metropolis m

Liza Freijsen, Veldwerk, 2018 (detail)

Zomersneeuw onderzoekt het thema eeuwige verjonging in alweer de elfde editie van de buitenexpositie Beelden op de Berg in het Belmonte Arboretum. Een tentoonstelling met een wel heel fotogenieke omgeving.

Zomersneeuw is de titel van de elfde editie van Beelden op de Berg, een buitenexpositie in het Belmonte Arboretum te Wageningen. De titel verwijst naar het natuurfenomeen van eendagsvliegen die op een warme zomerdag massaal uit rivieren opstijgen om te paren, eitjes te leggen en te sterven. Een wit oplichtend spektakel. De buitenexpositie die in 1976 voor het eerst werd georganiseerd, heeft in de schaduw van Sonsbeek een aardige staat van dienst opgebouwd. De wetenschappelijk aangelegde tuin is vanaf de eerste editie elke vier á vijf jaar het podium voor een expositie van hedendaagse kunst. De eerste editie Beelden op de Berg toonde uitsluitend eigentijdse sculptuur en werd mede geïnitieerd door de Nederlandse Kring van Beeldhouwers. Vanaf de vierde editie in 1985 worden de tentoonstellingen steeds meer bepaald door actuele ontwikkelingen in de kunst, die zich in die periode uit in een interesse voor de openbare ruimte, het landschap en de notie van plek. Gaandeweg wordt de buitenexpositie internationaler en meer thematisch van opzet. Met name vanaf de laatste vier edities wordt er steeds duidelijker naar inhoudelijke verbindingen met de specifieke landschappelijke locatie van het arboretum en de wetenschappelijke functie van de tuin gezocht. Zo handelt de achtste editie in 2003 over de maakbaarheid van de natuur en wordt het arboretum in de negende editie in 2008 opgevoerd als metafoor voor culturele diversiteit. Onder de titel (Re)Source stelde de vorige editie in 2013 authenticiteit en manipulatie centraal.

De huidige editie gaat over het poëtische thema ‘eeuwige verjonging’. Het thema is mede ingegeven door het honderdjarig bestaan van de Universiteit Wageningen, waarmee het arboretum als wetenschappelijke tuin altijd nauw verbonden is geweest. Binnen het kader van een universiteit die zich continu verjongd, was het thema ‘eeuwige verjonging’ volgens de directie passend. Curator Flos Wildschut werd uitgenodigd om het geheel inhoudelijk verder uit te diepen.  

Karin van Dam, Pit

Na een periode van aanhoudende droogte en hitte in Nederland bezoek ik Beelden op de Berg op een koele zomerdag waar wolken, regen, zon en een regenboog zich afwisselend laten zien. Het is het perfecte weer voor een tentoonstelling over ‘eeuwige verjonging’ en de cyclische aard van geboorte-groei-bloei-verval-dood van al het leven op aarde. De omgeving is prachtig. Het Belmonte Arboretum ligt in een uitloper van de Veluwe, de zogenaamde Wageningse Berg, en geeft een weids uitzicht over het stroomgebied van de Rijn en de Betuwe.

Met plattegrond op zak wandel ik door het bomenpark op zoek naar de tien werken die er deze editie te zien zijn. De tuin blijkt niet al te groot en is vrij overzichtelijk. Er is een route en terwijl ik een andere kant op loop, wijst een mevrouw mij er vriendelijk op dat de meeste mensen toch echt aan het begin beginnen. Vooruit. De tentoonstelling vangt onder een enorme treurbeuk aan met Pit, een monumentaal werk van Karin van Dam.

Pit is een groot zwart gevaarte van schuimen isolatiebuizen waar je je als bezoeker in kunt wringen om vanuit de pit naar buiten te staren, alsof je zelf voor even het leven bent wat er ontluikt. Bij voorbereidende bezoeken raakte Van Dam geïnspireerd door stekelige kastanjes, verdorde hortensia bloesems en andere zaden. Dat in zo’n klein kwetsbaar zaadje nieuw leven verborgen zat, fascineerde de kunstenaar. Waarschijnlijk maakte ze de schaal van het werk zo groot om de enorme levenskracht die in zo’n klein zaadje besloten zit, te verbeelden. Doordat je het werk kunt betreden, wordt je je er bovendien van bewust dat je zelf net zo goed deel uitmaakt van een soortgelijk groeiproces. Wij allen waren ook ooit slechts een zaadje en ook wij groeien, bloeien, takelen af en sterven.

