metropolis m

De gedachte komt onwillekeurig op. Had Beatrix Ruf ook voor deze opening gekozen? In de entree van de nieuwbouw hangt een schilderij van Sal Meijer van de monumentale trap van de oudbouw. De na Rufs plotselinge vertrek verantwoordelijke curator Margriet Schavemaker heeft ervoor gekozen het op te hangen, als een knipoog naar de andere kant van het gebouw.

Het valt niet te negeren. Stedelijk Base opent zonder de directeur die de ‘re-hang’ in gang heeft gezet. Wat Rufs feestje had moeten zijn, de glorieuze heropening van dat wat algemeen wordt gezien als het meest cruciale onderdeel van de ‘Identity Politics’ van een museum, de vaste opstelling, is veranderd in een goodbye party, een postuum eerbetoon. Stedelijk Base, ‘was geschreven Beatrix Ruf’, gewezen museumdirecteur.

Vandaag staan Rem Koolhaas en Margriet Schavemaker zich als architect/ontwerper en curator te verantwoorden voor Rufs geesteskind. Het gemis van de vertrokken grote baas is in het auditorium op momenten pijnlijk voelbaar. In zijn speech draait Koolhaas er niet omheen. Hij noemt het ‘bijzonder oncomfortabel’ hier nu te spreken zonder Ruf. Schavemaker vertelt dat de oud-directeur binnenkort een keer komt kijken, op een avond als er niemand is. Het zal een hard gelag voor haar zijn, afscheid te moeten nemen van dit museum, net nu het zich pas echt naar haar hand begint te vormen.

Sal Meijer (rechts), Breitner (links) in de entree

Stedelijk Base markeert de ombouw van het Stedelijk naar het museum-to-be onder Ruf. Een museum dat gedacht was toekomstbestendig te zijn, in ieder geval voor de komende vijf jaar. Ruf had haar museum gevormd naar een groot en tegelijk simpel totaalconcept. Zij had bepaald dat de oudbouw boven, de zalen die beroemd zijn om hun licht, de plaats van wisselende tentoonstellingen zouden zijn, onder de noemer Stedelijk Now. In de nieuwbouw zou de vaste collectie terecht komen, de hoogtepunten die de grote schat van het museum zijn, zijn vaste referentiekader, zijn fortuin en ook zijn vermogen (niet in financiële zin maar in de zin van kunnen – hoger dan dit zal het museum in kunsthistorische en artistieke zin niet reiken, zo althans de pretentie van de permanente collectie). Op de begane grond van de oudbouw zouden de meer discursieve presentaties komen, georganiseerd rondom de minder bekende werken uit de collectie, die in zeker zin nog ter discussie staan, zowel intern als extern. Dit deel van het nieuwe museum van Ruf, onder de titel Stedelijk Turns, moet nog worden vormgegeven in de komende tijd.

De omkering van functies van het museum, die het gevestigde verplaatst naar de onbeschreven ruimte, en dat wat zich nog een plaats in de geschiedenis moet veroveren presenteert in de beroemde historisch beladen architectuur, is op zichzelf al zeer bijzonder en gewaagd, vertelt Koolhaas. In alle musea bieden de aangebouwde nieuwe vleugels ruimte aan wisselende tentoonstellingen, en dient het historische gebouw als de plaats van de vaste opstelling, passend bij het gewicht die de eigen collectie verworven heeft. Hier is dat omgekeerd. Hij vindt Rufs museumconcept zeer inspirerend en is blij te hebben mogen bijdragen aan de realisatie ervan.

