metropolis m

Film still sloop ‘Touwtje springend meisje’ in interview met Co Westerik
Mariette Dölle, programmaleider TENT

Conform de nieuwe rol van de white cube klimt TENT uit de ivoren toren en betreedt het publieke domein. Met het dagprogramma Less is More, More or Less op 7 juni bekommerde TENT zich om het lot van verloederde of verwijderde beelden in het Rotterdamse straatbeeld. Een actueel thema, omdat de Rotterdamse bouwdrift wordt gekarakteriseerd door de drang het bestaande af te breken om weer op te kunnen bouwen. Wat moet er gebeuren met de door sloop, bouw, nalatigheid of criminaliteit op drift geraakte beelden?

Siebe Thissen, hoofd Beeldende Kunst en Openbare Ruimte (BKOR) bij het Centrum Beeldende Kunst Rotterdam, opende met een klapper: een recent krantenartikel in BK informatie meldde dat de helft van de kunstwerken in de openbare ruimte van Utrecht waren verdwenen, hetzij gesloopt, hetzij ontvreemd.

Ook Rotterdam is de ‘verwezing’ of verdwijning van publieke kunst niet vreemd. In 2011 werd bijvoorbeeld De Barmhartige Samaritaan (1962) van Ru de Gier gestolen. In 2009 dreigden de zwaar verloederde ‘Witte Bollen’ van Hans van der Plas uit de Briandplaats te verdwijnen, wat met een door bewoners in het leven geroepen Stichting de Witte Bollen werd verhinderd. Dit voorbeeld getuigt volgens Thissen van een ‘nieuw mecenaat’ en een discoursverschuiving van de gemeente naar burgers en andere publieke en private spelers.

Siebe Thissen, hoofd BKOR Centrum Beeldende Kunst Rotterdam

Behalve de verschuiving van agentschap kaartte Thissen een aantal ethische thema’s aan. Moet gebouw-gebonden kunst koste wat kost worden behouden bij de sloop van een pand, zoals het beroemde bakstenen reliëf Wall Relief No. I (1955) van Henry Moore? Of is het als onderdeel van de architectuur per definitie tijdelijk en mag het worden weggehaald, zoals Co Westeriks Het touwtje springend meisje (1976)? Thissen wierp ook de vraag op hoe ver men mag gaan in het veranderen van een kunstwerk, zoals de in 2010 overwogen aanpassing van de ‘stopnaald’ van Naum Gabo (1957), het verloederende gezicht van de Coolsingel. In hoeverre geldt het auteursrecht in het publieke domein? En ten slotte: is er ruimte voor ‘ontzameling’?

Volgens Rutger Bregman, historicus en schrijver voor NRC Next en De Volkskrant, is het afstoten van kunst de enige remedie tegen de oprukkende nostalgie. Kunstenaars moeten het juk van het verleden afwerpen en we moeten ons de kunst van het vergeten eigen maken. ‘Als die duizend roestige beelden in de openbare ruimte ons in de weg zitten ben ik de eerste die oproept tot een beeldenstorm.’ Zijn pleitrede voor het omarmen van de vergetelheid is gebaseerd op de misconceptie dat ‘oude’ kunst en het verleden in het algemeen ons het zicht op de toekomst ontnemen. Hoewel prikkelend en opruiend, is zijn betoog gespeend van concrete voorbeelden van wat we dan allemaal weg zouden moeten gooien, wat of wie deze kunst in de weg staat, en waardoor het zou moeten worden vervangen.

Door Vrij Nederland uitgeroepen tot ‘een van de belangrijkste jonge denkers van Nederland’ en volgens het programmaboekje van TENT sprekend ‘vanuit het perspectief van de jonge generatie’ kan ik mij als land-, en generatiegenoot van Bergman niet vinden in zijn retorische roep om het afstoten om het afstoten, vernieuwen om het vernieuwen.

Volgens kunstenaar Hans van Houwelingen kan dergelijke retorische homogenisering desastreuze gevolgen hebben. ‘Blaas de Buddha’s maar vast op’, nog voordat we weten wat we dan wel willen. Bij het ‘ontzamelen’ als beleidsmatige abstractie dreigt volgens Van Houwelingen de specifieke lokale betekenis van het individuele werk uit het oog te worden verloren. Het was dan ook frappant dat bij alle werken die tijdens de conferentie bij name werden genoemd voor behoud werd gepleit; geen enkele spreker gaf een concreet voorbeeld van een werk dat weg zou kunnen.

