metropolis m

Marna Slappendel, ‘Het huis van B.’

Langzaam zullen de paadjes in onze huizen dichtgroeien met dingen, want ze hebben ons niet nodig. De deur kan niet meer open, nu de dingen hem hebben gebarricadeerd. In deel 3 van haar reeks columns over dingen fantaseert Marjanne van Helvert (kunstenaar, géén hoarder) over een wereld waarin de dingen zich langzaamaan losmaken van mens en aarde.

Ik ben geen hoarder, ik ben een kunstenaar. Mijn huis ziet er behoorlijk opgeruimd uit, maar in mijn atelier verzamel ik dingen. Het staat vol met dozen en zakken materiaal, voornamelijk gebruikt textiel, dat ik door de jaren heen heb verzameld. Ik haal dingen uit kringloopwinkels, vind ze op straat of krijg ze van familie en vrienden – die vaak blij zijn er op die manier vanaf te komen. Ik verzamel gereedschappen, accessoires, en allerlei objecten waarvan ik denk dat ze ooit nog van pas zouden kunnen komen. Ik mag van mezelf niet méér opslaan dan ik in mijn forse stellingkast kwijt kan, maar onder mijn werktafel groeit de verzameling stiekem angstaanjagend onverstoorbaar door. Daar staat een kuub gordijnen die nooit in de kast zal passen, een zak met tientallen afgedankte kussens die wachten op een nieuwe invulling, en nog een grote tas met kleding die nog te mooi is om te verknippen en eigenlijk op marktplaats gezet zou moeten worden. 

Ik houd niet van dingen weggooien. Die beslissing vind ik moeilijk, omdat het betekent dat ik ergens een definitief einde aan maak. Het is pijnlijk om degene te zijn die een ding tot ‘afval’ benoemt en het tot verbrandingsoven en afvalberg veroordeelt. Ik vind het een prettiger idee dat dingen niet worden weggegooid. Veel dingen bewaar ik een hele tijd, met een groeiend schuldgevoel over de onbegonnen of onafgemaakte projecten die ze in zich dragen. Maar, zo  moet de compulsieve verzamelaar in mij erkennen, het is lang niet altijd met het zicht op toekomstig gebruik dat ik dingen bewaar. Vooral gooi ik dingen niet weg omdat ze, wanneer ik ze wél bewaar, er simpelweg nog zijn. Misschien dat ze nog nut gaan hebben. Maar misschien  blijven ze gewoon “bestaan”. In mijn zicht. Stil en wachtend. Een onbeschaamde getuigenis van onze collectieve, menselijke verzamelwoede.

[blockquote]Misschien  blijven dingen gewoon “bestaan”. In mijn zicht. Stil en wachtend

Marna Slappendel, 'Het huis van B.'

De termen ‘verzamelwoede’, ‘verzamelstoornis’, of ‘hoarding’ staan volgens de DSM-5 (het meest recente handboek voor de psychiatrie) voor een psychiatrische aandoening die onder het obsessieve-compulsieve spectrum valt. Zoals bij alle stoornissen herkent ieder mens wel iets van zichzelf in de kenmerken ervan. Het wordt pas als stoornis erkend als men er dusdanig last van heeft dat het haar dagelijks functioneren beperkt. Soms lijdt de hoarder onder de gevolgen van de verzamelwoede: de woonsituatie kan onveilig of onhygiënisch worden, of er wordt uit schaamte niemand meer thuis uitgenodigd, wat leidt tot eenzaamheid. Er ontstaan vaak conflicten met mensen in de naaste omgeving. Familieleden of geliefden die niet meer over de vloer willen komen. Of naasten die juist willen helpen met opruimen en daarin geweerd worden. In extreme gevallen komt de overheid in actie omdat buren klagen over stank, rommel, of brand- en instortingsgevaar.

Het is aannemelijk dat het aantal hoarders sinds de uitvinding van de massaproductie exponentieel is toegenomen. Anderhalve eeuw geleden al leed de elite aan horror vacui, oftewel de afschuw van lege ruimte, en zette ze haar huizen vol met prullaria. Tegenwoordig kan de gemiddelde geïndustrialiseerde aardbewoner zonder veel moeite of budget de dingen van de straat, de kringloopwinkel, of rechtstreeks van de Action naar binnen slepen. Sparen voor een uitzet is niet meer nodig; er is altijd wel wat over om een huis snel mee te vullen. En meestal gaat het té snel. Dan moeten we de garage maar weer eens opruimen, of wordt het écht tijd om de kledingkast uit te mesten. Om plaats te maken voor iets nieuws. Maar de echte hoarder doet dat niet. Die vindt altijd wel een plek, waar het ding gewoon mag blijven.

Anderhalve eeuw geleden al leed de elite aan horror vacui, oftewel de afschuw van lege ruimte, en zette ze haar huizen vol met prullaria

Marna Slappendel, 'Het huis van B.'

Marna Slappendel, 'Het huis van B.'

Mijn eigen verzameling overweldigt me soms en boezemt me zelfs angst in. Dat wat je verzamelt, daar zul je ooit alsnog de fatale beslissing over moeten nemen. En hoe meer spullen, hoe meer verantwoordelijkheid. Toch zie ik een indringende schoonheid in het delen van mijn ruimte met de dingen. Weggooien bestaat eigenlijk niet, natuurlijk. Het is meer verplaatsen wat we doen: van huis naar afvalberg en van afvalberg naar atmosfeer. Misschien kunnen we maar beter leren leven met wat we allemaal hebben geschapen. Ooit hebben we ze laten maken en gewild, en daar zijn ze dan, onbeschaamd ruimte aan het innemen. 

Wat als we allemaal nooit meer iets weg zouden gooien? Als we vanaf nu alles zouden blijven verzamelen? Onze huizen zullen uitpuilen, we zullen onze badkamers en bedden afstaan aan de dingen. In de keuken staan de stapels tot aan het plafond, op de koelkast, op het aanrecht en op het fornuis, want dingen hoeven niet te eten. De wc is verstopt onder de spullen, de logeerkamer is bezet, op zolder spoken de spullen van vroeger. Langzaam zullen ook de paadjes in ons huis dichtgroeien met dingen, want ze hebben ons niet nodig. De deur kan niet meer open, want de dingen hebben hem gebarricadeerd. Onze verzamelingen zullen doorgroeien naar het balkon, en naar de tuin, waar ze zich op het leven stapelen. Want ook buiten willen dingen zijn. De straten zullen ze op gaan, in protest tegen het verkeer, want de dingen willen stilstaan. Het zal beginnen in de steden, daarna op het platteland, en uiteindelijk nemen de dingen de wildernis over. En dan maken ze zich los van de aarde. Waar ze ons al voorgingen halen ze ons opnieuw in, op weg naar nieuwe werelden. De droom van iedere hoarder: de oneindige ruimte.

Marjanne van Helvert

is textielontwerper, onderzoeker en schrijver

Recente artikelen