Max Ernst links

Willem de Kooning, Barnett Newman achter aan de muur

Tijdens de speeches van Koolhaas en Schavemaker valt voortdurend het woord ‘experiment’, een woord dat Ruf zelf ook voortdurend in de mond nam als ze het over het Stedelijk had. Haar voorland in het Stedelijk was ongetwijfeld de periode Willem Sandberg, de historische verpersoonlijking van het experiment in dit museum. De nieuwe vaste opstelling is te zien als een nieuw kenmerkend voorbeeld van de doorwerking van zijn nalatenschap. Zij ademt de informele sfeer van Sandbergs nieuwe vleugel (nu afgebroken om plaats te maken voor de huidige nieuwbouw), met die typerende semimobiele wanden van destijds, hun zwevende witte muurvlakken, vele doorzichten naar de rest van de zaal en continu wisselende ruimtelijke perspectieven, waarin de kunstenaars geen eigen zaal kregen toegemeten maar doorgaans alleen een eigen hoekje. De Van Baerlestraat was in de vleugel op de achtergrond zichtbaar en hoorbaar aanwezig, de ruimte een en al (niet-kunst)ruis.

In Stedelijk Base herleeft de oude Sandbergvleugel in een grondig geherdefinieerde vorm, op z’n Koolhaas’ en dus robuust en industrieel

In Stedelijk Base herleeft de Sandbergvleugel in een grondig geherdefinieerde vorm, op z’n Koolhaas’ en dus robuust en industrieel. En moet gezegd, ook minder radicaal. Koolhaas verbaast zich tijdens zijn inleiding over de soms erg goedkope uitvoeringen van de displays onder Sandberg, waar hij in dia’s enkele fraaie voorbeelden van laat zien. De houtje touwtje frames waar Sandberg kunst aan ophing, zouden nu niet meer toegestaan zijn bij de vele miljoenen kostende collectie en zijn vele vertoningscondities (qua licht, verankering aan de muur, beveiliging, etc). Bij Koolhaas zijn de wanden – heel symbolisch – opgetrokken uit staal. Ze zijn alleen in theorie nog mobiel, want in feite een solide en onwrikbaar harnas voor de getoonde werken. Het totaalgewicht van de nieuwe ‘schotten’ is meer dan 150 ton.

De speciale wandarchitectuur is een van de meest in het oog springende onderdelen van de nieuwe opstelling. Koolhaas drukt zijn stempel op het geheel met zijn eigen persoonlijke Sandberg-eerbetoon (Koolhaas: ‘een project is alleen interessant als je kunt experimenteren’). Hij ontwierp een innovatief nieuwe ‘mobiele’ wand, gemaakt van fluwelig, grijs staal (speciaal geproduceerd door partner Tata Steel, naar een oorspronkelijk voor de gelegenheid samengestelde ‘receptuur’). De dunne platen zijn met hulp van een ingenieursbureau verder ontwikkeld en als een bouwpakket, zonder nagels of klemmen als puzzelstukjes in elkaar gezet.

De grijze accenten van de wanden kleuren de ruimte, die overigens vooral wordt bepaald door de kriskras indeling. Zij geeft gestalte aan een extreem dynamisch parcours, vol open ruimtes, met bij elke stap weer nieuwe doorkijkjes, soms over de volle lengte van de 50-meter lange zaal.

Het parcours loopt langs boulevards, straten en pleinen, speels en open, maar het is er ook vol en druk, als een oude kruipdoor sluipdoor binnenstad, om de stadsmetafoor die Koolhaas zelf graag gebruikt door te trekken. Toeristisch hoogtepunt vormt (ook in deze stad) een uitkijkpunt, van waaruit je van bovenaf het geheel kunt overzien. Het is, zoals te verwachten, direct al dringen op de trap.

Achterin de uitkijkpost

Het leven is hectisch in Koolhaas’ collectiestad. De gehele ruimte mag open zijn, per afdeling of hoekje is hij toch vrij klein. Grote werken delven het onderspit, ze zijn afwezig of moeten het doen met weinig ademruimte. Enkele XL-formaten moeten het gezelschap verdragen van pal erop gehangen buren, wat wel even wennen is, voor die werken en voor ons, het publiek.

