metropolis m

Met zijn werk nam stanley brouwn een radicale positie in die tegenwoordig vermoedelijk onhoudbaar is. Dit weekend sluit de aan zijn werk gewijde overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum Schiedam.

In zijn non-fictie roman The Measure of all Things (2002) reconstrueert wetenschapshistoricus Ken Alder het ontstaan van de meter. Niets zo apolitiek en neutraal als de meter, zou je denken, maar niets blijkt minder waar. In de greep van de Franse Revolutie groeide eind achttiende eeuw de behoefte aan een nieuwe universele meeteenheid, één die voor alles en iedereen hetzelfde zou zijn. Deze nieuwe maat moest alle regionale en lokale meet- en gewichtseenheden vervangen (in Frankrijk alleen al waren dit er anno 1790 zo’n 250 duizend) en zo ‘het vrije verkeer van goederen en ideeën bevorderen’.

Een comité van revolutionaire wetenschappers besloot tijdens de Eerste Franse Republiek dat ‘de fundamentele meeteenheid voor de nieuwe wereld gebaseerd moest zijn op de afmetingen eigen aan deze wereld’. Om deze eenheid te bepalen werd besloten de lengte van de meridiaan tussen Duinkerke en Barcelona op te meten en door 10 miljoen te delen. Zo ontstond de meter. Behalve het stimuleren van handel en wetenschap, diende de invoering van de nieuwe ‘egalitaire en klasseloze’ standaardmaat ook de politieke agenda van de revolutionairen: met het vervangen van de oude meetstelsels werd in een klap ook iedere herinnering aan het ancien régime weggevaagd.

Marcel Duchamp nam in zijn serie 3 Stoppages-Étalon (1913-1914) de verheven status van de meter al eens op de hak. Hij pakte een stuk touw, knipte het in drie stukken van exact één meter en liet deze vervolgens, één voor één, van exact één meter hoogte op een stuk papier vallen. De actie creëerde een nieuw beeld van de meter. ‘It is a joke about the meter’, merkte hij op, waarmee hij wilde laten zien dat de meter een readymade-idee was waarvan de betekenis, net als bij zijn readymades, wordt bepaald door de waarde die wij eraan toekennen.

In de tentoonstelling mens loopt op planeet aarde, die momenteel te zien is in Stedelijk Museum Schiedam, zijn ook veel meters te vinden: als potloodlijn op papier in het werk 1cm=1m, 1:50   2cm=1m, 1:50   3cm=1m, 1:33 1/3  4cm=1m, 1:25  5cm=1m, 1:20  6cm=1m, 1:16 2/3, on 1cm (1976), als standaardmaat waarlangs met potloodstreepjes de lengte van drie stappen zijn afgetekend (3 steps on 1 meter uit 1976), in de titel op de omslag van één van de kunstenaarspublicaties (1m + 1m + 1m + 1m  = 400cm uit 1994), of als een aluminium plaat in het werk one step one meter (1987). De tentoonstelling is een retrospectief eerbetoon aan de in mei van dit jaar overleden kunstenaar stanley brouwn, die zijn hele artistieke carrière wijdde aan de fenomenen maat, afstand en beweging. Waar Marcel Duchamp met humor en dubbelzinnigheid de meter als ‘leeg teken’ ontmaskerde, daar oogt brouwns engagement met ons metrische stelsel bloedserieus, op het wetenschappelijke af. Zijn artistieke onderzoek naar de meter concentreert zich op de vraag hoe persoonlijke maateenheden zich verhouden tot het gestandaardiseerde metrische systeem.

brouwn ontwikkelde zijn eigen persoonlijke maatsysteem waarin hij teruggrijpt op pre-metrische maten als de voet, de el en de stap (in stanley brouwns systeem respectievelijk de sb-voet, sb-el en de sb-stap). Een sb-voet, of brouwnvoet, staat gelijk aan 23 centimeter. De sb-stap is minder stabiel als meeteenheid, zo valt op te maken uit zijn in 1972 verschenen kunstenaarspublicatie Construction. brouwn noteerde hierin pagina na pagina, nauwgezet en systematisch de lengte van een oneindig aantal stappen: 850 mm, 844 mm, 847 mm, 842 mm, 840 mm, 851 mm enzovoorts. De verschillen in maat, letterlijk millimeterwerk, maakt iedere stap uniek en specifiek voor een bepaald moment en een bepaalde plek.

De titel van de tentoonstelling, mens loopt op planeet aarde, verwijst naar één van de weinige uitspraken die brouwn tijdens zijn leven over zijn werk deed: ‘Alles wat ik ooit gedaan heb en tijdens mijn leven zal blijven doen, is samen te vatten in één zin: man loopt over de planeet aarde.’ De voet, de el en de stap zijn maateenheden die aan ons eigen lichaam verbonden zijn. Met de brouwnvoet trekt stanley brouwn de wetenschappelijke praktijk van het meten van het objectieve (en objectiverende) naar het subjectieve domein. De meter is niet alleen een readymade-idee; zonder onze persoonlijke beleving is het een leeg begrip. ‘Elke meter, millimeter, afstand heeft zijn eigen identiteit.’

