metropolis m

‘Geological Meditation’ door Junghun Kim bij Whereabout project in SIGN (2022) Foto door Steven Maybury

Als kunststad probeert Groningen zich af te zetten tegen het idee van de periferie dat hij meer dan eens opgespeld krijgt. Hoe de culturele identiteit van de stad dan wél te omschrijven? Ruby de Vos vroeg het aan de kunstinstellingen zelf: hoe is het om hier te werken?

Een kleine kunstecologie van de stad Groningen bleek lastiger om te schrijven dan ik aanvankelijk dacht. Ik sta niet los van het Groningse kunstlandschap: ik schrijf voor enkele kunstinstellingen, bezoek andere regelmatig. De lijntjes zijn hier kort, de relaties vaak hartelijk, bij de openingen zie ik vertrouwde gezichten waarvan ik blij ben om ze weer te zien. De kunstscene hier voelde open nadat ik uit Amsterdam verhuisde: relatief laagdrempelig, weinig ego, veel enthousiasme.

Toch staan er maar relatief weinig stukken in kunstmedia als Metropolis M over Groningse exposities. Dit valt misschien niet los te zien van het wat vastgeroeste idee van een noordelijke culturele periferie, waar maar weinig zou gebeuren dat een lange treinreis waard is. ‘Hoewel veel van het noordelijke culturele aanbod zich inhoudelijk meet met het Randstedelijke aanbod, zeker als je afgaat op het aantal toekenningen van het Mondriaan Fonds (dat veelal wordt gezien als kwaliteitskeurmerk), is de aandacht van de landelijke media voor culturele evenementen in het Noorden magertjes,’ schreef Dinnis van Dijken vorig jaar in het Dagblad van het Noorden. Wanneer er dan toegang is tot een nationaal platform, voelt het formuleren van een beschouwende kritiek zowel precair als extra urgent. Bij het interviewen van de kleine, experimentele kunstinstellingen kom ik dezelfde paradox tegen: als kunststad probeert Groningen zich af te zetten tegen dat idee van de periferie, en moet het zich er tegelijkertijd steeds toe verhouden.

SPREAD zinefest, het resort x SIGN (2021)

Spreekwoordelijk is de afstand van de rest van Nederland tot Groningen altijd groter dan andersom. Toch lijkt dat meer voor publiek en critici te gelden dan voor kunstenaars, die vaak enthousiast zijn wanneer ze gevraagd worden hier te exposeren. ‘Ik weet natuurlijk niet echt hoe het in andere steden is, maar ik hoor wel van de kunstenaars met wie wij samenwerken dat ze het hier heel prettig vinden,’ zegt Ellen de Haan, codirecteur van het resort, een nomadische kunstinstelling die ieder seizoen een nieuwe locatie in de stad zoekt. ‘De openheid, het vertrouwen, dat je heel gemakkelijk ergens anders kan aankloppen. Dat wordt als heel bijzonder ervaren door kunstenaars die niet uit het noorden komen.’

Ellen de Haan: ‘De openheid, het vertrouwen, dat je heel gemakkelijk ergens anders kan aankloppen. Dat wordt als heel bijzonder ervaren door kunstenaars die niet uit het noorden komen’

Nostalgia Shop, het resort (2023). Foto door Lisa Jasperina Bommerson

Is er in Groningen iets anders gaande dan elders in Nederland? Is er hier sprake van een bijzonder open en vriendelijk kunstklimaat? Ik hoor dezelfde verhalen bij andere kunstruimtes die ik spreek: ze geven allemaal aan dat de kunstenaars met wie ze werken Groningen zien als een (onverwacht) veilige kunststad, die veel ruimte biedt voor experiment, samenwerkingen en nieuwe initiatieven, en weinig voor ego en concurrentie. ‘Juist omdat er niet superveel is op het gebied van beeldende kunst in Noord-Nederland, beconcurreer je elkaar niet echt,’ beaamt Agnes Winter. Winter is projectbegeleider en adviseur bij Kunstpunt Groningen, en was initiatiefnemer en coördinator bij Noordenaars, een platform dat de zichtbaarheid, herkenbaarheid, en samenwerkingen voor presentatie-instellingen in Noord-Nederland wil stimuleren. Het platform heeft elf leden, waarvan er zes in het centrum van Groningen kantoor houden. Winter: ‘Er heerst het idee dat je elkaar nodig hebt, en dat je elkaar kan versterken door samen te werken.’

