metropolis m

Caroline Ruijgrok

Vaak streven kunstenaars naar het losmaken van een specifiek gevoel bij hun toeschouwers. Maar wat gebeurt er als de constructie is uitbesteed en uitgevoerd door een niet-menselijke entiteit? Lieneke Hulshof gaat in gesprek met drie kunstenaars die nadrukkelijk afstand nemen van de controle in de productie van hun werk en bespreekt de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen.

Bij het verlaten van Prospects & Concepts op Art Rotterdam, in de gang, valt mijn oog nog net op vier schermen die aan de linkermuur boven elkaar hangen. Er zijn videobeelden op te zien van een auto. Dichtslaande deuren, een stuur dat ronddraait, de richtingaanwijzer die wordt aangezet. Deze handelingen zijn deels ook te horen, het zijn de geluiden die we zo goed kennen; het klikken, schuiven en tikken, geluiden die voortkomen uit het moment dat een lichaam een auto activeert. Ik krijg geen grip op het ritme. Er is geen opbouw, geen clou en geen richting. Het is een verhaal zonder herkenbaar narratief.

Mark Prendergast vertelt dat hij deze auto afgelopen januari kocht en begon te filmen. Break Down To Break Through (2023) bestaat uit ongeveer honderd video’s van de auto. Op iedere video wordt één detail van de auto uitgelicht. De montage op de vier schermen wordt live bepaald door een door Prendergast ontworpen algoritme die de beelden onder andere afwisselt op basis van geluid. Of er een rustige of chaotische sequentie ontstaat, gebeurt zonder enige invloed van Prendergast. De montage heeft een oneindige duur en is nooit hetzelfde. 

Tijdens Art Rotterdam zag Prendergast het werk voor het eerst in werking. Hij verwondert zich over de afwisseling van type sequenties. ‘Het systeem dat ik ontwierp, probeert zichzelf te componeren en vier van dezelfde soort beelden te krijgen, het wil zichzelf ordenen. Maar het ritme struikelt altijd en kan nooit helemaal bijblijven. Ik denk dat je kunt voelen dat het algoritme tegen zichzelf vecht’.     

Mark Prendergast, Break Down To Break Through, 2023, courtesy de kunstenaar

Ik denk dat je kunt voelen dat het algoritme tegen zichzelf vecht

Niet-weten

Prendergast is niet de enige kunstenaar van dit moment die de productie van zijn werk uitbesteedt en het belang van het niet-weten aankaart. Ook Oscar Santillán heeft een praktijk ontwikkeld waarbinnen hij als kunstenaar niet als enige de productie van zijn werk wil aansturen.                

In zijn Amsterdamse atelier vertelt Santillán over The Andean Information Age (2021), een installatie die in het werkproces bij iedere stap is veranderd en uiteindelijk een autonome entiteit werd. Het uitgangspunt voor The Andean Information Age is de vraag welke kennis recht doet aan de werkelijkheid. Santillán kijkt daarbij zowel naar taxonomie als naar vormen van kennis die wegblijven van categoriseren. Hij legt uit: ‘We kijken in het Westen nog steeds naar de wereld door de lens van Carl Linnaeus (Zweedse wetenschapper 1707- 1778, red.). Linnaeus creëerde in de achttiende eeuw een classificatie van de aarde. Hij stopte alles in categorieën: insecten, dieren en mineralen van over de hele wereld. Hierdoor is het denken in rijken ontstaan. Daaruit voortvloeiend maakt Linneaus’ werk ook deel uit van de arbitraire scheiding tussen cultuur en natuur. Dit systeem vormt de basis van waaruit veel wetenschap is ontstaan en was zeer invloedrijk in het Westen bij het vergaren van onze taxonomische kennis. Alleen het Westen kon op deze manier de wereld categoriseren, omdat zij door haar koloniale macht een globaal perspectief had. ’

Voor dit werk van Santillán is het begrip tirakuna belangrijk, vrij vertaald betekent dit aardwezens. ‘Antropoloog Marisol de la Cadena (1957, red.) legt de idee van aardwezens als volgt uit. Een bepaalde berg wordt bijvoorbeeld door een gemeenschap in de Andes gezien als een tirakuna. Het betekent dat deze berg drie verschillende lagen heeft. De berg heeft een ecologische realiteit, een spirituele realiteit en als derde is de berg in staat tot zijn eigen subjectiviteit. De berg bestaat ook op zichzelf, los van elke vorm van menselijke duiding.  Door de wereld te zien als een samenkomst van aardwezens is voor inheemse gemeenschappen in de Andes alles collectief; alles is een tirakuna.’ 