Kunstenaar Hans van Houwelingen

Ook de kunsthistoricus Jan van Adrichem, die ooit een boek schreef over beelden in de openbare ruimte van Rotterdam, riep de beeldenstormers tot de orde en stelde voor om eerst maar eens te inventariseren wat er precies te vervangen valt. Rotterdam weet niet wat het heeft, laat staan dat het kan bepalen wat het moet afstoten. Hij bepleit een fikse heroverweging van de monumentenlijst – liefst uitgebreid met de werken van Zadkine, Louis van de Roode, Elenbaas, Picasso, Gabo, Moore en Rodin – alvorens we ons over ontzamelingsquota kunnen buigen.

Ook hij waarschuwde voor een al te algemene bureaucratische aanpak in verschillende Nederlandse steden. Vergeleken met Amsterdam heeft Rotterdam bijvoorbeeld meer ‘monumentale’ sculpturen, wat vraagt om een andere aanpak dan de meer gebouw-gebonden beeldcultuur van de Amsterdamse School.

Kunsthistoricus Jan van Adrichem en Mariette Dölle, programmaleider TENT

Een vraag die danig onderbelicht bleef was er een van verantwoordelijkheid: wie bepaalt wat weg mag en wat mag blijven? De kunsthistoricus? De geldschieter? Het publiek? Collectief vergeten is geen lineair proces dat met de jaren voltooid is, op welk moment we het kunstwerk met een gerust hart bij het vuilnis kunnen zetten.

Ten eerste is ‘het publiek’ geen homogene groep die een werk unaniem irrelevant verklaart. Gevoel voor historie, maatschappelijke relevantie, en smaak verschilt en verandert met de tijd. De sociaal-maatschappelijke relevantie van een werk fluctueert en kan dus ook een comeback maken. Vaak is branding daarop van invloed, zoals bijvoorbeeld het geval is met de hernieuwde populaire interesse voor de oude meesters in het Rijksmuseum, die tien jaar lang gewoon te zien zijn gebleven in de al die tijd redelijk uitgestorven Philipsvleugel. Nu is de Nachtwacht niet direct bedreigd met afstoting, maar het voorbeeld illustreert dat populariteit een fluctuerend en onbetrouwbaar criterium is voor behoud of afstoting.

Niet lullen maar poetsen, we zijn ten slotte in Rotterdam. Na de opiniesessie werden de deelnemers met bussen op plekken in de stad gedropt waar publieke kunst op verschillende manieren in een nieuw daglicht is geplaatst. Er kon worden gekozen uit zes verschillende field trips, te weten Kleinpolderplein, waar verweesde sculpturen een nieuwe plek hebben gekregen; de gebouwgebonden kunstwerken in het Stationspostkantoor van de gebroeders Kraaijvanger; Joep van Lieshouts beeldententoonstelling Territory in het Vierhavengebied; Sculpture International Rotterdam; de herbestemming van Skatepark Westblaak; en de verhuizing van Gerard Hémans ornamenten, die ooit het oude theater Zuidplein van architect Van Ravensteijn sierden, naar het Zuiderpark.

‘Ontzameling? Niet doen!’ roept Joep van Lieshout als hij het thema van de dag krijgt voorgeschoteld. Maar zodra de productie van nieuwe werken in het geding komt gaat ook voor deze ‘industrieel’ productie boven behoud.

‘Als kunstenaar wil je werk maken. Wat er daarna mee gebeurt interesseert me minder. Als een museum een beeld koopt wil ik het liefst dat ze het meteen weggooien en een nieuwe bestellen.’ Onlangs pitchte hij een werk voor het Frederik Hendrikplantsoen in Amsterdam. Geamuseerd vertelt hij het gesprek voornamelijk ging over maaimogelijkheden en andere onderhoud-gerelateerde zaken.

Field trip naar AVL, onder leiding van Imke Ruigrok
Joep van Lieshout bij zijn nieuwe tentoonstelling 'Territory'

Terug in TENT merkt kunstenaar Yasser Ballemans op dat onderhoud van kunst 0,22% uitmaakt van de totale kosten om Rotterdam te onderhouden. Hij vraagt zich af hoe belastend het onderhoud van kunst werkelijk is, en of het niet eerlijker is om daadwerkelijke vervuilers te beboeten.

Lilith Ronner van Hooijdonk oppert om afgestoten beelden in een leegstaand openbaar gebouw onder te brengen, zodat onderhoudskosten tot een minimum worden beperkt. Andere mogelijkheden zijn om ze op het schoolplein of museumpark te verzamelen, of een laatste rustplaats te geven op de begraafplaats. Betrokkenheid van bewoners met de kunst in hun omgeving kan worden gekweekt door beelden eindeloos te reproduceren of juist in te pakken. Immers: You don’t know what you’ve got till its gone.


Deze en andere voorstellen van The Force of Freedom, Sarah van Sonsbeeck, Saskia Noor van Imhoff, Witte van Hulzen en Sander Breure zijn van 7 t/m 16 juni in TENT te zien.

Hinde Haest

Recente artikelen