metropolis m

Millionair Phil White voert actie in Davos

De kunstwereld beweegt te gemakkelijk mee met de suggestie dat we te maken hebben met de economische wet van de schaarste, dat we de koek daarom onderling zo goed mogelijk moeten verdelen. Bij het bekijken van beelden uit Davos raakt Nous Faes er alleen maar meer van overtuigd: er is geen schaarste, de rijken moeten gewoon meer worden belast.

Het World Economic Forum in Davos stelde ik me altijd voor als een slaapverwekkende bijeenkomst in een naargeestig complex. Tot ik las dat het halve bergdorp voor de gelegenheid door landen en bedrijven wordt afgehuurd en tot reclamezuil omgekat, als was het de TEFAF of Floriade. Op een foto zag ik dat dit jaar voetbalclub Manchester United letterlijk in een winkeletalage was gezet, vraagprijs bijna 7 miljard, onderhandelaars zaten in een pittoreske Gaststube aan de Zwitserse kaasfondue en verderop in de straat serveerde een Arabisch land zijn gasten chocomel. Door één enkel krantenartikel en wat foto’s kantelde mijn beeld en vond ik het wel prima dat politici en industriëlen samen wereldse vraagstukken bespraken, terwijl ik me voorheen afvroeg of gewone mensen daar wel bij gebaat zijn. Toen dacht ik aan Mark Rutte op zijn fiets, met die appel in zijn hand. Ik realiseerde me dat het gecreëerde mediabeeld van machtigen der aarde als kruideniers in een Center Parcs commercial de afstand tot mij als lezer weliswaar had overbrugd omdat het er allemaal zo doodnormaal uitzag, en dat de berichtgeving mogelijk die intentie had, maar dat het de feiten niet veranderde.

Over die feiten wil ik het even hebben. Want bij navraag blijkt dat mijn lezers de boodschap die ik in deze columns verwerk het liefst negeren en herinterpreteren tot iets dat hen aan staat. Bevestiging zoeken van het eigen gelijk is menselijk, maar ik voel me voor een karretje gespannen. Daarom maak ik nu graag duidelijk hoe ik over zaken denk.

Het is klip en klaar wat er in de wereld en in Nederland mis is, de kranten staan er vol mee: er is structurele maatschappelijke (ook mondiale) ongelijkheid en wereldwijd moeten we vaart maken met een groene revolutie. Op het spel staan ‘mensen en de planeet’ en werkelijk alle problemen die op ons bord liggen zijn daartoe te herleiden. Oplossingen zijn in mijn ogen soms best eenvoudig, maar overheden kiezen voor defensieve noodverbanden die duur en inhumaan zijn, zonder dat het probleem wordt verholpen. We hebben een laag minimumloon en omslachtig toeslagenstelsel bijvoorbeeld, terwijl je in eigen land inkomenszekerheid via ruimere honorering van arbeid ten koste van kapitaal kunt organiseren. Er wordt gewerkt aan een hek om Europa bijvoorbeeld, terwijl voldoende economisch perspectief in eigen land ervoor zorgt dat mensen niet de oversteek maken. Dat bereik je door er investeringen te doen zonder de winst het land uit te laten vloeien.

Het zit mij dwars dat de kunst- en cultuursector wezenlijk onsolidair is en zich niet uitspreekt over grotere thema’s, dat hij zwijgt

Het zit mij dwars dat de kunst- en cultuursector wezenlijk onsolidair is en zich niet uitspreekt over dit soort grotere thema’s, dat hij zwijgt. Dat hij niet de eis in Den Haag neerlegt dat het moet zorgen voor een effectieve aanpak, waar ‘mensen en de planeet’ nu eens niet de dupe van zijn. In plaats daarvan is de lobby gericht op eigenbelang, het ‘hoe kunnen we het anders (beter) inrichten’ van ons kleine hoekje van de kamer. Kunnen we meer geld krijgen voor de sector? Voor fair practice, voor digitalisering, voor verduurzaming, om te leren inclusief te werken? Hoe komen we aan personeel? Kunnen we van de regels, de werkdruk, de bevoogding af en meer ademruimte krijgen? Het valt de sector nauwelijks te verwijten, want het onderhandelen om tot afspraken te komen staat in een lange traditie. Maar het besef ontbreekt dat het proces met opzet op deze wijze per bedrijfstak georganiseerd is om ervoor te zorgen dat iedere burger die een stuk brood krijgt toegeworpen braaf in zijn hok blijft. En niet iedereen heeft effectieve representatie: minimum inkomensgroepen, uitkeringsgerechtigden, kunstenaars, seizoenwerkers, flexkrachten, zzp’ers, asielzoekers en statushouders bijvoorbeeld. Ook is onderhandeling géén gelijkwaardige ruil. Het poldermodel moet je eerder zien als een vorm van matchfixing; een machtsstrijd waar winnaars bij voorbaat bekend zijn en verliezers wordt voorgehouden om zelf meer verantwoordelijkheid te nemen.    

