metropolis m

Het Amsterdamse kunstfeest is weer begonnen. Elk jaar wordt Amsterdam Art Weekend groter en groter, met meer openingen, lezingen, performances en allerhande andere publiekstrekkers. De basis van het geheel ligt vooralsnog bij de RijksakademieOPEN, waar het Weekend handig bij aangehaakt is. Hier zijn de kunstenaars te vinden die weldra zullen doorstromen naar de galeries – zoals de huidige galerieprogrammeringen met nadrukkelijk veel alumni van de Rijksakademie (en ook de Ateliers) laten zien. RijksakadmieOPEN wordt zo gepresenteerd als een voorbode op het toekomstige commerciële kunstlandschap.

De komende jaren kunnen we daar dus weinig politiek verwachten, aangezien er op de Rijks nagenoeg geen expliciet geëngageerd werk aanwezig is. Wel zijn er veel installaties bestaande uit vloerbedekking en tapijtjes met allerlei grotere en kleinere objecten die vaak ook nog iets doen – lekken, bewegen, verspringen, geluid maken. Ze zijn aanwezig in de installaties van Tamar Harpaz (geluid), Geo Wyeth (water), Sam Keogh (borduursel) Funda Gül Özcan (3d-kijkdoos), Jonathan van Doornum (objecten), Robbert Weide (spulletjes en projecties) en Kareem Lotfy (merken). Zij bedienen zich tevens veelvuldig van materiële verschijnselen in de vorm van vlekken, hoopjes, plasjes en dingetjes, waarvan de culminatie te vinden is in de groepsexpositie van de Snail Nacht (een fameuze reeks Rijks feestjes). Onderscheid tussen verschillende makers is hier geheel weggevallen, zoals ook in de individuele studio’s het niet uitmaakt wat een individueel werk is of een object als onderdeel van een installatie.

Ook bij kunstenaars met een schilder-achtergrond speelt dit vraagstuk. Marije Gertenbach en Eva Spierenburg laten de individuele werken opgaan in het groter geheel van hun studio. Andere schilders behelpen zich met een meer rechttoe-rechtaan methode: Noah Ryu, Inez de Brauw en Koen Doodeman tonen hun schilderijen sec in de witte studioruimte, zonder opsmuk, waar Rutger de Vries juist de materialiteit van verf zelf onderzoekt. De Groene Amsterdammer wijdde in die zin terecht een artikel aan de aanwezige werkplaatsen en hun invloed op de aanwezige kunst. Er wordt ook aandacht gevraagd voor de komende bezuinigingen (20% minder budget in 2017) die het personeelsbestand (ook van de werkplaatsen) en dus de mogelijkheden tot maken wederom onder druk zetten. Zonder de werkplaatsen was het werk van Christine Moldrickx, Evelina Rajca, Monira al-Qadiri hoogst waarschijnlijk niet mogelijk geweest.

Er zijn opmerkelijk weinig autonome performers, die niet als aanvulling of zijdelings onderdeel van een presentatie fungeren. Mercedes Azpiliceuta maakt dit jaar een doorlopende improvisatie en de audiotour van Becket Flannery wordt een performance doordat de bezoeker het gebouw doorkruist onder persoonlijke begeleiding. Op het gebied van video is er een opmerkelijke voorkeur voor observatie. Basir Mahmood en Hamza Halloubi zijn de minder enerverende voorbeelden; noemenswaardiger zijn de twee werken van Sander Breure & Witte van Hulzen die enerzijds de online found-footage van hun Utrecht Centraal performance (How can we know the dancer from the Dance, 2016) tonen, en anderzijds een film bestaande uit beelden van wachtende toeschouwers op het station, met een vervreemdend pakkende muzikale ondersteuning. Inge Meijer heeft een zeer sterke presentatie waarin video’s van repetitieve bouw met rustig rondscharrelende personen fungeren als filmisch menselijk mierenaquarium.

Het werk van Kate Cooper wordt betreurenswaardig belemmerd door de kleine studio, terwijl de grote studio van Aimée Zito Lema overvol is, waardoor de focus van haar toch wel interessante onderzoek naar archieven en het geheugen van – daar is-ie weer – materie, enigszins wegvalt. Verder zijn er positieve uitschieters in de vorm van de Turrel-achtige installatie van Matthijs Munnik; de fiets-frame en maatpak-gerelateerde sculpturen van Alex Farrar; de naar suikerspin geurende terror-bunnies van Josefin Arnell, de abstracte setting voor de film van Mauricio Limon de Leon, de vreemde foto’s van Joscha Steffens en de contrastrijke studio van Juliaan Andeweg.

Vreemd genoeg is op de Rijks in deze politieke tijden nauwelijks een boodschap te ontwaren. Wat wel? Observaties, realiteits-reflecties en materialiteit-gebonden noties, gegoten in de vorm van apolitieke Gesamtkunst.

RijksakademieOPEN, Amsterdam, 26 + 27.11.2016

Vincent van Velsen

is redacteur Metropolis M en conservator Stedelijk Museum Amsterdam

Recente artikelen