metropolis m

Zaaloverzicht Phantom Limb, foto: Ruben van Vliet

Waar ligt de grens tussen verbeelding en werkelijkheid? Phantom Limb speelt, in het voetspoor van Escher, met optische illusies en ons idee van de werkelijkheid.

‘Ik kan het niet laten om met onze onomstotelijke zekerheden te sollen.’ Met dit citaat van kunstenaar Maurits Cornelis Escher begint de tentoonstelling Phantom Limb: Art beyond Escher in het Fries Museum. De tentoonstelling opende tijdens het startweekend van Leeuwarden als culturele hoofdstad van Europa in 2018. Vooruitblikkend op de grote Eschertentoonstelling die vanaf april in het museum te zien is, wordt het werk van tien hedendaagse kunstenaars tentoongesteld die net als Escher de werkelijkheid op zijn kop zetten, hun eigen realiteit creëren en de toeschouwer op het verkeerde been zetten.

Denk je aan Escher, dan denk je aan optische illusies en labyrintische werelden, waarin niets is wat het lijkt. Hij maakte als geen ander slim gebruik van de manier waarop onze hersenen continu proberen te duiden wat we zien en hier zelf invulling aan geven. Net als Escher, spelen de kunstenaars uit Phantom Limb met dit gegeven en werken dit zelfs uit tot lichamelijke ervaringen in diverse immersieve installaties. De titel van de tentoonstelling refereert aan fantoompijn, het voelen van iets dat er niet daadwerkelijk is. Door die nadruk op de lijfelijke sensatie lijkt de tentoonstelling in te spelen op de tendens om tentoonstellingen te presenteren als fysieke ervaringen en het museum als een plek voor belevenissen.

Matthijs Munnik, Luminal in Fries Museum. foto: Jeronimus van Pelt

De wild knipperende en bewegende kermisdiorama’s van Funda Gül Özcan, waarmee de tentoonstelling opent, zet gelijk de toon: dit wordt spectaculair. Zorgt deze tentoonstelling voor net zoveel reuring en opwinding als deze kermisattracties? Dat valt mee. Anders dan deze entree lijkt te suggereren, is de tentoonstelling redelijk bescheiden en spelen veel werken op een subtielere wijze met onze zintuigen en geest.

Na te zijn opgeschud door het kermisvertier van Özcan betreedt de bezoeker de tweede zaalvullende installatie, getiteld Afgelopen (2009), van Dominique Teufen. We zien de restanten van een uitbundig feest: tafels gevuld met lege bierflesjes, slingers en servies, volledig ontdaan van kleur. Het voelt vervreemdend, alsof je een zwartwitfoto bent binnengestapt, terwijl je ogen wanhopig op zoek gaan naar kleur. Terwijl hier de kleur ontbreekt, word je er even verderop, in het werk Luminal (2016) van Matthijs Munnik, juist door omsloten. Staand op het plateau in deze kleurrijk verlichte, schijnbaar oneindige ruimte zonder hoeken, blijft je blik zoeken naar een punt waarop je kunt scherpstellen. Dat is er niet, wat de ervaring overweldigend, maar ook claustrofobisch maakt.

Curator Eelco van der Lingen maakte een selectie van optisch illusoire werken, waarin wordt gespeeld met gezichtsbedrog en perspectief, naast kunst die op een conceptuelere wijze ingaat op de grens tussen verbeelding en werkelijkheid. De keuze voor die illusoire werken is niet altijd even verassend, zoals bij de vrij traditionele trompe-l’oeils van Lieven Hendriks. Wat dat betreft zijn de ingenieuze fotowerken van Marc Philip van Kempen, die in dezelfde grote zaal hangen, interessanter. Voor zijn foto’s bouwde Van Kempen in zijn studio complexe decors, waarin door middel van afsnijdingen en verschillende perspectieven de illusie wordt gewekt dat de kijker naar een bewerkte fotocollage kijkt.

Dominique Teufen, Afgelopen, 2009

Marc Philip van Kampen, IX, 2010

Andere werken gaan verder dan een puur lichamelijke of optische ervaring en dagen de kijker uit om na te denken over het concept van werkelijkheid. In de video’s Placebo (2002) en Interloper (2003) van Saskia Olde Wolbers wordt het verhaal van een affaire tussen een man en een vrouw verteld, waarin feiten en leugens, interpretatie en hallucinatie door elkaar lopen. Dit verhaal combineert ze met onheilspellende, droomachtige beelden, zoals van nagebouwde ziekenhuisinterieurs ondergedompeld in druipende, witte verf. Kunstenaar Óscar Santillán recreëerde met het werk Bermeja (2017) een eiland waarvan men dacht dat het in de Golf van Mexico lag. Het stond eeuwenlang op alle landkaarten, maar in 1997 bleek het eiland verdwenen te zijn. Santillán voer naar de exacte coördinaten van Bermeja en filterde uit duizenden liters zeewater een zouten kristal, waardoor het eiland nu alsnog bestaat, in de vitrine van het museum. Beide werken laten zien hoe we onszelf voor de gek kunnen houden, zij het door de onwaarheden van een geliefde te geloven (tegen beter weten in) of uit te gaan van wetenschappelijke feiten die allang niet meer geldig zijn.

Het is met deze laatste werken dat de tentoonstelling de diepte in gaat. Toch merk je bij Phantom Limb de spagaat waarin het Fries Museum zich bevindt, omdat het zowel een breed, als een ingevoerd publiek wil bedienen. Toegankelijkere, immersieve werken voelen daardoor, misschien onterecht, al snel als cheap thrills naast de gelaagde werken van Olde Wolbers en Santillán, of de prachtige, verhalende installatie Souvenir of Oskar Serti’s First Visit to Véronique de Coulanges (1997) van Patrick Corillon. Tegelijkertijd is het typerend dat het werk waarmee de bezoeker naar binnen wordt gelokt, FUNFAIRAFFAIR (2017) van Özcan, niet zo goed uit de verf komt: het kermisdiorama had in een andere context als een politiek geëngageerd, visueel gedicht gelezen kunnen worden, maar lijkt hier toch vooral te functioneren als het goedkope vermaak waar de kunstenaar juist de spot mee wil drijven: een spektakel.

DEZE TEKST IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M NR 2-2018. STEUN METROPOLIS M, NEEM EEN ABONNEMENT. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE JE HET NIEUWSTE NUMMER GRATIS TOE. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected]

Phantom Limb: Art beyond Escher, Fries Museum, Leeuwarden, t/m 06.01.2019

Agnes Winter

is zakelijk directeur van VHDG en coördinator van platform Noordenaars

Recente artikelen