metropolis m

Claire Fontaine, ‘Strike K. font. V.I.)’, 2005-2007, installation

Afgelopen lente kwam het nieuws dat de financiering van het HISK (Hoger Instituut voor Schone Kunsten) in Gent in 2023 zal worden stopgezet. Hiermee dreigt een unieke ontwikkelingsplek voor kunstenaars te verdwijnen. Het is slechts één van de vele recente ontwikkelingen waarmee de Vlaamse overheid een zeer vruchtbare kunstensector in de kiem dreigt te smoren. Tamara Beheydt ziet hoe de Vlaamse kunstsector het vertrouwen in de overheid helemaal kwijt is.

Afgelopen lente kwam het nieuws dat de financiering van het HISK (Hoger Instituut voor Schone Kunsten) in Gent in 2023 zal worden stopgezet. Hiermee dreigt een unieke ontwikkelingsplek voor kunstenaars te verdwijnen. Het is slechts één van de vele recente ontwikkelingen waarmee de Vlaamse overheid een zeer vruchtbare kunstensector in de kiem dreigt te smoren.

Al sinds zijn ontstaan, trekt het HISK internationale studenten aan en speelt daarmee een belangrijke rol in het internationale kunstennetwerk waar België om bekend staat. Als postgraduate opleiding is het een plaats waar vele kunstenaars na een meer traditionele opleiding dankzij de vrijheid van werken die ze er krijgen, écht hun vleugels spreiden, écht een eigen stem vinden. Neemt de overheid deze unieke plaats weg, dan betekent dat niet alleen een enorme achteruitgang voor de kwaliteit van het kunstonderwijs in Vlaanderen, maar ook een symbolische beknotting van de artistieke autonomie die aan het HISK gevierd wordt.

Er is een petitie opgesteld om het HISK te redden, waarin voormalige deelnemers hun zorgen over de ontwikkeling van de kunst in Vlaanderen kenbaar maken. Ze vrezen een kaalslag. ‘Hoe zal de rijke artistieke en culturele traditie van Vlaanderen verder floreren als de artistieke grond wordt ontworteld?’

Die noodkreet kan voor de hele omgang met de sector gelden. De Vlaamse overheid, die zichzelf de tagline ‘State of the Art’ toedicht, lijkt bijzonder onwillig om te investeren in net die elementen die Vlaanderen zo aantrekkelijk maken voor jonge kunstenaars van over de hele wereld.

De Vlaamse kunstwereld loopt op haar tandvlees. Met veel te krappe budgetten proberen kunstenaars, organisaties en instellingen sinds de coronapandemie oververmoeid peddelend het hoofd boven water te houden. De Vlaamse overheid, die ook voor de pandemie al drastische besparingen doorvoerde, gooit de kunsten echter geen reddingsboei toe, maar laat het waterniveau nog wat stijgen. Ook de boost van 25 miljoen euro voor structurele subsidies aan kunstinstellingen, die er eind juni na een wanhopige oproep van de sector kwam, biedt slechts verlichting aan enkelen, maar betekent geen langdurige verademing voor de sector als zodanig.

De Vlaamse overheid, die zichzelf de tagline ‘State of the Art’ toedicht, lijkt bijzonder onwillig om te investeren in net die elementen die Vlaanderen zo aantrekkelijk maken voor jonge kunstenaars van over de hele wereld

Het extra geld redde vooral de grote spelers – kunstinstellingen zoals Toneelhuis en Z33 – maar de kleinere spelers en kunstenaarsinitiatieven – zoals Etablissement d’en face of Jubilee – zijn daarbij over het hoofd gezien. Het is symptomatisch voor een overheid die systematisch te weinig geld in het culturele veld pompt, om enkel dan, wanneer er zeer dringende protesten komen, een kleine injectie te geven als een pleister op de wonde. Daarmee werpt Vlaams minister van cultuur, Jan Jambon, zich op als redder, en vermijdt hij vooral gezichtsverlies in de pers, die op zijn beurt bericht over de ‘redding’ van deze gekende instellingen. Een structurele oplossing voor meerdere lagen in het veld, of verbetering in het beleid, komt er echter niet.

Chronisch tekort

Het culturele veld krijgt geen prioriteit, zoals weer eens bleek tijdens de coronapandemie, wanneer het ging over lockdowns, verplichte sluitingen en verboden uitstappen. Net als in Nederland gingen andere sectoren voor, toen er versoepeld werd. Tegelijkertijd werd het verlies aan inkomen voor individuele kunstenaars onvoldoende gecompenseerd. Financiële steunmaatregelen tijdens de pandemie waren schaars, onregelmatig en werden in sommige gevallen onder zeer vage condities verstrekt. Met het gevolg, dat een deel ervan nu – twee jaar na dato en door kunstenaars die de gevolgen van de pandemie nog steeds voelen – wordt teruggevorderd.

De kunstenaar als ondernemer?

Er is bij de Vlaamse overheid een tendens om de kunstenaar en kunstinstellingen in de mal van een economisch verdienmodel te dwingen. In zijn strategische visienota van maart 2020 beschrijft minister Jambon zowel de ‘kunstenaar als ondernemer’ als de ‘zelfredzaamheid’ van de kunstensector als doelen van zijn beleid. Het blijkt ook uit de manier waarop subsidiedossiers worden beoordeeld, maar eveneens uit een recente uitvinding van de Vlaamse regering, het zogenaamde innovatiemechanisme. Concreet gaat het om een eenmalige forfaitaire subsidie die kunstenaars in het najaar van 2021 konden aanvragen, met als doel zich als ‘cultureel ondernemer’ te ontwikkelen. Te lezen op de informerende webpagina: ‘Door de coronacrisis lag het culturele leven geruime tijd stil. Het dwong de culturele sector ook om zijn traditionele manier van werken te herzien en creatief aan de slag te gaan. Maar hoe kunnen we (sommige van) die veranderingen duurzaam verankeren? Hoe kun je je culturele businessmodel toekomstgericht transformeren?’