Het meten en tellen van stappen werd later in zijn carrière de belangrijkste methode om zich te verhouden tot de plaats waar hij zich op dat moment bevond. Hij telde zijn stappen in onder andere Amsterdam, Luxemburg, Brescia en Milaan, en deed hiervan op de meest feitelijke manier verslag in kleine, vierkante, witte publicaties waarvan er een aantal te zien is in Schiedam. Het zijn minimalistisch vormgegeven boekjes met een zo mogelijk nog minimalere hoeveelheid informatie: ‘12.12 5.666 steps.’ Eenzelfde techniek gebruikte hij om ruimtes in kaart te brengen, soms met bekende maten, andere keren middels historische of de gepersonaliseerde sb-eenheden.

Van het tellen, registreren en indexeren van de fysiek afgelegde afstanden is het maar een kleine stap naar het denken in afstanden. Voor zijn internationaal bekende serie this way brouwn (1961-1971) vroeg brouwn toevallige passanten in bijvoorbeeld Amsterdam of Berlijn om op een stukje papier de route van A naar B voor hem uit te tekenen. De strepen en pijlen lijken in het luchtledige te zweven en zijn zonder het originele referentiepunt, brouwns positie, onbruikbaar. Nu zijn ze, voorzien van brouwns stempel, als mythische artefacten achter glas in het museum te bewonderen.

De tentoonstelling in het Stedelijk Museum Schiedam is sober. De minimalistische kunst van brouwn wordt getoond in een al even minimalistische setting. In het midden van de ruimte staan twee rijen met grijze vitrinekasten waarin een verzameling kunstenaarspublicaties, uitnodigingen, krantenknipsels en andere documenten te zien is. Ze geven een goed overzicht van brouwns werk van 1963 tot 2014. De vitrinekasten, ooit door brouwn zelf ontworpen, meten exact (hoe kan het ook anders) anderhalf bij zes brouwnvoet (34,4 bij 138 centimeter). Tegen de wanden worden op een aantal planken op schragen en simpele sokkels verschillende objecten uit zijn oeuvre getoond.

stanley brouwns oeuvre is conceptuele kunst ten voeten uit en tot in het kleinste detail trouw aan de radicale dematerialisatie-ideologie van de conceptuelen. Het geeft de kijker weinig om naar te kijken, maar des te meer om over na te denken. Het cerebrale boven het retinale, om Marcel Duchamp nog maar eens aan te halen. De drie monitoren tegen de linkerwand zijn daarop een uitzondering. Er worden fragmenten getoond waarin de kunstenaar zelf in actie te zien is. Zo zien we hoe brouwn tijdens een wandeling door Amsterdam blanco vellen papier op straat laat vallen waarop zich binnen afzienbare tijd voetstappen en bandensporen verzamelen. brouwn raapt de vellen vervolgens bijeen en noemt de sporen Steps (1963).

Het tonen van de televisiebeelden lijkt een kleine knieval naar de bezoeker. De kunstenaar had hier zelf hoogstwaarschijnlijk niet mee ingestemd. Had het aan hem gelegen, dan waren deze fragmenten al lang gewist. Vanaf 1972 trok brouwn zich terug uit de kunstwereld; hij gaf geen interviews meer over zijn werk, wenste noch zijn werk noch zichzelf te laten fotograferen en weigerde mee te werken aan iedere duiding of interpretatie van zijn kunst. Alle context en alle betekenis liggen besloten in het werk zelf en iedere biografische of anekdotische informatie zou afbreuk doen aan de zeggingskracht ervan. In het verlengde hiervan bedong hij dat zijn werk niet in groeps- of thematentoonstellingen zou worden getoond.

stanley brouwn was tot aan zijn dood de auteur van zijn werk. En hij bepaalde in vergaande mate welke betekenis het wel en niet had. Hij vond het niet interessant om zijn Surinaamse afkomst te verbinden aan zijn kunstenaarschap en hij zou de laatste zijn geweest die zijn ‘buitenlandse- Nederlander zijn’ als verklaring zou aandragen voor zijn interesse in gestandaardiseerde meetsystemen versus de gepersonaliseerde, menselijke maat. Zo interpreteer ik het wel. Mijn gedachtes dwalen bij het bestuderen van brouwns werk af naar de geboorte van de meter, naar de wens om voor alles en iedereen dezelfde maat te hebben, en hoe deze top-down opgelegde standaardeenheden, onder het mom van wetenschap en vooruitgang, andere, individuele maten in een keurslijf duwden of in de loop van de geschiedenis hebben uitgewist. Het is één van de uitwassen van het westerse koloniale imperialisme, door sommigen betiteld als ‘epistemische genocide’.

Ik denk ook aan brouwns categorische weigering om zijn identiteit en privéleven te verbinden aan zijn werk, zijn verzet om in een kunsthistorisch hokje geplaats te worden of zijn werk en kunstenaarschap te associëren met een activistische politiek-maatschappelijke agenda. Het is een positie die tegenwoordig bijna onhoudbaar zou zijn, maar die mij in het huidige klimaat waarin iedereen wordt gedwongen om kleur te bekennen en positie te bepalen als radicaal verfrissend aanspreekt.

DEZE RECENSIE IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M Nr 6-2017 DOORBRAAK + NIEUWE COLLECTIE 2017. METROPOLIS M KRIJGT GEEN SUBSIDIE. STEUN ONS EN NEEM EEN ABONNEMENT. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE JE DIT NUMMER GRATIS OP. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected] (ovv actie nr 6)

Christel Vesters is kunsthistoricus, schrijver en curator

stanley brouwn
mens loopt op planeet aarde
Stedelijk Museum Schiedam
14.10.2017 t/m 21.01.2018

Christel Vesters

Recente artikelen