Tijdens de pandemie begon Santillán met tekenen, waarmee hij op intuïtieve wijze westerse categorieën bevroeg. Santillán probeerde in deze tekeningen van alles te verzamelen in chaotische composities uit verschillende domeinen, óók het virtuele domein. Want door de bril van Linneaus gezien, zou die wereld er ook bij horen. Daarbij hanteerde hij geen hiërarchie of ordening. Later vertaalde hij deze tekeningen naar 3D entiteiten en ontstond er een grote digitale omgeving met massa’s bont, haar, gouden druppels, veerachtige wezens en organische vormen bedekt met een soort reptielachtige schubben. In zijn studio Antimundo hackte hij een 35 mm projector; een lawaaiige carrousel die plaats heeft voor tachtig beelden. Vanuit de digitale omgeving zette hij vervolgens tachtig virtuele foto’s om naar 35 mm dia’s om ze te kunnen projecteren. In de uiteindelijke sculptuur The Andean Information Age is onder de geprojecteerde beelden een audiofragment gesynchroniseerd; een stem leest hardop enkele passages uit zijn publicatie met de gelijknamige titel. Deze zomer klikken de dia’s in Radius in Delft voorbij en ziet de toeschouwer de amorfe vormen op een muur terwijl een voice-over precies in het ritme van de carrousel spreekt over de relatie tussen oude en nieuwe technologieën. Met elke stap is The Andean Information Age veranderd, het is een object geworden dat zelfstandig beweegt en handelt; een feedbackloop tussen het fysieke, analoge en het virtuele, digitale. De materialiteit van het object weerspiegelt zo in zekere zin de inhoud van het werk.

Osacar Santillán, The Andean Information Age, analoge diaprojectie die gehacked is door micro-computer, 2021 (1 van 80 35mm dia's)

Met elke stap is The Andean Information Age veranderd, het is een object geworden dat zelfstandig beweegt en handelt

Object wordt subject     

Prendergasts en Santillàns interesse in de productie van werk waarvan de uitkomst niet aangestuurd wordt door de kunstenaar, past in de hedendaagse tendens van het bevragen van westers privilege. Prendergast zegt te willen waken voor het uitleggen van de wereld: ‘ik wil in mijn werk niet alles bepalen en zeggen wat de wereld te betekenen heeft. Aan het benoemen van de dingen om ons heen vanuit mijn positie kleeft óók iets koloniaals. Ik probeer actief niks te zeggen over die auto, ik wil daar niks over uitleggen, maar eerder wil ik laten zien wat een auto zou kunnen zijn.’ Een auto is sec bezien een reeks oorzaak- en gevolgmomenten. Druk op de raamknop en het raam gaat omlaag, draai aan het stuur en het stuur draait. ‘Ik wilde dit systeem volgen tot het punt waar het een soort van breekt, om te zien of de logica van dit strakke systeem zo ver gevolgd kan worden dat het ergens richting chaos of waanzin gaat.’ Tegelijkertijd is de auto een placeholder voor ieder mogelijk object, het gaat Prendergast niet specifiek om de auto. Door zijn manier van filmen en de algoritmische montage wil hij kijken of de dingen op een andere manier tot ons kunnen spreken. ‘Ik vind het grappig en geweldig hoe de auto, dit levenloze object waarmee we allemaal leven en dat we op de een of andere manier vrij intiem kennen, plotseling zo’n gevoelig karakter krijgt.’     

Voor Santillàn speelt de politieke geschiedenis van het land waarin hij opgroeide een belangrijke rol. Toen de Spanjaarden in de zestiende eeuw het huidige Ecuador binnenvielen, probeerden ze te achterhalen wat tirakunas waren. Zij wilden alles wat van belang was in de Andes beheersen zodat ze de inheemse bevolking konden kerstenen, met geweld wanneer nodig. Toen ze beseften dat eigenlijk alles een tirakuna was, en als aardwezens een schakelketting vormden, glipte hun beoogde heerschappij hen door de vingers. ‘In die zin waren deze inheemse manieren van zijn al in tegenspraak met de principes van de westerse taxonomie. Daar ben ik door geïnspireerd en de tekeningen die ik maak komen uit twee bronnen; uit tirakunas en de virtuele wereld. Ik denk dat deze aardwezens een relatie hebben met nieuwe technologieën als AI of virtual reality omdat daarin ook alles met alles verbonden kan zijn.’

Santillán toont met The Andean Information Age zijn verwantschap met de basisideeën van inheemse kennis uit de Andes, maar wil daarbij een nieuwe beeldtaal hanteren. Zo verzet hij zich tegen het reproduceren van beelden afkomstig uit inheemse culturen. ‘Zelfs als de maker er een goede bedoeling bij heeft, denk ik dat dit soort voorstellingen vaak een bevestiging zijn van stereotiepe ideeën over inheemse culturen en kennis.’ De basisideeën waar hij op voortborduurt gaan over het feit dat je als individu nooit de enige actor bent in een systeem, de mens is tenslotte ook een aardewezen.           