Een van de ideeën waar Noordenaars op inzet is het tegengaan van creatieve braindrain uit het Noorden: er moet hier ruimte zijn om (inter)nationaal door te groeien voor kunstenaars uit het noorden. Ook NP3, een kunstplatform met drie onderzoeks- en presentatieruimtes van Ruud Akse en Zwaan Ipema, benadrukt het belang hiervan. Samen met het Groninger Museum initieerden zij Young Grunn Artist, een talentontwikkelingstraject voor kunstenaars dat leidt tot een expositie in het museum (in 2021 gewonnen door Marit Westerhuis). ‘We hebben vanaf het begin een beroep gedaan op het Groninger Museum dat ze iets moesten gaan doen met het veld,’ zegt Ipema. ‘Je hoeft niet een jaarlijkse tentoonstelling met een jong talent te maken, maar je moet als museum laten zien: we hebben ook ruimte voor lokale kunstenaars.’

De achtergrond hierbij is dat de gemeente Groningen zich profileert als ‘city of talent,’ wat zich concreet vertaalt naar beleid waarin talent zich kan ontwikkelen, maar waar het meestal niet vastgehouden wordt. Zo is er ook hier een tekort aan ateliers, en is het aanbod vaak tijdelijk. Broedplaatsen zoals Backbone050 en de Biotoop staan onder druk. Dit maakt talentbinding lastig.

Hoewel veel kunstruimtes het belang van de ondersteuning van de Groningse scene onderschrijven, plaatsen sommige een kritische noot bij het idee van een lokale keten. ‘Het achterland van de kunstenaar moet zich niet tot één streek beperken,’ zegt Ron Ritzerfeld van SIGN, een tentoonstellingsruimte die zich vooral op jonge kunstenaars richt. ‘Je moet je ook tot de rest van het land verhouden.’ Dat statement is voor Ritzerfeld en zijn collega Marie-Jeanne Ameln zowel van toepassing op kunstenaars als op kunstruimtes. SIGN maakt negen groepsexposities per jaar, waarbij jonge kunstenaars uit het hele land nieuw werk maken en ervaringen uitwisselen. Juist die verbreding is essentieel, benadrukken Ritzerfeld en Ameln in ons gesprek. Een al te sterke nadruk op lokaliteit maakt onnodig onderscheid tussen Noord-Nederland en de rest van het land. Zo reproduceer je vooral het denken over Groningen als periferie en zet je de stad op afstand van de rest van het land.

Tegelijkertijd is het niet vreemd dat het idee van de periferie standhoudt binnen de huidige manier van subsidieaanvragen. ‘Ik ben het echt ontzettend oneens met termen zoals “de regio” versus de Randstad, zoals bij het Mondriaan Fonds,’ zegt De Haan. ‘Het zijn schadelijke woorden, je voelt je meteen klein. Dat taalgebruik moet veranderen.’

Etalage SIGN voor Susanne Khalil Yusef: ‘Tralalala’ at Inter-Face project (2019). Foto door SIGN

Inzetten op lokale verbinding sluit uiteraard verbondenheid met een breder publiek of aandacht voor nationale ontwikkelingen niet uit. Toch geven de gesprekken die ik voer wel blijk van het centrale spanningsveld waar Groningen mee te maken heeft: hoe geef je de stad een sterke en duurzame positie binnen het nationale kunstlandschap, zonder haar daarvan apart te zetten, zoals dat op landelijk niveau al te vaak gebeurt? Het idee dat je als stad maar een kleine speler bent, laat zich gemakkelijk internaliseren – directeur Andreas Blühm verwijst geregeld naar het Groninger Museum als ‘een klein museumpje’ – en wordt daarmee misschien vanzelf werkelijkheid. In deze vicieuze cirkel kan er een calimerocomplex ontstaan, waarbij de hegemonie van de Randstad bovendien snel voor lief aangenomen wordt.

Ellen de Haan: ’Ik ben het echt ontzettend oneens met termen zoals “de regio” versus de Randstad, zoals bij het Mondriaan Fonds. Het zijn schadelijke woorden, je voelt je meteen klein. Dat taalgebruik moet veranderen.’