Verzet tegen de dood

Pit is eigenlijk het enige werk op de tentoonstelling dat op zo’n simpele doch doeltreffende manier in gaat op de cyclische aard van het leven op aarde, en ons daar als mensen in betrekt. Er wordt in de tentoonstelling echter niet ingegaan op ons natuurlijke verzet tegen dit proces, ons onvermogen om verval en dood zonder horten of stoten te accepteren. Het idee dat Pit verbeeldt, dat wij net als al het andere leven op aarde slechts een piepklein onderdeeltje zijn van het immer voortdurende proces van groei en verjonging, is prachtig, maar je gaat er ook een beetje van tegensputteren – iets met The Physical Impossibility of Death in the Mind of Someone Living. In de tentoonstellingstekst brengt de curator deze natuurlijke weerstand tegen de dood overigens wel ter sprake. Daar verwijst Wildschut onder andere naar de verschillende manieren waarop de mens in mythen, sagen, kunst en literatuur de dood te slim af is geweest door het vinden van levenselixers en andere bovennatuurlijke middelen die hem of haar onttrekken aan de cyclische aard van het leven, zoals het verouderende zelfportret in The Picture of Dorian Gray.

Dat deze thematiek in de tentoonstelling niet verder wordt uitgediept, is een gemiste kans. Vooral gezien de hedendaagse Westerse obsessie met jong zijn en het tegengaan van verouderingsprocessen. Het werk van een kunstenaar zoals Paul Geelen, die met zijn slakkenboerderij zinspeelt op deze beautybranche, zou in deze context bijvoorbeeld niet misstaan. Naar mijn weten beweegt Geelen zich op speelse, doch strenge wijze verder op het complexe pad van de alchemistische wondermiddeltjes en levenselixers. De slak symboliseert voor Geelen daarin onder andere het begin en het einde van een levenscyclus.[1]

Ook mis ik binnen het thema hoe de mens zich tot die cycli verhoudt. Bij Pit worden we wellicht in het verhaal betrokken, maar op een vrij neutrale manier. Er wordt nergens ingegaan op de invloed van de mens (en ons plastic afval) op de natuur en hoe wij de cyclische aard en de kringloop van het leven met ons gedrag en grote aanwezigheid kunnen beïnvloeden – denk aan alle recente discussies rond het begrip Antropoceen. Hoe meer technologische ontwikkelingen ons ertoe in staat stellen, hoe meer wij de natuur proberen te manipuleren in ons voordeel, zonder dat we precies weten welke gevolgen dit gedrag kan hebben. Het werk en onderzoek van Esther Kokmeijer is in deze context een interessante (te zien in de solotentoonstelling solid, liquid, vapour in TENT te Rotterdam). Haar werk gaat precies over dit ingrijpen van de mens in de natuur (zoals de manier waarop wij met behulp van hagelkanonnen het weer beïnvloeden) en de gevolgen hiervan. In de tentoonstelling in TENT brengt ze onder meer in kaart hoe zelfs het onbewoonde Antarctica geraakt wordt door klimaatverandering en overspoeld wordt door artificiële materialen. Kortom, hoe alles wat wij doen (en niet doen) elders effect heeft, het zogenaamde butterfly effect.

