metropolis m

Gemeenteraad Rotterdam, Tijdelijke Comissie Sociaal, 2.6.2022, screenshot

De staatssecretaris heeft besloten dat de huidige cultuurplanperiode niet wordt verlengd en dat betekent dat instellingen zich kunnen gaan opmaken voor aanvragen voor de periode 2025-2028. Tegelijkertijd zit het land in recessie, Kunsten ’92  luidt de noodklok over gestegen kosten en de Kunstenbond mist een plan voor de arbeidsmarkt. Komt de sector er nog bovenop? Nous Faes zoekt in haar column naar een stip aan de horizon.  

Ben ik de enige die onheil ruikt? Of in ieder geval dat er grote veranderingen in het kunstenveld op komst zijn? Het begon ermee dat de Raad voor Cultuur schreef dat hij ‘fundamenteel’ naar het cultuurbestel ging kijken en het wilde ‘herzien’. De raad spreekt wel vaker grote woorden en daarom besteedde ik er niet meteen aandacht aan, maar toen het een terugkerend refrein werd viel het me op. Want ‘fundamenteel herzien’, dat klonk best pittig! Wat was dat fundament onder het cultuurbestel eigenlijk?

Het eerste dat me te binnen schoot was de grondwet, want toegang tot cultuur is een sociaal recht en daar moet de overheid voor zorgen. Hoe ze dat doet mag ze zelf weten en in een aparte Wet op het specifiek cultuurbeleid staan wat ordeningsprincipes. Niet zo lang geleden vroeg de raad of dat recht van burgers meer expliciet in de wet kon worden vastgelegd, maar daar had het kabinet geen trek in. Dus wat zou de raad dan van plan zijn? Ik wikte en woog de principes waarlangs het bestel georganiseerd is.

‘Fundamenteel herzien’, dat klonk best pittig! Wat was dat fundament onder het cultuurbestel eigenlijk?

Het ene principe is dat het Rijk en de lagere overheden die wettelijke taak samen uitvoeren. In de praktijk betekent het dat het Rijk een beperkt aantal instellingen, een handvol overkoepelende functies, en zes landelijke cultuurfondsen rechtstreeks financiert en daarnaast met de andere overheden van alles en nog wat met betrekking tot het cultuuraanbod houtje-touwtje (en soms via langdurige en in regelingen verankerde afspraken) afstemt. Waar beleidsmakers eerst de ‘fijnmazigheid’ van het stelsel prezen, hoor je steeds vaker dat het ‘te omslachtig’ is en het ligt voor de hand dat hier iets te gebeuren staat, maar wat en hoe? In 2017 had de raad al eens een proefballonnetje opgelaten toen hij het land opdeelde in stedelijke regio’s die allemaal opschreven wat ze belangrijk vonden en waarin ze wilden investeren. De raad zocht naar een manier om toegang tot cultuur gelijker over het land te verdelen en als regio’s meer zeggenschap zouden krijgen zou er misschien een einde komen aan het terugkerende parlementaire geharrewar en de onderlinge scheve ogen over de besteding van cultuurgelden. Met als niet onbelangrijke bijvangst minder maatschappelijke polarisatie.

Nu is er in vier jaar tijd wat betreft inspraak en inzicht best veel vooruitgang geboekt; ik noem het stikstofarrest en brandende hooibalen op de snelweg, Groningers en Toeslagenouders die hun recht zijn gaan halen, lange rijen bij de Voedselbank en bejaarden die hun AOW weggeven aan de kunst. Het ligt niet voor de hand dat een andere organisatie van het cultuurbestel maatschappelijke tegenstellingen uit de wereld helpt die in en buiten verkiezingstijd zoveel furore maken. Schade aanrichten is eigenlijk ook niet mogelijk, behalve aan de cultuursector. Want opvallend genoeg zijn het alleen beleidsmakers die het stelsel anders willen inrichten, kunstenaars hoor je alleen over onderbetaling en het trickle down principe dat niet werkt.

Zou trickle down datgene zijn dat de raad ‘fundamenteel’ zou willen herzien? Ik bedoel het beleid waardoor jaarlijks maar een gering subsidiebedrag via beurzen naar cultuurmakers gaat, omdat ze via markt en opdrachten van o.a. culturele instellingen, die daarvoor subsidie aanvragen, aan hun brood moeten komen? Waarom is er eigenlijk een dikke streep door hun rechtstreekse financiering gezet, vroeg ik me af. De overheid schept als vanouds toch links en rechts miljarden subsidies de economie in? Voor scheepswerven, vliegtuigbouwers, autofabrikanten, banken, boeren niet te vergeten… Voor ondernemend Nederland, om werkgelegenheid overeind te houden in corona-tijd. Voor huiseigenaren en autobezitters, zodat ze verduurzamen en geld uitsparen. Voor tout Nederland om de effecten van het energietekort te dempen.

