metropolis m

Op het Leuvense kunstenfestival Artefact, gewijd aan de lucht, kun je collectief naar de hemel staren en smog eten, met echte zwavelsmaak.

Voor zijn zestiende editie werpt het Leuvense kunstenfestival Artefact ‘de blik naar boven’. Immers: het blauwe hemelgewelf lijkt leeg, maar is alles behalve dat. ‘Up in the air’ stelt onzichtbare fenomenen in kaart en slaat een wig tussen kunst en wetenschap, met ‘innovatie’ als vruchtbaar middengrond. Verwacht geen tech-orgi of drones-fest (phiew), wel een uitgebalanceerde kijk op een geladen kwestie en kunst dat, contra het l’art pour l’art dogma, – overtuigd en doelgericht- een functie opeist. (O, en je kunt er culinair geprepareerde smog eten). (Of je dat moet willen is een tweede, maar daarover later meer).

In de klassieker De Wolken dichtte Martinus Nijhoff een ontroerend beeld: hij, nog een kleine jongen, ligt zij aan zij naast zijn moeder op het gras, naar boven te staren. Wanneer ma aan haar zoon vraagt wat hij allemaal ziet in de voorbijtrekkende dekens van cumuli en cumunolibi, laat kleine Martinus zijn verbeelding de vrije loopt: ‘Scandinavië, en: eenden, Daar gaat een dame, schapen met een herder’. Jaren later gaat Martinus met zijn eigen zoon het wolkendek analyseren, en huilt zachtjes bij het horen van de onbevangen rits aan associaties van zijn kroost- eindelijk begrijpt hij waarom zijn moeder toentertijd weende.

Rob Sweere, foto Joeri Thiry
Rob Sweere, foto Joeri Thiry

Ik denk aan het gedicht wanneer ikzelf dertig minuten lang op een campingbedje op mijn rug lig, op het centrale plein van Leuven, te midden van 57 andere participanten: een collectieve performance van de Nederlander Rob Sweere, waarmee hij sinds 2004 de wereld rondgaat en volwassenen ‘de kans geeft om te dromen’, of, met andere woorden: ‘effe lekker helemaal niks, hèhè’. Vandaag is het grijs, en moet ik me overgeven aan de regendruppels die met steeds meer neertuimelen op mijn gezicht; het decor leent zich niet voor een imaginair wolkenspel, rillingen trekken langs mijn ruggengraat, maar de zwervers dan?, etc. Met zijn Silent Sky Project, iets wat het midden houdt tussen een geënsceneerde De Wolken en een stadse mindfulness happening, beziet Sweere het luchtruim vanuit het poëtische spectrum: als een oneindig iets dat rust, hoop en bezinning biedt; een hagelwit projectiescherm voor onze fantasieën en wensen, en symbool voor ‘het hogere’ (maar niet vandaag).

De actualiteit schetst echter een ander beeld, namelijk dat van een dampkring dat wemelt van de infrastructuur, valorisaties, (lands)grenzen en data- om nog maar te zwijgen over luchtvervuilende stoffen. Het is een dankbare paradox die curator Karen Verschooren volledig heeft uitgebuit; een thema dat, conform de nadruk op hoe Artefact géén ‘wetenschapstentoonstelling is’, ‘de ontwikkelingen in de wetenschap en technologie volgt, maar slechts in de mate waarop deze invloed heeft op hoe we samen leven’. Duidelijk. De tentoonstelling is opgedeeld in verschillende luiken (of: perspectieven), die tezamen een veelzijdige en beschouwende dialoog opvoeren over dit geladen onderwerp (denk alleen al aan het civiele gebruik van drones); een dialoog ‘waar in ieder geval minder agenda’s aan verbonden zijn’, aldus Verschooren.

Het verhaal vangt aan bij kunstenaars die het hemelruim observeren, meten en/ of hercreëren, waar James Turrells werk (hoe kan het ook anders) prominent wordt gepresenteerd. Naast een korte film, geven twee maquettes van de Amerikaanse land-art grootheid en ‘professioneel lichtwaarnemer’ inzicht in zijn magnum opus Roden Crater, waar de kunstenaar sinds 1977 aan werkt. In een uitgedoofde vulkaan in Arizona is een observatorium en astronimisch monument gepland; de maquettes tonen twee ruimtes binnen dit centrum, die tunnelgewijs een immens diepe zicht (want: bekeken vanuit een kom) zullen bieden op (het licht van en rondom) de hemellichamen.

Turrell deelt zijn onafnemende fascinatie voor de perceptie van het licht in haar verschillende gedaantes met Paolo Di Tripani, die een optisch systeem gebaseerd op nanotechnologische principes creëerde en hiermee, jawel, ‘het licht schiep’. Helder, verwarmend, fel zomerzonlicht welteverstaan, dat in een lijvige bundel genereus door een dakraam een slagschaduw werpt op de muren en meubels. De crux? De kamer waarin het spektakel zich afspeelt vindt plaats in het midden van een besloten ruimte, go figure. Het geheel slaat een bevreemdende wig tussen wat je ziet en wat je weet; het is trompe l’oeil 3.0 en sluit zich aan in die lange traditie van pogingen het artificieel daglicht na te maken, met tl-buis of schilderkwast. Het is een recreatie die niet vanuit menselijke overmoed lijkt te zijn ontstaan; meer vanuit fascinatie en bewondering, of een oprechte wil om natuurfenomenen beter te vatten, het onzichtbare zichtbaar te maken: namaak als een buiging voor de grootsheid.

