metropolis m

Twee jaar geleden stond ik ook al hier in het Stedelijk Museum om een voordracht te geven, getiteld ‘Tegen Alle Elites’. Dat was 2011, toen de bezuinigingen op cultuur door het kabinet Rutte I werden aangekondigd, aangestuurd door de fascistoïde Partij voor de Vrijheid. Een van de centrale figuren in mijn voordracht was Frits Bolkestein, uit wiens ideologische schoot Wilders zelf is ontsproten, als tovenaarsleerling in het fameuze ‘klasje van Bolkestein’.

Nu heb ik vernomen dat voorafgaand aan het concert van het Koninklijk Concertgebouworkest rondom de naoorlogse avant-garde Bolkestein is gevraagd een openingslezing te geven over het hoofdthema van het festival, ‘De roerige jaren vijftig’. Dat thema doet mij echter vooral terugdenken aan die andere belangrijke voordracht die Bolkestein in november 2010 op het Leidseplein hield, tijdens de manifestatie ‘Schreeuw om Cultuur’.

Deze bijeenkomst was een vrij tragische aangelegenheid waarin bezorgde burgers onder regie van een of ander reclamebureau gezamenlijk dienden te schreeuwen als protest tegen de door Wilders gewenste cultuurbezuiningen. Nadat iedereen was uitgeschreeuwd sprak Bolkestein enkele memorabele woorden. Hij opende met de stelling dat de cultuurbezuinigingen van tafel moesten. Het publiek joelde van enthousiasme. Dat is overigens een trekje dat men veel terugziet in de huidige beeldende kunstwereld: elke neoliberaal die niet meteen agressieve stuiptrekkingen krijgt van het woord ‘kunst’ wordt onmiddellijk omarmd als bondgenoot.

Maar Bolkestein ging verder: het geld waarmee de culturele klappen moesten worden opgevangen zou moeten komen uit het afschaffen van ontwikkelingshulp. Voor een kort moment was het publiek verbaasd stil, alvorens het opnieuw in gejoel uitbrak, zij het ditmaal in afwijzing van Bolkestein. Iets van de politieke reflex uit ‘de roerige jaren vijftig’ bleek nog te resteren: internationale solidariteit en cultuur zijn geen gescheiden domeinen, maar behoren gezamenlijk tot het progressieve politieke project. De een kan niet bestaan zonder de ander.

Desalniettemin zijn onze politieke reflexen sinds de voorgaande eeuw flink verstomd. Was Wilders toen in het politieke strijdperk binnengetreden dan hadden we hem teruggejaagd naar het duistere hol waar hij uit was komen kruipen. In plaats daarvan ontvangen we nu de geestelijk aanstichter van dit hernieuwd fascisme als spreker bij cultuurprotesten, om hem dan ook nog eens halfslachtig toe te juichen – tijdens het zeldzame moment dat hij aan onze kant lijkt te staan.

Avant-gardekunst is een soort fetisjobject geworden dat net zo goed door Bolkestein of Joop van den Ende kan worden ingeleid

Bolkestein is in de tussentijd een steeds gewildere spreker geworden in het culturele domein. Al een half jaar na het schreeuwfestijn werd hij enthousiast geciteerd tijdens de demonstraties tegen cultuurbezuinigingen op het Malieveld in Den Haag, en deze week mag hij dus een muziekfestival rondom avant-garde muziek inluiden. Dit alles is bewijs van het gestaag afglijden van ons culturele bewustzijn in politiek-ideologische zin.

Avant-gardekunst is een soort fetisjobject geworden dat net zo goed door Bolkestein of Joop van den Ende kan worden ingeleid. Zij omvat geen belofte van een nieuwe wereld of een nieuwe esthetiek, maar is een stuk puntgaaf antiek waarmee wij – met inleidingen van rechts – mogen terug denken aan de tijd dat een ideaal iets was wat ons nog niet in lachen uit deed barsten.

Overigens deed er deze week een interessant gerucht de ronde, namelijk dat Joop van den Ende in de running zou zijn als vervanger van vertrekkend Stedelijk Museum directeur Ann Goldstein. Een opiniepeiling onder Telegraaf-lezers gaf blijk van een verpletterende steun voor zijn directeurschap.

In zekere zin is de populariteit van Bolkesteins inleidingen op protesten en kunstfestivals over avant-garde muziek te zien als de ultieme prelude op deze onvermijdelijke volgende stap in de verrechtsing van kunst, waarvan reeds eerder obscure figuren als cultuurmanager Wim Pijbes van het Rijksmuseum hier tegenover het Stedelijk een uitwas vormde (in de volksmond ook wel ‘ING Hoofdkantoor’ genoemd). Zelfs qua generatie is het zichtbaar hoe de doctrine van onze kapitalistische democratie dergelijke vreemde wassen neuzen heeft voortbracht. Pijbes is niet alleen maar het ideale product van het kabinet Rutte I, hij is een bijna letterlijke fysieke en generationele kopie van toenmalig staatssecretaris van cultuur Zijlstra. En in de wrange lachspiegel van ons neoliberale heden lijkt de valse rechtse volks- en cultuurliefde van Bolkestein zich te verdubbelen in de aankomende directeur van het Stedelijk, Joop van den Ende.

Ziedaar, uw nieuwe elite!