In Stedelijk Base wordt afscheid genomen van de modernistische omgang met kunst, zijn liefde voor vorm, esthetiek en contemplatie. Andere waarden worden naar voren geschoven. Er wordt ingezet op een minder strak gedirigeerde blik, die mag dwalen en kiezen, naar eigen voorkeur. Historische kwaliteiten tellen mee, soms meer dan de artistieke. Er is een nadrukkelijk doorlopende tijdlijn van 1880 tot nu, in een combinatie van beeldende kunst en vormgeving (een trots initiatief van Ruf: ‘nieuw in de geschiedenis van dit museum’), waardoor individuele meesterwerken gepaard worden aan anonieme gebruiksartikelen, zoals een Picasso naast een radio die in datzelfde jaar gemaakt is, en een Barnett Newman naast een rijtje stoelen, die langs de muur omhoog reiken.

In Stedelijk Base is kunst niet alleen kunst maar ook informatie. Zij is een tijdsdocument, soms tussen letterlijke tijdsdocumenten, een drager van een historisch en maatschappelijk verhaal dat zich graag nader verklaart. De werken zijn geordend in thematische clusters (soms kunsthistorisch, soms sociaalmaatschappelijk), met hier en daar een wandje apart voor een artistieke grootheid (Yves Klein, Malevich, Cobra). Het is daarmee een opstelling die in dienst staat van het narratief, waarin werken zichzelf ondergeschikt weten aan elkaar, een context, een omgeving, een relatieve duiding.

De presentatie heeft op momenten de sfeer van een studiecollectie, vol dwarsverbanden die er voor het oprapen liggen. Het gaat hier niet om trotse artistieke helden (om ‘iconen’ zoals het museum zelf zegt in een promotiefilmpje); de kunstenaar kent zijn plaats in het geheel, dienstbaar als hij is aan de geschiedenis, het museum, de tijd. Tijdens zijn presentatie noemt Koolhaas de opstelling een weefsel.

De teloorgang van de individuele contemplatieve perceptie roept weerstand op, zoals al blijkt uit de eerste commentaren. De presentatie wordt een Instagrampresentatie voor millennials ( Het Parool) en een google-collectie (NRC) genoemd. Het verlies van de eigen kwaliteit van het kunstwerk, dat alle ruimte krijgt om de aandacht op te eisen en te schitteren, wordt door sommigen betreurd. De democratisering van de collectie, en ook wel de nivellering van het heldendom in juist dat onderdeel dat bekend staat om zijn permanente waarden en ontastbare kwaliteit werkt verwarring in de hand. Kunst verandert in een plaatje en krijgt een zekere mate van inwisselbaarheid. Zij verschijnt nadrukkelijk als niet-autoritair, als een product van haar omgeving, de samenleving waarin ze is ontstaan, waar ze zich ook nadrukkelijk toe verhoudt en over uitlaat.

Stedelijk Base heet de vaste opstelling heel zelfverzekerd. Er wordt niet bij verteld hoe wankel die basis eigenlijk is, nu en zeker in de toekomst

Voor een museum dat zijn modernistische voorgeschiedenis altijd heeft gekoesterd en graag dicht aan de borst hield, is die beweging naar een postmodern wereldbeeld niet zonder betekenis. Misschien zelfs een vorm van zelfvervreemding, met nog ongewisse consequenties. Want hoe waardevast is een collectie die een eenduidige interpretatie van de kunstgeschiedenis bestrijdt en een meer relativerende omgang met het voorheen in vrij extreme mate verbijzonderde beeld promoot? 

Stedelijk Base heet de vaste opstelling heel zelfverzekerd. Er wordt niet bij verteld hoe wankel die basis eigenlijk is. Zij laat zien, in ieder geval ten principale, dat we in de toekomst dit museum wel eens heel anders dan we gewend zijn kunnen gaan waarderen, indien de lijnen die hier worden uitgezet consequent worden doorgevoerd. De waardeverandering van het Stedelijk is pas net begonnen.

Rem Koolhaas geeft toelichting

Otto Piene en een altaar van Nikki de Saint Phalle (bruikleen)

Popart

Francis Bacon

Martial Raysse (links) en Elain Sturtevant (rechts)

Op de bovenetage een meer conventionele presentatie van het meer recente werk

Stedelijk Base, Stedelijk Museum, Amsterdam, vanaf 16.12.2017

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen