaar voor mijn gezondheid. In overleg voerde Suzanne het werk uit voor mij, in mijn afwezigheid. Zij heeft de tentoonstelling opengehouden totdat ik zelf weer naar buiten durfde, dat was 3 maanden later. Wat ik hiervan geleerd heb is dat mijn hand als maker is niet nodig is voor het realiseren van dit werk. En dat dit een zekere vrijheid geeft. On Wards is ook in een ruimte in Zwitserland getoond (Bureaucracy Studies in Lausanne), waar ik samen met de curator, Matthias Sohr, heb besloten om het werk op mijn longhoogte te hangen. Ik heb dat toen thuis opgemeten, en hij heeft het daar voor mij opgehangen. Elke presentatie heeft dus zijn eigen minimale interventie, afhankelijk van de samenwerking. Hier in Melly is de interventie groter, aangezien het werk wordt getoond in combinatie met een meditatievloer, ontworpen door Daily Practice.’

On Wards is ook in een ruimte in Zwitserland getoond (Bureaucracy Studies in Lausanne), waar ik samen met de curator, Matthias Sohr, heb besloten om het werk op mijn longhoogte te hangen’

Moosje M. Goosen, detail 'On Wards', geinstalleerd door Matthias Sohr bij Bureaucracy Studies in Lausanne, van 11 november tot 19 december 2021. Foto: Julien Gremaud

Toon Meijaard

Laten we naar het einde van de tekst lopen. Waar zou je met het einde willen beginnen?

Moosje M Goosen

 ‘Volgens mij begint dat met een beschrijving over de nacht. De verteller ligt wakker en valt weer in slaap. Er wordt in steeds minder en kortere woorden gecommuniceerd. Er staat: ‘we really opened up to each other’. Op dat moment komt de kijker erachter dat degene die in vertrouwen is genomen zowel de lezer is, als de donor die niet meer leeft. De donor neemt eigenlijk tijdelijk bezit van het lichaam van de lezer. De tekst eindigt met de maand en het jaartal waarin ik mijn donorlongen kreeg. De tekst, en dit einde, is natuurlijk ook een eerbetoon aan mijn donor. Wij hebben nooit “afscheid” van elkaar kunnen nemen, omdat we bij leven geen relatie hadden tot elkaar. En toch maken wij onderdeel uit van elkaars bestaan: ik zie mijzelf als een voortbestaan van ons beiden. We zijn beiden over-levenden, zoals Derrida het ooit verwoordde in zijn laatste interview. Ik nog in leven, de ander voorbij leven en dood.’

We draaien ons om en kijken naar Inwards, het onderdeel dat door Suzanne Weenink / Daily Practice is uitgevoerd. De installatie bestaat uit een houten meditatievloer, meditatiekussens en witte dekens, vermoedelijk om op te liggen of zitten.

Toon Meijaard

Wat voor een soort werk is Inwards, en hoe is het tot stand gekomen?

Moosje M Goosen

Inwards is het onderdeel dat door Suzanne Weenink van Daily Practice is gerealiseerd. Zoals ik het werk zie, vormt het een knipoog naar het minimalistische werk van Donald Judd, terwijl het ook heel nadrukkelijk “gewoon” een vloer is. In essentie nodigt het uit tot bewustwording van de adem. Dat is namelijk iets wat we normaal eigenlijk niet registreren. Zowel ziekte als meditatie maakt je ervan bewust dat adem leven is. Om de week zijn er op dinsdagen korte meditaties, en tijdens de seizoenswisselingen mediteren we hier een hele dag in stilte. Omdat de tentoonstelling (84 STEPS) een lange loopduur heeft, doen we dat inmiddels al bijna twee jaar. We zitten op meditatiekussens van Nienke Terpsma: ze zijn gemaakt van linnen tasjes die je vaak ter promotie bij tentoonstellingen krijgt. Iedereen heeft wel een paar van die linnen tasjes aan de kapstok hangen. Ik vind het mooi om in stilte en met alle aandacht op die tasjes te zitten, die zelf allemaal schreeuwerig om aandacht vragen. Ik hou van tegenstrijdigheden. Mediteren is ook niet meer of minder dan een oefening in het accepteren van onzekerheid, niet-weten, en tegenstrijdigheden. Deze vloer en kussens bieden daar, net als de tekst, gelegenheid toe.’ 

We beëindigen het gesprek en lopen samen naar buiten, waar het inmiddels bijna donker is geworden. We hebben anderhalf uur over kunst en het leven gepraat, en nu waait de wind weer in ons gezicht.

On Wards Inwards is nog t/m 21 mei 2023 te zien in Kunstinstituut Melly. Voor deelname aan de dinsdag- en seizoensmeditaties, raadpleeg de website.

Verder lezen:
Derrida, Jacques. 2006 (1993). Specters of Marx. Routledge
Nancy, Jean-Luc. 2002 (2000). De Indringer. Boom

Toon Meijaard

is schrijver en onderzoeker

Recente artikelen