De week van het kunstenaarsboek in Block C. Foto door Robert Mulder

Ice Age is Coming van Margriet van Wenen in Block C. Foto door Marinus Augustijn

Vanuit een aantal kunstruimtes wordt die neiging om automatisch naar het westen te kijken daarom bevraagd, zoals door Pieter Augustijn van ARTisBOOK, een instelling die zich specialiseert in kunstenaarsboeken. ‘Ik denk dat de periferie een interessante positie kan zijn om vanuit te werken; er is ruimte voor nieuwe ideeën en andere organisatievormen,’ zegt hij. ‘Het idee van de periferie veronderstelt echter ook een centrum, en een streven daarnaartoe.’ Je kan dat streven zelf bevragen, maar daarnaast ook het centrum verleggen. ‘Groningen ligt bijvoorbeeld net zo ver van Amsterdam en Rotterdam als van Bremen en Hamburg. En waarom zouden we ons niet verhouden tot steden buiten Europa?’ aldus Augustijn. Het centrum als mobiel gegeven ligt ook ten grondslag aan ARTisBOOK zelf. De stichting, die een vaste ruimte kreeg in 2020, werd opgericht voor de Week van het Kunstenaarsboek in 2018. Aan deze kunstmanifestatie deden uiteindelijk 25 culturele instellingen mee. Tien dagen lang was Groningen het centrum van het kunstenaarsboek, met veel (inter)nationale namen en aandacht.

Pieter Augustijn: ‘Het idee van de periferie veronderstelt een centrum, en een streven daarnaartoe’

Daarnaast is de week een interessant voorbeeld van intensieve samenwerkingen tussen kunstruimtes in de stad. ‘Er was ontzettend veel enthousiasme: we organiseerden een introductieavond voor culturele instellingen, en iedereen wilde meteen meedoen,’ vertelt Agnes Scholte. Scholte is samen met Marinus Augustijn galeriehouder bij Block C en was een van de intiatiefnemers van de week. Scholte: ‘Het creëerde een heel waardevol gevoel van verbinding, van “we hebben dit samen neergezet”.’ Ook voor andere terugkerende kunstmanifestaties, zoals SPREAD zinefest (geïnitieerd door SIGN en het resort) en het Noorderlicht International Fotofestival, bundelen kunstruimtes hun krachten.

Als stad leent Groningen zich zeer goed voor zo’n format: vanwege het compacte centrum bevinden de meeste culturele instellingen zich op loopafstand van elkaar. Zo ontstaat er gemakkelijk samenhang, terwijl er ruimte blijft voor elke kunstinstelling om vanuit hun eigen identiteit en focus te reageren op het thema. Het faciliteert publieksuitwisseling tussen de kunstruimtes, en het uitgebreide programma maakt het extra interessant voor een nationaal publiek om een dag naar de stad af te reizen. Bovendien voegen zulke evenementen veel toe aan het aanbod: door samenwerkingen kunnen in Groningen evenementen worden georganiseerd die individuele instellingen misschien niet van de grond kunnen krijgen. De ruimtes zijn vaak relatief klein, de mankracht beperkt; de meeste instellingen worden gerund door een klein team van twee tot vier mensen. Manifestaties zijn een manier om die aspecten in ieder geval gedeeltelijk op te vangen en complexere of grootschaligere projecten te realiseren.

Le Lola Nightclub, 500 m2 installatie van soft sculptures in NP3 (MOBi locatie) door kunstenaar Jurjen Galema (2022). Foto door NP3

Jan Tengbergen

De kunstmanifestaties zijn vaak non-hiërarchisch, in zoverre er niet altijd een spil is waar alles omheen draait. Het Groninger Museum is hierbij vaak de grote afwezige. Met recente tentoonstellingen zoals JR: Chronicles en Bitterzoet Erfgoed zoekt het museum op grote schaal de connectie met de stad, maar niet per se met de Groningse kunstruimtes. Desgevraagd geeft Blühm aan dat het Groninger Museum wel degelijk geïnteresseerd is in samenwerkingen met kleine kunstinstellingen, maar dat het lastig is gezien het feit dat het museum vaak veel verder vooruitwerkt dan andere organisaties. ‘Daar balen wij zelf ook van, dat we niet spontaan kunnen zijn. Het is een aandachtspunt binnen onze organisatie om meer ruimte te creëren voor flexibiliteit.’