Natuurlijk, de kunstsector kent volop maatschappijkritische makers en instellingen die alternatieve modellen om met elkaar om te gaan en samen te leven ontwikkelen en presenteren. Ze werken strategieën uit die vanuit dat particuliere kleine kunsthoekje van de kamer een venster op bredere verandering bieden, alsof ze zeggen ‘zo kan het ook hoor jongens! Het is sympathiek, maar kleinschalig en blijft bij een (privilegieerde) voetnoot die eenvoudig genegeerd wordt. Ook zijn er die openlijk het culturele elite-idee omhelzen en tegen de politieke en economische elites aan schurken vanuit de illusionaire gedachte met hen de wereld tot een mooiere en betere plaats te maken. Het zijn als het ware de 17e-eeuwse portretschilders en de filmacteurs die op instructie van de regisseur hun voet zetten bij de tape en braaf hun tekst opzeggen, zoals het ze is geleerd. Tot overmaat van ramp laat de sector zich gewillig financieren door de rijken der aarde, die vrijwel altijd deel zijn van het systemische probleem waar ‘mensen en de planeet’ mee worstelen. Die profijt trekken uit goedkoop kapitaal, goedkope arbeid en goedkope energie en zich in Davos verzamelen om, zoals NRC schrijft, de status quo veilig te stellen. Energiecrisis? Aandeelhouders verheugen zich over de jaarwinsten van Shell (40 miljard) en ExxonMobil (56 miljard). Inflatie? Prijsstijgingen leveren Ahold Delhaize en Unilever recordomzetten op.

Bottomline is dat er niets verandert en dat maakt me somber en boos. Ik las bijvoorbeeld de recent verschenen publicatie De Kunst van Anders. 6 voorstellen voor culturele innovatie van Renée Steenbergen. De revoluties die zij daarin aankondigt zijn dat geenszins

Bottomline is dat er niets verandert en dat maakt me somber en boos. Ik las bijvoorbeeld de recent verschenen publicatie De Kunst van Anders. 6 voorstellen voor culturele innovatie van Renée Steenbergen. De revoluties die zij daarin aankondigt zijn dat geenszins. Het zijn verbeteringen, maar vooral cosmetische aanpassingen binnen een door anderen bepaald kader: dat van schaarste. Een van haar revolutionaire uitgangspunten is het sluiten van kunstinstellingen, want er zou sprake zijn van overaanbod. Minder instellingen, meer geld voor makers redeneert Steenbergen, met in het achterhoofd: zo blijft het huishoudboekje van Den Haag op orde. Terwijl wie de krant leest weet: er is geen schaarste, het is een verdelingsvraagstuk. Dat hoor je van het Sociaal Cultureel Planbureau, van De Nederlandse Bank, van nagenoeg alle economen die Nederland telt. En wie dat niet inziet, wie doorgaat met zich voegen naar het overheidsframe van schaarste, wie zich laat uitspelen tegen andere groeperingen, wie zich blij toont met brood van de bedeling, wie zich laat wijsmaken deelgenoot te zijn van gedeelde belangen, gemeenschappelijke verantwoordelijkheid te dragen, vanuit solidariteit, want we doen het samen, tegen de polarisatie, die bedondert zichzelf én de sector. Die laat zich regeren door angst. Die denkt alleen om zijn eigen hachje in het kleine hoekje van de kamer. En dáár ben ik kortgezegd klaar mee.  

Nous Faes

is eigenaar van The Sociological Studio for Policy and Research

Recente artikelen