Tanja Smeets, The Porous Tree (detail)

Het enige werk in de tentoonstelling Beelden op de Berg dat naar deze problematiek lijkt te wijzen is The Porous Tree van Tanja Smeets, waarin een grote esdoorn wordt belaagd door zwarte rubberen gezwellen die zich aan de stam en takken hebben vastgeklampt en door felblauwe plastic materialen die zwaar vanaf de takken naar beneden hangen. Als een ziekte trekken deze onnatuurlijke materialen de boom die omhoog wil groeien naar beneden. Het werk zou gezien kunnen worden als een verbeelding van de druk die door mens vervaardigde materialen op de natuur uitoefenen, maar de tentoonstellingstekst rept hier niet over. Er wordt alleen gesproken over een gevecht tussen twee organismen, waarbij de discussie over de invloed van de mens op de natuur veilig buiten beschouwing wordt gelaten. 

Maar wat wordt er dan wel getoond en geopperd in deze elfde editie van Beelden op de Berg? Sjoerd Buisman presenteert er drie van zijn Ouroboros werken die geïnspireerd zijn op het bekende symbool uit de alchemie van een slang (of draak) die zichzelf in de staart bijt en opeet en op deze wijze een cirkel vormt: een eeuwenoud symbool voor de cyclische aard van de natuur – volgens Wikipedia zelfs één van de oudste mythische symbolen ter wereld. Buismans uitwerking is eenvoudig. Van snoeihout dat in het arboretum voorhanden was maakte hij drie sculpturen: een cirkel, driehoek en rechthoek. Behalve de relatie tot het Ouroborus symbool, blijven de driedimensionale werken (hoewel ze mooi vervaardigd zijn) wat vlak.

Sjoerd Buisman

Hetzelfde kan gezegd worden over het werk van René Roeten, die met Sample voor het eerst de buitenlucht betreedt. Hij presenteert een wit moleculair sculptuur, opgebouwd uit herhalingen van dezelfde vorm. Het werk doet geometrisch aan en doet denken aan cellen, moleculen, organismen of netwerken. Het zou niet misstaan in een vroege tentoonstelling over het internet.

Onderlinge verbondenheid

Liza Freijsen, Veldwerk, 2018 (detail)

Een van de meer verrassende bijdragen is die van Lizan Freijsen. Niet omdat ze per se een verrassende keuze is – ik kan begrijpen dat Wildschut haar uitnodigde gezien haar fascinatie voor sporen van verval die men doorgaans het liefst zo snel mogelijk verwijderd, of voorkomt -denk aan vochtvlekken, schimmels en andere morsige viezigheden, maar omdat ze – wellicht onbedoeld – verwijst naar de magische manier waarop de natuur onderling met elkaar verbonden is.

Met Veldwerk presenteert ze haar werk voor eerst buiten de witte muren van een museum of galerie in de natuur en hierdoor verandert het werk op verrassende wijze van betekenis. Freijsens tapijt van schimmelgroeisels rondom de forse boomstronk van een oude kastanje lijkt nu te verwijzen naar het netwerk van schimmels dat eronder aan het werk is. Bomen communiceren met elkaar via een netwerk van schimmels, verwant aan ons internet. Ze kunnen elkaar voedingsstoffen sturen en zelfs altruïstisch optreden wanneer ze ziek zijn en hun voedingsstoffen beter door omringende gezonde bomen gebruikt kan worden. Internetpionier en technologie-denker Marleen Stikker bracht dit fenomeen van The Wood Wide Web onlangs nog ter sprake in Zomergasten.[2] In de context van het arboretum verwijst Freijsens vlek naar dit ingenieuze stelsel van onderlinge verbondenheid, dat op de oppervlakte onzichtbaar blijft. Wie weet hoeveel andere onderlinge samenhang en samenwerking er in de natuur te vinden is, waar wij (nog) geen weet van hebben.

Blootgesteld aan de elementen verbleken en vergelen de kleuren van het tapijt. Gras begint te groeien in de restruimtes en nestelt zich dicht tegen de randen van het kleed. Er groeien ook kleine plantjes. Hoe zal het werk er over een jaar uitzien? Of over vijf? De veranderingen die zich tijdens de tentoonstelling voltrekken worden opgenomen met een timelapse camera. De video zal na de tentoonstelling gepresenteerd worden.