Als die ruimte een fysieke vorm krijgt, zou dat bijzonder interessant kunnen zijn, aldus Peter Michiel Schaap, directeur van stedenbouwplatform GRAS, laatst op RTV Noord. Juist omdat het Groninger Museum voor publieksbereik veel inzet op blockbusters (Rolling Stones, Versace), zou zo’n ruimte expliciet gericht kunnen zijn op experiment en vernieuwing. Een waardevolle impuls voor de culturele sector, de kunstacademie, en de stad, aldus Schaap.

De animo voor zo’n plek is er. Zo vond in 2013 bijvoorbeeld de grote groepstentoonstelling All Is Giving plaats in het voormalig postkantoor, gerealiseerd door Ad de Jong en Esther de Graaf. De expositie werd gekarakteriseerd door véél werk, veel kunstenaars, en veel ruimte, en kon toentertijd op grote belangstelling rekenen. Het zou een toevoeging aan de stad zijn als dit soort dingen vaker gerealiseerd konden worden. Het voorbeeld toont daarnaast aan dat dit soort initiatieven niet per se vervuld hoeven worden door het museum, noch dat zo’n plek per se de vorm van een kunsthal moet krijgen, zoals Schaap suggereert. De Haan noemt dat een van de bestaande kunstruimtes zou kunnen doorgroeien in die positie; Augustijn oppert het idee van een gedeelde ruimte, waar verschillende instellingen een deel van het jaar kunnen programmeren.

Immersieve audiovisuele installatie ‘9’ in NP3 (MOBi locatie), een samenwerking van NP3 en Teddy’s Last Ride (2023). Foto door NP3

De vraag blijft dan wel: wat is het ijkpunt voor Groningen? ‘Moeten wij hier Rotterdammertje gaan spelen?’ vraagt Akse terecht. Er zijn verschillende visies binnen kunstruimtes op deze vraag. Naast de bijzondere nadruk op samenwerking, zou iets meer frictie misschien ook generatief kunnen zijn. ‘Ik mis soms nog wel een gezonde concurrentiedrang, waarin je elkaar beter maakt,’ zegt De Haan. Als de Groningse programmering meer lef, allure, of ambitie mag hebben, dan kan dat proces misschien beginnen met het afvragen wat we precies bedoelen met die woorden, en wie of wat daarin het voorbeeld is. Wat zou het bijvoorbeeld betekenen om juist de waarden die het Groningse kunstklimaat kenmerken als uitgangspunt te nemen, en daarin verder te groeien?

De vraag blijft dan wel: wat is het ijkpunt voor Groningen? Naast de bijzondere nadruk op samenwerking, zou iets meer frictie misschien ook generatief kunnen zijn

'The walking participants are also the art observers' door Hamish Fulton bij ARTisBOOK x Block C (2023). Foto door Robert Mulder

Met die laatste vraag kom ik uiteindelijk ook zelf weer uit op de paradox waar de kunstinstellingen van Groningen een antwoord op proberen te vinden. Tijdens het schrijven vroeg ik me regelmatig af: in hoeverre reproduceer ik nu opnieuw dat idee van de regio, het onderscheid, de afstand? En voor wie doe ik dat: is het verontschuldigend of beschermend? Of is het een oprechte reflectie over hoe het is om in de kunstsector te werken in het Noorden (en het Oosten, en het Zuiden)? Die twijfels zijn tenslotte niet los te zien van de gelimiteerde aandacht voor de Groningse culturele sector, zowel in regionale als nationale publicaties. Als Groningen haar culturele identiteit verder wil blijven versterken, dan is daar een duurzame uitwisseling van ideeën voor nodig op verschillende niveaus. Belangrijk hierbij is dat de stad beter ingebed wordt in een nationale kunstkritiek met een brede blik, die zowel aandacht heeft voor lokale nuance als voor grotere culturele ontwikkelingen.

ARTisBOOK – Pieter Augustijn, Lola Diaz Cantoni, Eleni Tsompanidou, Henk Woudsma

Galerie Block C – Marinus Augustijn en Agnes Scholte

het resort – Ellen de Haan

Kunstpunt Groningen

Noordenaars

NP3 – Ruud Akse en Zwaan Ipema

SIGN – Marie-Jeanne Ameln en Ron Ritzerfeld

Ruby de Vos

is promovenda aan de Rijksuniversiteit Groningen

Recente artikelen