En deze elite deelt veel met elkaar. Zoals Bolkestein gevierd wordt als rechtse engel van de kunsten (dit nadat hij er alles aan heeft gedaan de verzorgingsstaat en haar cultuur om zeep te helpen), zo is Joop van de Ende ontvangen als nieuwe volksheld van de kunst, dit nadat hij met zijn perverse sensatietelevisie en groteske musicals alles in werking heeft gesteld om tot maatschappijbreed cultureel analfabetisme te komen.

Bolkestein en Van den Ende vernietigen eerst het culturele landschap om er vervolgens musea en concertzalen in te huldigen

Bolkestein en Van den Ende kopiëren feitelijk een militaristische tactiek van de Amerikanen en haar bondgenoten: eerst bombarderen ze Afghanistan plat om er dan ziekenhuizen te komen bouwen en zich als verlossers aan de wereld te tonen; Bolkestein en Van den Ende vernietigen eerst het culturele landschap middels stompzinnige retoriek en afstompend vermaak om er vervolgens musea en concertzalen in te huldigen, en zich als culturele verlossers te tonen.

In de jaren vijftig bestond ik niet. Het is de tijd waarin mijn ouders zich ontworstelden aan een benepen en conservatief kleinburgerlijk klimaat, respectievelijk in Nederland en Zwitserland. In de schaduw van de koude oorlog waren fundamentele ideologische keuzes mogelijk. Zij kozen in hun beider levens, elk op een eigen manier voor het progressieve politieke project, net als ik. Dat project staat de democratisering van politiek, de democratisering van economie en de democratisering van ecologie voor als gedeeld, gemeenschappelijk bezit. Het modernistische politieke project is dan misschien op rampen uitgelopen, maar de principes die zij in de naoorlogse generatie tot uitvoering probeerde te brengen staan nog altijd. Vaak wordt hiernaar verwezen als het ‘maakbaarheidsideaal’. Ik zou het anders willen verwoorden. Het progressieve politieke project stelt dat wij geen slachtoffers van deze wereld en haar onbeheersbare ecologische en economische krachten zijn, maar haar scheppers.

Politieke desillusie over dit principe heeft nieuw rechts succesvol in het zadel geholpen, met de huidige conditie van de kapitalistische democratie als de minste der kwaden waarmee wij ons maar te verenigen hebben. Maar de systematische exploitatie en corruptie van dit systeem, of dat nu in de vorm is van haar maffiose afpersingspraktijken van burgers die haar economische crisis mogen betalen of haar expansionistische oorlogen die inmiddels ook tot massale surveillance van burgers heeft geleid, is geen ‘minste der kwaden,’ zij is de ergst denkbare optie. De werkelijke utopie van onze tijd is dat wij voort zouden kunnen gaan op een weg die niet anders dan een totale ramp is.

Wat ons tijdsgewricht verbindt met de jaren vijftig heeft betrekking op een geopolitieke krachtsverschuiving. Met de economische opkomst van Brazilië, Rusland, China en India, is de hegemonie van de westerse kapitalistische democratie aan het einde van haar zogenaamde einde van de geschiedenis gekomen. Gepaard aan die verschuivingen zijn wereldwijde sociale massabewegingen opgekomen, van Indignados in Spanje tot de wereldwijde Occupy beweging, van Gezi Park in Istanbul tot de talloze open fora in Griekenland, van de massaprotesten in Brazilië tot vele bewegingen binnen wat ruwweg de ‘Arabische lente’ wordt genoemd. In de schaduw van het verschuivende geopolitieke landschap worden wij zo opnieuw geconfronteerd met een keuze. De keuze tussen wereldwijde repressie en exploitatie van de kapitalistische democratie versus de internationalistische stateloze sociale bewegingen, die de principes van politiek egalitarisme onvermoeid verdedigen en in praktijk proberen te brengen.

Vanaf november dit jaar presenteer ik samen met BAK – Basis voor Actuele Kunst in Utrecht een nieuwe school, de New World Academy, waar organisaties betrokken met het progressieve politieke project worden uitgenodigd met kunstenaars en studenten de rol van kunst in politieke strijd te onderzoeken en samen met hen tot nieuwe collectieve projecten te komen. Dit acht ik noodzakelijk omdat onze huidige culturele infrastructuur met haar creatieve industrie en neoliberale muzen ons geen andere keuze meer biedt dan te buigen naar de status quo van zogenaamd democratische kapitalistische terreur.

De New World Academy echter huldigt een ander principe, een principe trouw aan de inzichten die de naoorlogse generaties vanaf de jaren vijftig in aanloop naar ’68 wonnen: dit is niet zomaar ‘een wereld’, dit is onze gezamenlijke wereld. En kunst is geen vehikel dat onze musea siert, zogenaamd ‘losgezongen’ van de samenleving, nee: kunst is een wapen waarmee wij de propaganda van de status-quo doorbreken om een andere wereld denkbaar en handelbaar te maken.

Deze wereld is onze, gedeelde wereld en kunst dient vooraan te staan om die waarheid werkelijkheid te maken.


Deze voordracht sprak Jonas Staal uit bij het debat ‘Confrontaties: The Fifties’, met Anna Tilroe en Rob Zuidam, Stedelijk Museum, 11 oktober 2013

Lees HIER Tegen alle elites deel 1 uit september 2011

Jonas Staal is beeldend kunstenaar

Jonas Staal

Recente artikelen