In een tijd waarin het idee van de kunstenaar als autonoom genie bevraagd wordt, past het voor kunstenaars om zich bescheidener op te stellen in het maakproces. Zo’n ingetogen houding hoeft niet politiek ingegeven te zijn. Het kan ook een subtiele beweegreden hebben: de wens om te luisteren naar het materiaal of het object zelf bijvoorbeeld. Caroline Ruijgrok geeft in haar werk zeggenschap aan de materialen die ze gebruikt. Haar industriële atelier staat in contrast met het kleurrijke landschap dat ze creëert met haar amorfe sculpturen vol plooien, rimpels en bastachtige huiden.      

In haar stalen, betonnen en keramieken objecten wil ze de bewegingen van het maken zelf terugzien in de eindvorm. Het zijn beelden die worden samengeperst of juist uit elkaar worden getrokken. Zoals een mal die wordt opgehangen waardoor het beton dat ze erin giet de uiteindelijke vorm bepaalt. ‘De plastische eigenschappen van het materiaal mogen ook bepalen wat er gebeurt’, vertelt ze me in haar atelier, ‘zoals de zwaarte van het beton invloed heeft op het ontstaan van de uiteindelijke vorm.’ Ook al werkt ze veel met keramiek, boetseren of draaien doet ze niet, daarin zou haar eigen hand te richtinggevend zijn. Klei kan net als deeg naar een bepaalde vorm zakken, maar als het te nat of te droog wordt, is het momentum voorbij en kan de klei geen eigen richting meer uitgaan. Haar sculpturen zijn ergens stilgevallen, dat moment bepaalt de vorm. ‘Het maakproces is een soort dans tussen mij en het materiaal, soms leid ik en de andere keer moet ik volgen.’

 

      

‘De plastische eigenschappen van het materiaal mogen ook bepalen wat er gebeurt’

Nadat de vorm is gestookt werkt ze aan de glazuurlaag. ‘Ik werk soms wel met vier of vijf glazuurlagen die tijdens het stoken alchemistisch op elkaar reageren. Het is enkel de bovenste laag die je ziet, maar die is wel de uitkomst van een samenspel tussen alle lagen daaronder en de vorm van het object. Een spel dat ik nooit helemaal kan voorzien.’ De werken krijgen door deze glazuurlagen iets vlezigs, de huid barst, bobbelt, verkleurt en plooit. Zoals asfalt openbreekt door boomwortels die zich onder het oppervlak een weg proberen te banen.  

Zo zoekt Ruijgrok constant in haar werkproces naar momenten waarin er gelijkwaardigheid bestaat tussen het handelen van haar lichaam en het gedrag van het materiaal. Achter deze werkwijze schuilt een verlangen naar het uitstellen van betekenisproductie. Het deels uit handen geven van controle aan het materiaal zelf is een poging om tijdens het maken, in het moment, voor even te ontsnappen aan de menselijke behoefte onophoudelijk (rationele) verbanden te leggen. ‘Hoe we kijken naar de dingen, hoe we onszelf en onze omgeving ervaren, is volledig ingebed in de taal die we tot onze beschikking hebben. We kunnen daar bijna niet aan ontsnappen. Dat ervaar ik als een beperking, alsof er de hele tijd een soort zonnebril of filter tussen mij en de fysieke wereld zit. Aan dat filter probeer ik te ontkomen. Of dat me ooit helemaal lukt betwijfel ik, maar het is wel deze nieuwsgierigheid die mij drijft.’

Dat Ruijgrok uit is gekomen bij een heel fysieke manier van kunst maken is opvallend genoeg het gevolg van een weg die juist bij de taal(filosofie) is begonnen. ‘Iedere uitspraak, iedere zin, vertegenwoordigt een bepaald perspectief. Er zijn keuzes gemaakt. Een beschrijving van de werkelijkheid is altijd een selectie van een geheel, en die selectie zegt iets over je perspectief, je positie.’ Haar poging om soms aan de taal te ontsnappen is uiteindelijk zo ook, net als bij Prendergast en Santillán, een manier om de eigen positie als handelend mens minder centraal te zetten. Deze kunstenaars maken daadwerkelijk een co-creator van hun kunstwerk en waken ervoor dat het kunstobject enkel een vooropgezet concept representeert. Leidend zijn de vondsten die worden gedaan in de marges van het materiaal, de techniek of de gekozen montage. Zo is dat misschien voor iedere kunstenaar, maar Santillán, Ruijgrok en Prendergast halen die marges naar voren. Deze speelruimte is voor hen een voorwaarde om überhaupt aan het kunstwerk te beginnen.

Lieneke Hulshof

is freelance kunstjournalist, curator, moderator en docent

Recente artikelen