Die ontwikkeling kondigde zich al eerder aan, vooral in een schier eindeloze reeks van bijstellingen van het Kunstendecreet*. Vanaf 2004 was dit beleids- en subsidiekader voor de professionele kunsten in de Vlaamse gemeenschap redelijk me rust gelaten, maar sinds 2013 worden er met grote regelmaat bijstellingen doorgevoerd en nieuwe eisen aan de sectoren gesteld. In 2019 kondigde de Vlaamse regering zelfs een besparing van 60% aan op de projectsubsidies, een beslissing die op gigantisch protest in de culturele sector kon rekenen. Minister Jambon, die in 2019 werd aangesteld als Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management, deelde toen droogjes mee dat het de cultuursector vrij stond een alternatieve begroting voor te stellen.

Vanwaar die schijnbare ‘verplichting’ om kunst economische winst te laten opbrengen, voor de individuele kunstenaar, voor organisaties, of voor Vlaanderen? 

Tegenover de overheid die het ondernemerschap van de kunstenaar en de kunstsector graag stimuleert, staat de vraag of een kunstenaar wel een ondernemer moet zijn? Moet kunst financieel renderen? Vanwaar die schijnbare ‘verplichting’ om kunst economische winst te laten opbrengen, voor de individuele kunstenaar, voor organisaties, of voor Vlaanderen? De tendens om kunst (alleen) in een verdienmodel te beschouwen, benevelt de beoordeling van waar het écht om gaat – een artistieke en bredere maatschappelijke waarde. Marktwaarde en experiment gaan nu eenmaal slecht samen. Financiële steun van de overheid hoeft daarbij niet noodzakelijk als functie te hebben om de kunstenaar of de kunstinstelling uiteindelijk volledig op eigen economische benen te laten staan. 

Money is time

In recente jaren investeerde de Vlaamse regering bijvoorbeeld wél in de aankoop van werken van jonge kunstenaars voor de collectie van de Vlaamse gemeenschap en in het uitschrijven van kunstopdrachten in de publieke ruimte. Dat heeft dan weer te maken met de manier waarop kunst aan de (internationale) uitstraling van Vlaanderen kan bijdragen, eveneens een doelstelling van de minister. Maar investeringen op lange termijn, zonder oog op een eindproduct en in het volste vertrouwen voor de artistieke kwaliteit die Vlaamse kunstenaars en kunstinstellingen zullen blijven voortbrengen, mogen niet langer uitblijven. *

De belangrijkste voorwaarde bestaat erin dat de noden van de kunstsector ernstig worden genomen; dat ze gehoord en beantwoord worden vanuit een zorg voor de sector en het bewustzijn, dat dit gaat om meer dan geld alleen. De basis voor ‘zelfredzaamheid’ is de creatie van ruimte voor wat een kunstenpraktijk nodig heeft: ruimte, vertrouwen, ontmoetingsplekken, tijd… Goed beleid begint bij het creëren van deze condities.

Het vertrouwen tussen de administratie en de sector is op dit moment zoek. In zijn nota van 2020 drukte de minister de wens uit om in vertrouwen en dialoog met de sector samen te werken, maar twee jaar later blijkt daar bitter weinig van in huis te komen. Dat leidt tot teleurstelling, scepticisme, en in het huidige post-coronaklimaat helaas ook tot een uitgedroogd kunstenlandschap. Alleen in vertrouwen en zonder vooropgelegde verplichting, zonder vooraf bepaalde criteria en zonder meetbaarheid, krijgt artistieke productie de ruimte en tijd die ze nodig heeft. Dat vraagt om een moedige overheid, die bereid is te investeren in iets waarvan de resultaten niet rechtstreeks in te schatten, zichtbaar of verkoopbaar zijn.

 

Met dank aan Katrien Reist

Noten

*Volgende disciplines vallen onder het Kunstendecreet: podiumkunsten, muziek, beeldende en audiovisuele kunsten, architectuur, vormgeving, en alle mengvormen. Voor literatuur en audiovisuele kunsten bestaan er andere ondersteuningsorganen, respectievelijk het Fonds voor de Letteren en het Vlaams Audiovisueel Fonds.  

** Na de broodnodige injectie van 25 miljoen euro publiceerde rekto:verso, in samenwerking met etcetera en State of the Arts, tien lessen die we uit de beoordelingsprocedure van deze subsidieronde kunnen trekken. De overkoepelende conclusie lijkt ook hier een grote vraag naar communicatie en vertrouwen. De oplossing zou best eenvoudig kunnen zijn: aan de basis is er nood aan communicatielijnen tussen de overheid en de sector. Waarom niet nadenken over organen die de noden en vragen vanuit de sector verzamelen en aanbrengen bij de administratie? Organisaties als Cultuurloket of Kunstenpunt (die door de Vlaamse overheid gesubsidieerd zijn) zouden hier prima voor uitgerust zijn, maar evengoed zou het om een externe denktank kunnen gaan.

Tamara Beheydt

schrijft over kunst, o.a. voor Glean

Recente artikelen