Alicia Framis

In dit rijtje passen uiteraard de tijdelijke wolkenpartijen van Berndnaut Smilde, of die van zijn Franse soul-mate Charlotte Charbonnel, die met zeer zachte hand efemere wolkformaties etst op dunne glazen platen, waardoor de illusie ontstaat waar elk kind wel van droomde: een gevangen wolk. Na zonlicht en wolken, gooit ook Alistair McClymont een duit in het zakje met een visueel recept voor een tornado: artificieel of niet, het blijft toch een oncontroleerbaar en onstuimig iets, lijkt de kunstenaar te willen zeggen.

Wie na al dit vertoont toch de hoogmoed in zijn bloedvaten voelt stromen, kan best even de black box van de installatie Event Horizon van Lawrence & Vincent Malstaf binnenstappen. Tegen een lichtstraal wordt een wervelend micro-universum van stofpartikels zichtbaar, dat zwiert en danst op de grillen van onze ademhaling; en zie hier de knetterende confrontatie met de in- en uitgaande –en bovenal: tijdelijke- luchtstroom in je lichaam. Dat het luchtruim als canvas dient voor persoonlijke projecties, wordt wonderschoon getoond in een serie tekeningen van Irakees-Belgische Bilal Bahir. Op boekfragmenten schilderde hij zijn herinneringen aan het luchtruim in Bagdad; van de mobiel aan zijn kribbe en kleurrijke vliegers tot raketten tijdens de Golfoorlog en het vliegtuig waarmee hij uiteindelijk zijn land is ontvlucht: intimistisch, aangrijpend.

Het is een kleine stap van de (Golf)oorlog naar het militaire gebruik van drones, en zo belanden we in de ‘hardere’ gedeelte van de expo, alwaar politieke, economische, ecologische en militaire connotaties van het luchtruim worden uitgespeeld: van de romantiek glijden we de kille realiteit binnen. Killer dan het werk van Forensic Architecture, een Londense onderzoeksgroep van architecten, activisten en kunstenaars, krijg je het niet: het collectief maakt ruimtelijke reconstructies van drone-aanvallen die tot burgerslachtoffers hebben geleid. Omdat drone-bommen onder het zicht van satellieten uitkomen, zijn de onderzoekers afhankelijk van louter menselijke getuigenissen- niet zelden zijn deze digitale maquettes, die een link creëren tussen vernieling, geheugen en stadsbouw, gebruikt in rechtzaken. Het werk maakt bewust van de intensiteit en systematiek die schuilgaat achter drone strikes, en de impact die kunst kan hebben in collaboratie met het rechtsorgaan.

Ruben Pater

Dat een technologie destructief of creatief kan zijn van de mens af hangt, blijkt wel uit het werk van Liam Young: in samenwerking met de KU Leuven, maakte de Australische kunstenaar de eerste narratieve korte film die volledig gefilmd is met drones. De onbemande tuigjes werden geprogrammeerd met de regels van de cinematografie, maar zijn ook hun eigen beeldtaal niet verloren: zo maken de typische algoritmes die op beeld verschijnen wanneer een persoon wordt geïdentificeerd deel uit van de visuals. De film, die verhaalt van een jeugdig liefdesverhaal dat tot stand is gekomen dankzij drones desondanks drones (ja, ja…), onderzoekt gloedvol het culturele potentieel van deze technologie, en schetst hiermee wellicht wel een zeer reëel toekomstscenario.

Het smogprobleem tot slot wordt op even ludieke als treffende wijze gevangen in een, jawel, meringue. The Center for Genomic Gastronomy & Nicola Twilley is een experimentele eetstand die de geur en smaak van van verschillende steden en tijdstippen simuleert. De “structurele eigenschappen van meringue-deeg”, ofwel: 90% lucht, lenen zich uitstekend als drager voor rotte en mogelijk schadelijke chemicaliën als koolwaterstof, zwavel en roet. Hoe smaakt het Londen van de jaren vijftig (zwavelsmog), vraagt u, of, waarom niet, Los Angeles uit datzelfde tijdperk (fotochemische smog)? Allebei zeer anders- en even goor, kan ik u verzekeren. Mijn vraag of het veilig was de schuimpjes te eten, werd beantwoord met het weerwoord: ‘Is het veilig om het in te ademen?’ Waarvan akte.

Artefact
Up in the air
STUK, Leuven
09.02.2016 t/m 21.02.2016

Grete Simkuté

is journalist en auteur

Recente artikelen