Opvallend genoeg zijn het alleen beleidsmakers die het stelsel anders willen inrichten, kunstenaars hoor je alleen over onderbetaling en het trickle down principe dat niet werkt

Terwijl beleidsmakers ook wat betreft trickle down vanuit het belang van burgers redeneerden en dachten dat instellingen als werkgevers en als poortwachters voor wat werkelijk van waarde was zouden fungeren, hadden Nederlandse kunstenaars er niets aan omdat veel cultuuraanbod uit het buitenland wordt ingevlogen en ze sowieso sluitpost op de begroting van elkaar wegconcurrerende instellingen zijn. Ik dacht dat het een goed idee was als de raad met oog op alle negatieve bevindingen het trickle down principe overboord zou zetten ten gunste van de makers zelf. Was er trouwens geen commissie Borstlap die in 2020 voorstelde om de arbeidsmarkt anders in te richten en daarin met basisbanen schermde? En had D66 destijds niet een financieel woordvoerder die de gedachte van negatieve inkomensbelasting inbracht, een vorm van basisinkomen, waarmee Nederland in een klap dat hele construct aan uitkeringen en toeslagen bij het vuilnis kon zetten, waarna tienduizenden boventallige ambtenaren de gaten op de arbeidsmarkt zouden kunnen vullen? Tel uit je winst! Nu de Raad voor Cultuur mét het hele kabinet steeds zijn bezorgdheid uitsprak over maatschappelijke tegenstellingen en polarisatie dacht ik dat ze misschien paal en perk zouden stellen aan het verder in de stront drukken van wie weinig heeft.   

En dan was er nog dat andere principe onder het bestel, dat van Thorbecke. Kunstenaars denken dat dat ‘geen overheidsbemoeienis met de inhoud’ betekent en daarom zijn er inderdaad onafhankelijke adviesorganen. Maar meer dan over inhoud gaat Thorbecke over wie cultuur financiert: de overheid of particulieren. Die particulieren hebben zichzelf in het afgelopen decennium in de picture gespeeld. Ik herinner me hoe eind 2009 op een bijeenkomst over het mecenaat in zaal Kriterion in het Groothandelsgebouw rijke Rotterdammers opstonden uit hun stoel en letterlijk smeekten om een sterke wethouder met visie en ambitie, omdat ze zo graag hun geld in de cultuursector wilden steken. Rotterdam wordt vaak de stad genoemd die belangrijke beleidstendensen introduceert en het private geld heeft sindsdien zijn tentakels vol grijpstuivers duizelingwekkend snel in allerlei maatschappelijke initiatieven geslagen, iets dat wordt voorgekookt in entre nous’tjes met wethouder Kasmi. De RRKC, het onafhankelijke adviesorgaan van het College van B&W, werd daarin niet zozeer een struikelblok, maar toch zeker een kritische notenkraker, bijvoorbeeld in zijn verzet tegen het door Stichting De Verre Bergen medegefinancierde museumdepot, inmiddels een iconische toevoeging aan het marketingverhaal van de stad. Geen wonder dus dat die sterke wethouder ingreep: vlak voor het zomerreces schafte hij de RRKC af. Volgens zijn ambtenaren is dat omdat de cultuursector zelf het stelsel anders georganiseerd wil zien en leefde stads breed de overtuiging ‘dat het zo niet langer kon’. Wie dat precies zei en met welk belang voor ogen valt uit de rommelige rapporten en dure consultancy adviezen niet af te lezen en de gesubsidieerde sector laat zich niet verleiden tot een tegengeluid dat hem duur kan komen te staan.

Wie dit alles overdenkt komt al gauw tot vergezichten. Nederland zou kunstenaars kunnen indelen in sloebers, ondernemers en starters, ieder vanuit een eigen belastingtechnische financieringsconstructie. De Raad voor Cultuur, die zou uit de Wet op het specifiek cultuurbeleid verdwijnen en waarom niet ook maar meteen de Rijkscultuurfondsen? Dan zou OCW voortaan alleen nog voor het erfgoed-vastgoed hoeven te betalen en de resterende Rijkscultuurmiddelen geoormerkt naar de stedelijke regio’s doorschuiven. Die konden dan samen met een hele rits private fondsen en ANBI’s van mecenassen zélf uitmaken wie en wat ze wilden financieren, zonder lastige instantie en tussenloketten van ‘experts’ die zich er met hun oordeel en eisen tegenaan bemoeiden. Een soort Schaduw-Cultuurkabinet in Rotterdamse stijl – en dat alles gewoon belastingvrij.

Kijk, ik weet niet waar die “fundamentele herziening van het bestel” waar de Raad voor Cultuur over een jaartje mee komt op uitdraait. Wel weet ik dat de staatssecretaris het inmiddels “een veranderagenda” noemt en dat ze aanpassingen van de Wet op het specifiek cultuurbeleid niet uitsluit. En dat het dus zaak is om goed op te letten.  

Nous Faes

is eigenaar van The Sociological Studio for Policy and Research

Recente artikelen