Tot slot nodigt ook Aeneas Wilders Flower Labyrinth uit tot terugkomen. Wilder legde een bloemenlabyrint aan bestaande uit vast bloeiende planten en grassen – wat betekent dat ze (als het goed is), komende jaren weer terugkomen. Een letterlijke invulling van de cyclische aard van de natuur. Hij plantte de bloemen in een cirkelvormig labyrint om de boodschap van het cyclische te benadrukken. Het werk is aardig, de bloemen prachtig, maar ook hier blijft het geheel inhoudelijk gezien enigszins vlak. Vorig jaar was er tijdens documenta 14 in het Karlsaue Park in Kassel een vergelijkbaar bloemenwerk te zien: Ruderal Society: Excavating a Garden (2017) van Lois Weinberger. Tijdens mijn bezoek zag het werk eruit als een pad wat je kon bewandelen, geflankeerd aan beide zijden door allerlei veldbloemen, grassen en insecten, vergelijkbaar met de paden in het werk van Wilder. Wat bleek? In het werk van Weinberger was de vegetatie niet ontworpen, maar spontaan. Het werk was begonnen als braakliggend terrein. Weinberger heeft bij aanvang van de documenta simpelweg een stuk van het park weggegraven en liet de lege grond, met aan het einde een kleine heuvel van opgegraven aarde, vervolgens met rust. Enkele maanden later, tijdens mijn bezoek, was de kloof een pad geworden vol spontane vegetatie en ook de berg was volledig begroeid.

Aeneas Wider, Flower Labyrinth #2, 2018

Met dit werk, wat Tom Trevor in de catalogus van documenta 14 treffend omschrijft als Weinbergers ‘poëtica van het ‘ruderale’’, tart Weinberger het antropocentrische ideaal van de ongerepte natuur. Zijn werk gaat in tegen het ordenende principe van ‘het oorspronkelijke’ of ‘het ware’ door te tonen dat leven ook op braakliggende terreinen, de afvalgronden van de mens, tot bloei komt. Weinberger vindt deze vormen van spontane vegetatie ‘natuurlijker’ dan de natuurgebieden die door de mens krampachtig ‘wild’ gehouden worden.

Waar in Weinbergers installatie de vegetatie spontaan is en wild, is die bij Wilder zorgvuldig gepland en kunstmatig, dit terwijl de eerste de ‘natuur’ wegnam, terwijl de andere deze plantte. Kijkende naar Wilders installatie vraag ik me af of de spontane vegetatie hier welkom zal zijn, of dat ze driftig verwijderd zal worden. Het type ‘ruderale’ planten en bloemen is immers meestal onwelkom, net zoals de vlekken van Freijsen. Het is de natuur die ons zo lang het nog kan laat weten dat onze controle niet volledig is, de menselijke orde slechts schijn. Onder de oppervlakte broeit en groeit er van alles.

Zomersneeuw is een veilige, je zou bijna kunnen zeggen ‘tijdloze’ tentoonstelling geworden, zonder schurende werken die onze aandacht vestigen op de problematiek die het thema ‘eeuwige verjonging’ oproept. Toch is de tentoonstelling de moeite waard. Er zijn enkele goede werken te zien die doen reflecteren op de cyclische aard van het leven en onze plaats daarin. Bovendien is de natuur er prachtig. 

[1] Recent was Geelens werk te zien in de solotentoonstelling Eternity is a work of duty bij De Fabriek in Eindhoven.

[2] Bekijk het Zomergasten fragment hier: https://www.vpro.nl/programmas/zomergasten/kijk/afleveringen/2018/marleen-stikker.html#9ae11163-485c-409d-a923-2cb30a708fa3

Zomersneeuw, Beelden op de Berg (11e editie), Belmonte Arboretum, Wageningen, is te zien t/m 23.09.2018

Esther Kokmeijer – solid, liquid, vapour, TENT, Rotterdam, is te zien t/m 16.09.2018

Paul Geelen – Eternity is a work of duty, De Fabriek, Eindhoven, was te zien t/m 29.07.2018

Debbie Broekers

is kunstcriticus en kunsthistoricus

Recente artikelen